Zoeken in deze blog

donderdag 14 juni 2018

Eglise Saint-Symphorien te Nesles-la-Vallée (Val d'Oise 95)

Eglise Saint-Symphorien 
te Nesles-la-Vallée

Geschiedenis.
De kerk is toegewijd aan Saint-Symphorien van Autun.  Tijdens het Ancien Régime maakte de parochie deel uit van het diocees van Beauvais en de aanstelling van de priester was het uitzonderlijke recht van de bisschop van Beauvais.  De tienden van het dorp werden verdeeld tussen de landsheer van Nesles, het kapittel van de kathedraal Saint-Pierre van Beauvais, de kapelaan van de kapel Saint-Jean-L'Evangeliste en de priors van Conflans-Sainte-Honorine en L'Isle-Adam.
Rond 1130/1140 werd de kerk met een nieuwe klokkentoren begiftigd in laatromaanse stijl.  Deze is het enige element van de voorgaande kerk waarvan praktisch niets gekend is.  Het initiatief voor de heraanleg van de voorgaande kerk werd door de parochianen genomen en niet door de vele tiendenontvangers daar men met het schip begon die tot de last van de parochianen behoorde.  Deze reconstructie getuigt van de welvaart van Nesles-la-Vallée midden 12de eeuw.  Spijtig genoeg is geen enkel document wat betreft de constructie van de kerk bewaard gebleven en over haar geschiedenis is bijzonder weinig gekend.  Alle inlichtingen zijn bekomen door de archeologische analyse van het gebouw.  Alle auteurs zijn het erover eens dat het koor als laatste is opgericht en het gebouw het resultaat is van één enkele bouwfase.  Bertrand Monnet vermoedt dat deze begint in het laatste kwart van de 12de eeuw en beëindigd werd op het einde van de 12de eeuw of begin 13de eeuw met het koor.  Louis Regnier ziet het begin van de constructie in dezelfde periode, rond 1180 maar houdt zich het einde voor rond 1200 of 1220.  Maryse Bideault en Claudine Lautier veronderstellen dat de binnenste verheffing van het koor zou beïnvloed zijn door de kerk Saint-Yued van Braine die beëindigd werd rond 1180 wat het begin van de werken in 1185 zou verklaren.  De grote stilistische homogeniteit pleit voor een snel vorderende constructie, in een tijdspanne van een 15-tal jaar.  Enkel de puntgevel van de westelijke gevel is in de 16de eeuw herwerkt geweest en draagt als datum 1581.
De kerk werd als historisch monument geklasseerd in 1862.  Deze klassering is niet de aanleiding geweest tot een groots onderhoud van de kerk.  Een rapport ingediend door architect Edouard Danjoy in 1875 is alarmerend en voorziet een spoedige ruïne van het gebouw.  Het roostervenster van de westelijke gevel is beschadigd; de buitenste muren ontdaan van hun steunbogen, zijn gescheurd; de top van de gewelven is beschadigd onder invloed van insijpelend vocht; en de klokkentoren is gescheurd in de hoogte.  Het belang van de te ondernemen werken veroorzaakt nalatigheid van de overheid en de kerk wordt in 1879 gedeklasseerd met uitzondering van de klokkentoren.  Ondanks de desinteresse van de overheid en het ontbreken van voorstellen wordt de restauratie toch enige tijd later aangevat.  Het project wordt toevertrouwd aan architect Vernier van Beaumont-sur-Oise.  Tussen 1881 en 1891 zijn het koor, de laatste travee van het schip en talrijke architecturale details gerestaureerd onder zijn leiding wat aanleiding heeft tot scherpe kritieken.  Op hetzelfde moment wordt de restauratie van de klokkentoren aangevat door Danoy in 1890.  Vanaf 1904 zet architect Gabriel Ruprich-Robert zich in voor de restauratie en bekomt dat de kerk opnieuw wordt geklasseerd in 1910.  
De overdreven restauratiesporen zijn nog steeds gemakkelijk te herkennen met aan de binnenzijde zo ongeveer alle elementen uitgezonderd de basis van de klokkentoren welke met heel wat meer zorg wordt gerestaureerd door Danoy.  Aan de 1ste twee traveeën van het schip is het resultaat heel wat beter dan aan de behandelde gedeelten onder Vernier.
Na de Revolutie en de creatie van het departement Seine-et-Oise wordt de parochie toegevoegd aan het nieuwe diocees van Versailles.  Na de herindeling van de departementen in het Île-de-France wordt in 1966 het nieuwe diocees van Pontoise opgericht waarvan Nesles-la-Vallée deel gaat uitmaken.



Beschrijving.
Licht onregelmatig georiënteerd naar het zuidwesten toe aan de westelijke zijde, stelt de kerk zich samen met een schip van 4 traveeën met zijbeuken; met een koor van 2 traveeën welk een vierkante travee en een apsis van 3 zijden inhoudt; 2 zijbeuken van het koor dat aan de 1ste koortravee aanpaalt; en 2 koorkapellen met vlak kooreinde die aan de apsis grenzen.  De totale lengte bedraagt 28,70 meter waarvan 18,40 meter voor het schip.  De totale breedte bedraagt 12,80 meter op het niveau van het schip.  De hoogte onder de gewelven bereikt 12,15 meter.  Een toevoeging die waarschijnlijk als gevangenis diende, gaat de westelijke zijde van de noordelijke zijbeuk vooraf, en een sacristie bezet de hoek tussen de zuidelijke zijkapel en de apsis.
De noordelijke zijbeuk van het koor telt enkel 1 travee terwijl de zuidelijke de klokkentoren van 32 meter ondersteunt en hier wordt verdeeld in een korte, rechthoekige travee en een vierkante basis van de klokkentoren.  Dit is het oudste gedeelte van de kerk welk zou dateren van 1130/1140.  Het geheel van de kerk is overwelfd met ribben uitgezonderd de zuidelijke kapel die een gebroken tongewelf bezit.  In de centrale beuk, uitgezonderd de apsis, zijn het 6-delige gewelven die 2 bijkomende ribben bezitten, die loodrecht op de as van het gebouw staan.  De kerk bezit 2 toegangen.  Het westelijke portaal wordt zelden gebruikt en het zuidelijke portaal dat zich bevindt in de 3de travee van de zuidelijke zijbeuk.


(foto Wikipedia)

De structuur van de daken is heel eenvoudig.  De centrale beuk is overwelfd door een dak van 2 hellingen met een puntgevel in het westen.  De zijbeuken alsook de kapellen zijn overdekt met een afdak dat zich vasthoudt aan de muren van de hoofdbeuk.

De klokkentoren.
De Romaanse klokkentoren die gebouwd is rond 1130/1140 houdt 2 verdiepingen in met bogen en een 8-hoekige spits in steen, begrensd met 4 kleine torentjes van het vierkante plan die de overgang verzekeren van het vierkante naar het 8-hoekige plan.


De basis wordt gestut door 2 vierkante steunberen per hoek.  Bovenaan de benedenverdieping vallen de steunberen terug door een talud en worden helemaal vlak.  Deze zijn eveneens zichtbaar aan de noordwestelijke en noordoostelijke hoeken wat de hypothese bevestigd dat hij buiten het ontwerp voorzien was.  De basis is van een heel sober ontwerp wat contrasteert met de verdiepingen die een rijke versiering vertonen.  De rondboog aan de zuidelijke zijde is voorzien van een torische archivolt met daarboven een rij van spijkerkoppen die terugvallen op de kleine, grijnzende gezichten, en zij opent zich tussen 2 colonnetten met kapitelen waarvan de hoge dekstukken, 3 maal breder zijn.  Om de venster groter te laten lijken dan zij in werkelijkheid is, staan de colonnetten en de archivolt achteruit in overeenkomst met de opening.  Het gelijkvloers beëindigt zich door een bandlijst, die deze scheidt van de 1ste verdieping.  Deze bandlijst omsluit de steunberen die op dit niveau vlak zijn, vooraleer zij veranderen  in basissen van de steunbeerzuilen op de 1ste verdieping.







Bovenaan deze verdieping veranderen de zuilen zich in platte steunberen en gaan op in de gootklos "beauvaisine" die hier geen boogreeksen inhoudt.  Een gootklos "beauvaisine" stelt zich samen met kleine rondboogreeksen die terugvallen op de kraagstenen gebeeldhouwd in maskers en die ieder op zijn beurt zijn onderverdeeld in 2 kleinere boogreeksen.  Dit type van gootklos is verspreid in de streek van Beauvais, in de Franse Vexin en in de vallei van de Oise , ongeveer tussen 1120 en 1200.  Een goog van de gootklos is tussen de steunbeer en de hoek van de toren aangebracht, en een mascaron bezet de hoek.  Uitgezonderd aan het bovenste gedeelte van de toren zijn de hoeken van de klokkentoren versierd met dunne colonnetten.  De steunbeercolonnetten, een gootklos "beauvaisine" en colonnetten aan de hoeken bevinden zich eveneens op de 2de verdieping die zich enkel onderscheiden door een meer gedrongen diameter en door enkele motieven van de kapitelen.





Iedere zijde van de klokkentoren is opengewerkt met 2 rondbogen per zijde waarvan de buitenste archivolten  in het midden terugvallen op de halve zuil waarvan de diameter hetzelfde is als deze van de steunbeercolonnetten.  Een band van spijkerkoppen loopt boven de archivolten die trouwens identiek zijn aan deze van de boog aan de basis van de klokkentoren.  De bogen op de verdiepingen zijn hoger dan deze op het gelijkvloers en zij bezitten onderaan archivolten die terugvallen op 2 colonnetten met kapitelen.




De spits reikt heel hoog.  Zijn ribben zijn versierd met voetringen en zijn zijden zijn volledig overdekt met gegraveerde zigzaglijnen.  Men bemerkt hier de afwezigheid van de gebruikelijke oculi waarvan de functie erin bestaat om de weerstand van de wind te beperken.  De 4 torentjes zijn analoog en worden getemperd door de bloemvormige versiering.  In zijn geheel is de klokkentoren van Nesles-la-Vallée verwant met deze van de kerken van Athis-Mons, Bougival, Ennery en Jouy-le-Moutier maar de grote gelijkenis bestaat met deze van Santeuil.



Bronnen.
Lous Régnier in Excursions archéologiques dans le Vexin Français; Editions Bernard-Badel; Gisors 1927.
Bernard Monnet in Congrès archéologique de France 103ième session 1944; Paris 1945.
Maryse Bideault et Claudine Lautier in Île-de-France Gothique I; les églises de la vallée de L'Oise et du Beauvaisis; Editions Picard; Paris 1987.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: