Zoeken in deze blog

zaterdag 23 juni 2018

Eglise Sainte-Anne te Sermaise (Essonne 91)

Eglise Sainte-Anne 
te Sermaise










Bijlagen.

Ancienne abbaye Saint-Arnould te Crépy-en-Valois (Oise 60)

Ancienne abbaye Saint-Arnould 
te Crépy-en-Valois

Beschrijving.
Crépy-en-Valois is in de 11de eeuw een belangrijk centrum geweest, in het hart van een graafschap dat een grote politieke rol heeft gespeeld.
Van de kerk Saint-Arnoul die opgericht was in de loop van de 11de eeuw door graaf Gautier, blijft nog enkel een deel van de crypte en het onderste gedeelte van een zijmuur van het schip over.  Saint-Arnoul werd een priorij afhankelijk tijdens de Honderdjarige Oorlog in 1434.
De kapitelen tonen aan dat hoewel de stad reeds een centrum was, toch vreemde lui aantrok daar de streek uit de toon viel in de productie van het Île-de-France in de 11de eeuw.
Hun kapiteellichamen zijn meer vooruitstrevend en verruimend, hun profilering benadert een Korintisch kapiteel, in de binnenste kraag om op een manier het centrum van haar zijden en de bovenste hoeken tot uitdrukking te laten komen.  Het reliëf is eveneens meer verruimend, de krullen zijn massiever en het model maar afgestoken.  Al deze kenmerken laten de ateliers van het torenportaal van Saint-Benoît-sur-Loire tot uiting brengen.  Er zijn wel verschillen en de kunstenaar die deze kapiteellichamen heeft gebeeldhouwd, moet ook een meer plaatselijke vorming gekregen hebben.  Het gebladerte stelt palmetten voor en geen acanthusgebladerte.  De halve palmbladeren zijn omgekeerd of tov elkaar gezet en omgeven met stengels.  De geometrische motieven zoals zaagtanding, uitgeholde driehoeken vermengen zich met het decor.





Een heel mooi kapiteel stelt 2 tov elkaar gestelde hanen voor in een aangrijpende houding bij het gevecht, getrokken in een heel uitgesproken reliëf met op de achtergrond geribde bladeren.  De halzen en de koppen maken zich met een meesterschap los van de achtergrond wat contacten met Bourgondië laat vermoeden maar de veelzijdige kromming van de vormen zijn meer verwant met de plaatselijke kunst.



Bron.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions de Zodiaque; la Nuit des Temps 60; abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.

Bijlagen.
-http://atlas-roman.blogspot.be/2014/07/60-oise-romane.html

Eglise Saint-Vaast te Cuvergon (Oise 60)

Eglise Saint-Vaast 
te Cuvergon









Bijlagen.

Église Saint-Rémi te Orrouy (Oise 60)

Église Saint-Rémi 
te Orrouy

Geschiedenis.
Orrouy wordt beschouwd als één van de oudste parochies in de streek van de Valois maar van zijn oorsprong is nagenoeg niets gekend. De patroonheilige is Saint-Rémi van Reims.  In navolging van de naburige kerk van Béthisy-Saint-Pierre schonk de lokale heer de kerk Saint-Rémi, waarschijnlijk in de 9de eeuw aan de abdij Saint-Crépin-le-Grand van Soissons.  Orrouy verkreeg een priorijpriester en de parochiale dienst werd er verzekerd door één van de religieuzen van de abdij die de functies van pastoor en prior verenigde.  In de periode van de invallen van de Noormannen in de vallei van de Automne hadden de religieuzen geen andere keuze om de bescherming te vragen van de graven van Crépy die hiervan profiteerden om de bezittingen van de abdij ter plaatse, in te palmen.  Deze situatie hield aan tot in 925 toen graaf Gautier le Blanc ze teruggaf aan de abdij, op aanraden van zijn broer, Guy d'Amiens, bisschop van Soissons.  Nadien ging de toekenning van de priester over naar de prior van Saint-Thibaut, in de nabijheid van Bazoches-sur-Vesle.  Op het kerkelijk plan hing de parochie van Orrouy af van de dekenij van Béthisy, de aartsdekenij van Rivière en van het diocees van Soissons en dit tot en met de Revolutie.  Vervolgens werd het diocees van Soissons nog enkel beperkt tot het departement van de Aisne en Orrouy werd toegevoegd aan het diocees van Beauvais.  
De verschillende bouwcampagnes van de kerk zijn niet gedocumenteerd door bronnen.  Zij kunnen echter bepaald worden dankzij de stilistische analyse van het monument.  Het Romaanse klokkentorenportaal dat één van de zeldzaamste vertegenwoordigers is in zijn genre in de Oise samen met Estrées-Saint-Dénis, Morienval en Thourotte, schijnt beïnvloed geweest te zijn door zijn tegenhanger van Morienval en kan volgens Dominique Vermand gedateerd worden op de periode rond 1130.  Het basicale schip is van dezelfde periode als de klokkentoren maar de vensters van de zijbeuken zijn hernomen geweest in de 16de eeuw zoals het lijstwerk het aanduidt die deze vensters omgorden.  Verder herwerkingen zijn uitgevoerd rond 1760.  Deze herwerkingen slaan op de buitenste muren die niet homogeen zijn en op de platte plafonds.  Men kan ook bevestigen dat de zijbeuken verlengd zijn naar het westen toe en dit aan weerszijden van de klokkentoren.  De dichtgestopte westelijke rondboog aan de zuidelijke zijbeuk bezit een monoliet linteel wat typisch is voor de Romaanse periode.  Het vlakke plafond van het schip dat sterk gelijkt op deze van de zijbeuken, kan men eveneens dateren van de periode van rond 1760.  Het transept, het koor met het kooreinde en zijn 2 zijkapellen die samen één geheel vormen als een hallenkoor, is in de flamboyante Gotische stijl.  Het jaartal 1542 dat men kan aflezen op verschillende glasramen, kan beschouwd worden als de einddatum van de werken.


De kerk Saint-Rémi is op 05 augustus 1933 geklasseerd als historisch monument en bevindt zich op dit moment in een tamelijk goede staat.

Beschrijving.
Onregelmatig georiënteerd naar het noordoosten aan de zijde van het kooreinde, volgt de kerk een symmetrisch plan en stelt zich samen uit 2 goed te onderscheiden delen, hetzij het schip met de zijbeuken en het hallenkoor.  De eerste travee van het schip is voorafgegaan door een klokkentorenportaal langswaar men de kerk betreedt.  In de narthex daalt men 3 trappen af waarna men voorbijkomt aan een gesmeden ijzeren gril die het schip afsluit; daalt men nogmaals een viertal trappen af, om het schip tenslotte te betreden.  Het schip houdt 4 traveeën in en is verheven op 2 niveaus met eerst de verdieping van de grote boogreeksen en vervolgens deze van de hoge vensters die nu dichtgestopt zijn door het afdak van de zijbeuken.  De zijbeuken houden één travee meer in naar het westen toe.  De eerste travee in het noorden is de doopkapel langswaar men direct de narthex kan betreden.  De eerste travee in het zuiden doet dienst als sacristie.
De oostelijke delen stellen zich samen met 3 beuken waarbij de breedte is berekend op het schip en de zijbeuken.  Ondanks een grotere hoogte dan het schip, bestaan zij uit slechts één niveau.  Het centrale schip, met de kruising van het transept en het koor, is 2 maal breder dan de zijbeuken dan de kruisbeuken van het transept en de zijkapellen van het koor dat zich beëindigt door een plat kooreinde.  De basis van de klokkentoren is overwelfd met een tongewelf.  Het schip en de zijbeuken zijn eenvoudig voorzien van een plafond.  Het hallenkoor is overwelfd met ribben met een gelijke hoogte onder de top van de gewelven voor de 3 beuken.  De klokkentoren is getooid met een zadeldak.  Het schip is begiftigd met een dak met 2 hellingen waarbij de puntgevels niet zichtbaar zijn.  De daken van de zijbeuken nemen hun steun bij de gootmuren van het schip.  Het centrale schip van het hallenkoor bezit een dak met 2 hellingen in de as van deze van het schip.  De 4 traveeën van de zijbeuken hebben elk hun eigen puntgevel, hetzij 2 in het noorden en 2 in het zuiden en zijn voorzien van loodrecht op elkaar staande daken in de as van het gebouw.


De klokkentoren is volledig in maatstenen opgetrokken.  Hierbij doet zijn basis dienst als narthex.  De tussenliggende verdieping onderscheidt zich bijna niet van zijn basis en de 2 bovenste verdiepingen waren aanvankelijk analoog met elkaar, uitgezonderd enkele details in de versiering.  Tot aan het bovenste gedeelte van de tussenliggende verdieping, worden elk van zijn hoeken gestut door 2 platte steunberen.  De eerste 2 verdiepingen zijn verstoken van iedere versiering, uitgezonderd het westelijke portaal in korfboog, welke van de late Renaissance dateert.  Hij wordt begrensd met 2 platte pijlers met kapitelen versierd met een kegelvormige versiering.


De tussenliggende verdieping was aanvankelijk doorbroken met 2 kleine rondbogen, per zijde.  Deze zijn nu dichtgestopt en enkele zijn zelfs volledig verdwenen.


Wat betreft de 2 bovenste verdiepingen, is de klokkentoren van Orrouy verwant met een serie van Romaanse klokkentorens in de Oise met 2 bogen per zijde en per verdieping. Elk van deze zijn verdeeld in 2 kleine rondbogen door een centrale colonnet en een timpaan.  De klokkentoren van Orrouy is aldus verwant met deze van Auger-Saint-Vincent, Bonneuil-en-Valois, Catenoy, Cauffry, Chamant, Frocourt, Jaux, Glaignes, Labruyère, Marissel, Marolles, Ménévillers, Morienval, Néry, Saintines en Saint-Vaast-de-Longmont.  De klokkentoren van Orrouy behoort meer tot een meer geëvolueerd type waarbij de bovenste archivolt van de bogen terugvalt op 2 colonnetten met kapitelen.  Op de 3de verdieping verdelen de 2 naast elkaar liggende archivolten zich met eenzelfde colonnet voor de middelste pilaar.  Op de bovenste verdieping bevinden zich 2 paarsgewijze colonnetten voor de middelste pilaar.  De dekstukken vormen doorlopende tabletten en dienen eveneens als dekstuk voor de colonnetten aan de hoeken, welke men geregeld ontdekt bij de Romaanse klokkentorens in de regio.  Met het lijstwerkpatroon is de derde verdieping in het midden en bovenaan versierd met een schuin afgewerkte en een platte band en waarin de dekstukken overgaan.  Bovenaan de archivolten van de bogen loopt een dubbele schuin afgewerkte band en bij de bovenste verdieping vervoegt zich nog een rij van zaagtanding.  De gootklos is een schuin afgewerkte tablet die op de kraagstenen rust.  Het beeldhouwwerk van de kapitelen is heel oppervlakkig met knoppen aan de hoeken, platte bladeren, eierlijsten en zaagtanding.  Het merendeel van de bogen op de derde verdieping zijn volledig dichtgemaakt hebben hun middelste colonnetten verloren.







Bronnen.
Dominique Vermand in Eglises de l'Oise; les 35 clochers de la Vallée de l'Automne; Comité Départemental de Tourisme de l'Oise 1996.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions de Zodiaque; la Nuits des Temps 60; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.

Bijlagen.
-http://atlas-roman.blogspot.be/2014/07/60-oise-romane.html

Basse-Oeuvre, Cathédrale Saint-Pierre te Beauvais (Oise 60)

Basse-Oeuvre, Cathédrale Saint-Pierre 
te Beauvais

Beschrijving.
De kerk Basse-Oeuvre te Beauvais, is niets anders dan het schip van de oude kathedraal, dat nooit werd afgebroken en maakt deel uit van de Gotische kathedraal die nooit werd afgewerkt.  Het contrast is verbazend tussen de grootse constructie van de 13de-16de eeuw en het kleine schip.
Dit gebouw is voorafgaand aan de Romaanse periode voor zijn grootste gedeelte daar onderzoek heeft bevestigd daar dit gebouw te dateren is van voor het jaar 1000, onder het episcopaat van bisschop Hervé, maar zijn structuur is heel kenmerkend voor een groot aantal kerken in het Île-de-France, de regio van de Aisne en het noorden van de Marne.  Enkele wijzigingen zijn gebeurd in de 11de eeuw aan de gevel, die in de 17de eeuw gerestaureerd werd. 
De kerk stelt aan de buitenzijde het karakteristiek voorkomen van gebouwen begrensd met zijbeuken voor.  De gevel is doorbroken met een ingang zonder versiering.  De venster in de as is in de 11de eeuw voorzien geweest van een archivolt in rondboog, versierd met uitgeholde sterren in kleine vierkantjes op 3 rijen.  Een rij van staafvormige kanteelversiering omringt de boog van de venster en verlengd zich over de ganse breedte van de gevel.  Drie figuren in zwak reliëf staan bovenaan dit geheel.  Zij zijn rechtstaand en onderhevig geweest aan de tijd.  De centrale figuur die de grootste vormt, verheft zijn rechter arm.  Twee banden waarvan de ene is versierd met staafvormige kanteelversiering, versnijdt de hoogte van het geheel onder de puntgevel.  In het midden is een kruis met verwijde armen aangebracht tussen 2 kleine cirkelvormige openingen.





De zijmuren zijn opgericht in kleine kubisch metselverband overeenkomstig met de Gallo-Romeinse traditie.  Een gedeelte van de materialen schijnt trouwens materiaal in hergebruikt te zijn.  De hoge vensters zijn bekroond met een archivolt waarbij de nauwe sluitstenen zich afwisselen met bakstenen.



Het schip is nu beperkt tot 3 traveeën die nooit overwelfd geweest zijn.  De vensters zonder uitsprong, zijn in de as doorbroken met grote rondbogen en zonder versiering.  De vierkante pijlers die waarschijnlijk van de 11de eeuw zijn, hebben achthoekige steunpijlers vervangen die door archeologisch onderzoek aan het licht zijn gebracht.  Door de opgravingen weet men ook dat het Basse-Oeuvre een transept inhield, voorbij het vroegere, langere schip en een koor dat beëindigd werd door een rechte muur.



Bron.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions de Zodiaque; la Nuit des Temps 60; abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.


Bijlagen.