Zoeken in deze blog

vrijdag 19 augustus 2022

Eglise Saint-Pierre te Saint-Pierre-le-Vieux (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Pierre 

te Saint-Pierre-le-Vieux


Geschiedenis.
Voorheen vermeld als Ecussoles is het dorp voor de 1ste keer in 936 vermeld in de charters van Cluny van april tot juni.  Er wordt melding gemaakt van een schenking van de eigendom van de heerlijkheid van Ecussoles aan de monniken van Cluny door Geoffroy, graaf van Nevers; en zijn vrouw.  De schenking houdt eveneens de horigheden en de kerk in die zich in het gehucht bevinden.  Op dat moment is ze reeds toegewijd aan de apostel Saint-Pierre (Petrus).  In de onderzoeken in haar huidige staat, is het onmogelijk te bepalen of deze kerk zich op de plaats van de huidige kerk bevond, of er nog directe overblijfselen zijn die de oudste delen van het moderne gebouw vormen, of het hier gaat om een 2de constructie.
Tussen 980 en 1030 vervoegt Ecussoles, Saint-Pierre-le-Vieux geworden, de 8 dekenaten die de abdij van Cluny vormen.  In 980 is de kerk hetzelfde moment geciteerd als het dorp in de charters van Ecussones; "Escurolas vicaria".  Voorheen als horigheid is Ecussoles vanaf dat moment een dekenaat dat aanspraak kan maken op de ontvangst van tienden en van justitie.  
Rekening houdend met de architecturale aanwijzingen en het ontbreken van historische bronnen gaan de romaanse overblijfselen waarschijnlijk terug tot de 2de helft van de 11de eeuw.
In de 15de eeuw is de priester van Saint-Pierre bevestigd in een rekening van de aartspriester van Rossey.
Rond 1570 vernielen de troepen van de Hugenoten van admiraal Coligny, het dekenaat en de kerk Saint-Pierre in de context van de Godsdienstoorlogen.  Van de kerk rest nog enkel zijn transept en zijn klokkentoren met uitzondering van de 3de verdieping.  De rest van de klokkentoren is haastig afgesloten met een korte spits.
In 1575 is een stenen retabel toegevoegd.  Het is een geschenk aan de bevolking van het dorp door een anonieme schenker uit dank voor de snelle reconstructie van het gebouw.
In 1675 maakt het bezoek van de aartspriester van Rousset melding van de erbarmelijke staat van het gebouw waarbij de snelle reconstructie van een eeuw voordien belangrijke gebreken laat zien met de zwakte van de constructie, slecht onderhoud van de decors, fouten in de structuur, niet ingewijde altaren.  Hij maakt ook melding van 2 kapellen aan iedere zijde van het koor, toegewijd aan Sainte-Anne en Saint-Denis.  Tussen 1743 en 1775 wordt de sacristie opgericht.
Op het einde van de 18de eeuw wordt de kerk te klein voor de groeiende bevolking en ontstaat een groeiende twist tussen de bevolking en de priester die uiteindelijk in 1793 afstand doet van zijn ambt.  In 1799 wordt de kerk verkocht aan Gabriel Clement.
In 1803 verkrijgt de gemeente opnieuw een priester die in 1804 wordt aangesteld door de bisschop van Mâcon.  In 1804 wordt de kerk verkocht aan de gemeente doordat de bevolking de aankoop financiert. 
Gedurende de 19de eeuw is het lot van de kerk onzeker doordat het gebouw zich in een heel slechte staat bevindt, te klein is geworden voor de bevolking.  In 1810 wordt een tribune aangebracht en worden de dringendste herstellingen uitgevoerd.  
Begin 20ste eeuw wordt het restauratieproject en niet de reconstructie uiteindelijk aangenomen.  Het project wijzigt het originele gebouw aanzienlijk.  In 1902 en 1903 wordt het schip verhoogd en geplafonneerd terwijl een nieuwe tribune en een nieuwe trap tot de klokkentoren worden opgericht.  Het dak van de klokkentoren en de bepleistering worden eveneens herdaan.  In 1906 wordt het koor vergroot en gerestaureerd op hetzelfde moment van een sacristie op de plaats van het vroegere kerkhof.

Beschrijving.
De grond waarop het kerkgebouw rust, staat op een helling en trappen legaliseren de verschillende niveau's tussen de delen van de kerk waarbij 2 trappen het schip van het transept scheidt, en 2 andere naar het koor leiden.  De kerk volgt een typisch romaans plan met een éénbeukig schip, een travee onder de klokkentoren en een apsis.
Het schip houdt verschillende romaanse kenmerken in zoals de dikte van de muren.  Zij is echter in de 16de eeuw gereconstrueerd.  Het schip is bevloerd met grote, zwarte tegels van Tramayes.  Zij is geplafonneerd en voorzien van een moderne tribune.  Zij wordt verlicht door 2 grote moderne rondboogvensters aan iedere zijde en verhoogd in overeenkomst met de grond. 


Het transept en de klokkentoren zijn de 2 zekere, romaanse elementen van de kerk.  De klokkentoren rust op de kruising van het transept dat overwelfd is met een tongewelf, en rust op 4 rondbogen.  De kruisbeuken van het weinig uitstekende transept, zijn eveneens overwelfd met een tongewelf en steunen het zware geheel van de klokkentoren.



De klokkentoren zelf is van het vierkante plan.  De 1ste verdieping houdt dichtgestopte rondbogen in met uitzondering van het westen waar deze geopend zijn. De 2de verdieping bewaart op zijn oostelijke zijde een drievoud van bogen in met colonnetten en versierde kapitelen.  Deze kapitelen stellen een rechtstaande figuur en 2 viervoeters in symmetrie, in.  De westelijke, zuidelijke en noordelijke zijden bewaren paarsgewijze rondbogen.  De zijden van de klokkentoren houden met uitzondering van het noorden, eveneens een rondboogreeks in met gebeeldhouwde modillons met mensengezichten.  De spits van de klokkentoren is heel kort en werd in de 16de eeuw gereconstrueerd na het verdwijnen van de 3de verdieping.





De apsis is overwelfd met een halfkoepel en geopend door 2 moderne vensters.  Vier beelden in verguld hout zijn in de lengte van de kromming van de apsis uitgestald.  Deze geeft zowel in het zuiden als het noorden toegang tot de sacristieën, die zijn toegevoegd aan de transeptarmen.  Ten zuiden van de apsis bevindt zich eveneens een traptoren die naar de klokkentoren leidt.


(foto 2, 9 en 10 Wiki Mâcon Sud Bourgogne)
Bijlagen.

Eglise Saint-Antoine te Salornay-sur-Guye (Saône-et-Loire 71)

Eglise Saint-Antoine 
te Salornay-sur-Guye


Geschiedenis.
Talrijke Romeinse overblijfselen zijn teruggevonden in de loop van de 20ste eeuw op het gebied van de gemeente zoals een Romeinse bewoning, vazen uit gebakken aarde die 60 à 70 000 Romeinse munten bevatten, 2 zilveren armbanden, zilveren lepel, 2 gouden staven.  Eveneens zijn verschillende graven ontdekt op de helling van de heuvel.
Salornay is voor de 1ste keer vermeld op het einde van de 9de eeuw; "In Matisconensi pago...in Salurnensi villa eclessiam Santi-Sulpicii".  Het dorp is als gevolg verschillende malen geciteerd in charters van de abdij van Cluny in de 10de en 11ste eeuw; "In vicaria Salurniacensi, in agro Salorniacense, in villa Salorniago".  
Een 1ste kerk is te Salornay reeds in 873-876 vermeld onder het patronaat van Saint-Sulpice; "In Salurnensi villa ecclesiam Sancti-Sulpicii".  Het huidige gebouw komt gedeeltelijk overeen met een latere romaanse constructie die zou teruggaan tot de 11de eeuw.  Tijdens deze periode beschrijft een charter van het kapittel van Saint-Vincent van Mâcon de schenking van het gebouw aan de monniken van Perrecy-les-Forges.  Het is aldus waarschijnlijk dat de kerk een tijdje hiervoor gereconstrueerd werd.  Zij behoort reeds vanaf dat moment tot de collatie van de prior van Perrecy-les-Forges en blijft het centrum van de parochie van Salornay.
De huidige kerk bewaart van het romaanse gebouw enkel de klokkentoren en de travee die deze ondersteunt alsook zijn apsis die tijdens een moderne periode herwerkt is.  Het hedendaagse gebouw is toegewijd aan Saint-Antoine-le-Grand.
Men weet weinig af van de evolutie van de kerk van Salornay in de loop der tijden.  Zij is voor 1412 vermeld in een prebendenregister; "Ecclesia de Salornayo supra Guyam".  In 1630 is een kapel Notre-Dame-de-Pitié geciteerd die reeds in de 16de eeuw aanwezig was en waarvan het patronaatschap aan Jean Ligeret, kanunnik van Mâcon behoorde.  Een rozenkranskapel is eveneens in de rechtervleugel rond 1645 vermeld.  Tijdens deze periode bezat de kerk eveneens ten noorden van de ingang van de oude kerk, een kapel toegewijd aan Sainte-Anne.
In de 18de eeuw bezit Salornay reeds een toevoeging met de kerk van Chérizet.  Tijdens de Revolutie wordt de cultus onderbroken.  Begin 19de eeuw wordt de cultus aan de kerk teruggegeven.  De jaren en het ontbreken van onderhoud hebben het gebouw zichtbaar in een zorgelijke staat gebracht zodat de kerk tussen 1819 en 1921 grond gewijzigd wordt met de afbraak en de reconstructie van een nieuw schip met toevoeging van de kapellen toegewijd aan Saint-Antoine en de heilige Maagd, en een sacristie in het noorden.
In 1840 wordt een uurwerk aangebracht en 3 jaar later vinden er dringende restauratiewerken plaats aan de daken van het gebouw.  In 1877 wordt het fresco die de apsis siert, aangebracht.
In de 20ste eeuw wordt het gebouw op onregelmatige tijdstippen onderhouden.  In 1986 worden de apsis en de romaanse klokkentoren gerestaureerd.  In 1990 vindt opnieuw een algemene restauratie plaats aan de binnenzijde van het gebouw.

Beschrijving.
Bij de kerk van Salornay-sur-Guye is de romaanse met de moderne constructie vermengd.  De kerk is samengesteld met een breed schip met zijbeuken, gevolgd door een transept waarvan enkel de kruising en de klokkentoren romaans zijn en heeft een halfcirkelvormige apsis geflankeerd van een moderne sacristie aan beide zijden.

(plan uit Sauvegarde de l'Art Français)

De gevel van de kerk is gevormd door een uitbouw op de hoofdbeuk van de kerk. Deze uitsprong is eenvoudig geopend door een eenvoudige rondboog met een beglaasd timpaan.  Een klein rondboogvenster staat boven de ingang.  Een kordonlijst begrensd het driehoekige fronton van de puntgevel, doorbroken met een oculus om de dakconstructie te verlichten.


De muren van de zijbeuken van het schip zijn doorbroken van rondboogvensters.  Zij beschikken elk van een ingang maar deze in het noorden is recentelijk heropend.
De travee onder de klokkentoren is aan iedere zijde geflankeerd van een kapel en verlicht door een modern rondboogvenster. 


De klokkentoren is samengesteld uit een onversierde sokkel begrensd met een kordonlijst en vervolgens van 2 verdiepingen.  Enkel de noordelijke zijde van de 1ste verdieping is geopend met een rondboog, de andere zijn onversierd en dragen het uurwerk.  De bovenste verdieping is voorzien van een paarsgewijze boog per zijde met in het midden een terugval op dubbele colonnetten met eenvoudig versierde kapitelen.  De klokkentoren is getooid met een korte piramide van 4 zijden. 




De halfronde apsis is gestut door dunne steunberen die de 3 vergrote rondbogen omkaderen.  De apsis is zowel in het noorden als het zuiden geflankeerd van een sacristie.  Een gootklos loopt rond het ganse oostelijke gedeelte van het gebouw.  Deze modillons zijn onversierd met uitzondering van deze van de klokkentoren die gebeeldhouwd zijn met een T en 2 bollen.  De klokkentoren en de apsis zijn beiden overdekt met lavaplaten, de rest met dakpannen. 





Het schip is volledig geplafonneerd.  De hoofdbeuk staat met de zijbeuken in verbinding via de rondboogreeks die op de vierkante pijlers rusten.  Bovenaan deze bogen zijn de nissen in rondboog duidelijk afgetekend in licht reliëf, elkeen omkaderd met pilasters.  De toegang tot de klokkentoren is uitgewerkt in de uitsprong van het schip, net zoals de nis die de doopvont inhoudt.


De travee onder de klokkentoren waarvan het niveau met een trede hoger ligt, is overwelfd met een tongewelf en omringd door 4 gebroken bogen met dekstukken.  In het noorden en het zuiden staan zij in verbinding met moderne kapellen die de zijbeuken verlengen.  De travee onder de klokkentoren opent zich in het oosten op een rechte travee, overwelfd met een gebroken tongewelf die de apsis voorafgaat.  Deze rechte travee staat in het noorden en het zuiden in verbinding met de sacristieën.  






De apsis is overwelfd met een halfkoepel en is versierd met 19de eeuwse fresco's met een voorstelling van "de kroning van de Maagd door Christus". 


Bijlagen.

dinsdag 16 augustus 2022

Eglise Sainte-Foy te Burzy (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Sainte-Foy  

te Burzy


Geschiedenis.
De eerste vermelding van het dorp dateert uit 946, in de charter 691 van het cartularium van de abdij van Cluny; "In pago Matisconensi, in agro Aynacensi, in villa Burziaco".  Deze akte beschrijft een gift van 3 hofsteden te Burzy.  De schenker is Aynard die deze gronden overdraagt aan de abdij van Cluny. In de daaropvolgende eeuwen is het dorp enkele malen geciteerd maar de verwarring met het dorp Burgy komt geregeld voor.
De kerk is gelegen op een rotsachtige uitloper, naast een meer en een beek, omringd door zijn kerkhof.  Zij staat onder het patronaat van Saint-Foy en schijnt te dateren uit het einde van de 11de of begin 12de eeuw.  Het is een van romaanse oorsprong, heel eenvoudig gebouw met een éénbeukig, rechthoekig schip, een travee onder de klokkentoren gestut door luchtbogen en een apsis.  De luchtbogen zouden enige tijd na de constructie aan het gebouw aangebracht zijn om zijn structuur te versterken.  De kerk is waarschijnlijk gebouwd door de monniken van Cluny.  Zij behoort reeds van bij haar oprichting tot de collatie van de bisschop van Mâcon en het centrum van de parochie van Burzy.
In de eeuwen die volgen op de constructie van de kerk schijnt deze verschillende keren herwerkt te zijn maar weinig documenten verhalen hierover.  In de 15de eeuw zijn de gotische kapellen toegevoegd, zowel in het noorden als het zuiden aan de 1ste travee. Vermoedelijk is dit gebeurd op het moment van een algemene restauratie van het gebouw.  Op het plan beslaat zij een Latijns kruis.  Deze zijn toegewijd aan de heilige Maagd en het Heilig Hart.  De herneming van de brede, gotische vensterbogen zou kunnen dateren uit deze periode.  Vanaf de 15de eeuw is de kerk verenigd met deze van Vaux en Joncy.  Deze unie duurt tot rond 1685 wanneer Burzy opnieuw een zelfstandige parochie wordt. 
Bij het begin van de 19de eeuw is de kerk waarschijnlijk opnieuw gerestaureerd om er de cultus te laten doorgaan.  In 1828 zijn de werken gerealiseerd maar zonder bijzonderheden hierover te kennen.  Het is van deze periode dat men de tribune aan het einde van het schip heeft toegevoegd, net zoals de sacristie ten noorden van de travee onder de klokkentoren.  
In de 20ste eeuw is de kerk verschillende keren gerestaureerd geweest zoals de gewelven en de bezetting.  De laatste algemene restauratie dateert uit 2006 voor de buitenzijde.  Hierbij heeft men de bezetting van de muren hernomen, de heropening van de tussenliggende bogen van de klokkentoren, een herneming van het dak, een hernieuwing van het dak van de klokkentoren met lavaplaten, de algemene sanering en reiniging van het gebouw en de herneming van het metselwerk van het kooreinde. 

Beschrijving.
Oorspronkelijk volgde de kerk een gewoon plan met een éénbeukig, bescheiden schip, een travee onder de klokkentoren overwelfd met een graatgewelf met aan de buitenzijde een ondersteuning door luchtbogen, en een apsis.  De enige toevoegingen aan de romaanse constructie zijn de zijkapellen aan de 1ste travee van het schip en een sacristie ten noorden van de travee onder de klokkentoren.
De gevel van de kerk is heel eenvoudig.  Deze is samengesteld met een portaal in rondboog waarvan het timpaan is uitgediept en in steen, met een linteel dat rust op de kraagstenen.  Een zware oculus is boven het portaal doorbroken en voorzien van een roostervenster. 




Het schip is doorbroken van 2 vensters per gootmuur waarvan 1 in rondboog in het midden en een breder met gebroken boog in het oosten.  De laatste travee van het schip is geflankeerd van vierkante zijkapellen elk voorzien van een spitsboogvenster. 
De travee onder de klokkentoren is in het zuiden geopend met een gelijkaardige boog.  Deze is gestut door 2 brede luchtbogen met een basis in rondboog die het gewicht van de klokkentoren ondersteunen.  In het noorden is de sacristie aan deze luchtboog toegevoegd.  De boog van deze is zichtbaar in het metselwerk.



De rechthoekige klokkentoren is in zichtbaar metselwerk gelaten.  Van het getrapte profiel stelt hij zich samen met 2 korte verdiepingen opengewerkt met rondbogen.  De 1ste verdieping is recentelijk vrijgemaakt en wordt uitgezonderd in het westen, doorbroken van een brede rondboog aan iedere zijde.  In het noorden verschaft een kleine deur toegang tot de klokkentoren.  De 2de verdieping is voorzien van een paarsgewijze boog per zijde waarvan de basis rust op een stenen kordonlijst en de bogen in het midden terugvallen op een dubbele colonnet met eenvoudig gebeeldhouwde kapitelen.  De klokkentoren is getooid met een piramide van 4 zijden.



De halfronde apsis is geopend door 3 kleine bogen waarvan er 2 in rondboog zijn en 1 drielobbig venster.  Een gootklos met platte stenen omringt de apsis en ondersteund zijn dak met lavaplaten.  De rest van het gebouw is overdekt met platte schaliën. 



Aan de binnenzijde heeft de kerk een bescheiden en warme atmosfeer behouwen wat typisch is voor de romaanse kerken.  Het schip is volledig bevloerd.  Het is overdekt met een plafond in gips en voorzien van een tribune bovenaan de ingang.  Een bergkast in rondboog is aan de zuidelijke muur uitgehold op de plaats van een vroegere opening naar buiten toe.  De gotische kapellen zijn eveneens geplafonneerd.  Deze openen zich op de 1ste travee van het schip via gebroken bogen met imposten en zijn begrensd door de kleine balustrades in hout.


De travee onder de klokkentoren is geopend door een gebroken boog, lichtjes verborgen door het plafond van het schip. De kruising die de klokkentoren ondersteunt is overwelfd met een graatgewelf en in het zuiden als het noorden geflankeerd van ronde ontlastingsbogen.  In het noorden staat zij in verbinding met de sacristie.  In een nis waar oorspronkelijk een rondboogvenster was geopend staat nu een heiligenbeeld.




De ondiepe apsis opent zich via een heel scherpe boog die op polygonale pilasters terugvalt.  Zij is overwelfd met een gebroken halfkoepel.  De apsis bewaart het hoofdaltaar in steen.  Met uitzondering van de apsis zijn alle bogen in zichtbare stenen gelaten. 



Bijlagen.

Chapelle Saint-Martin te Saint-Martin-la-Patrouille (Saône-et-Loire 71)

 Chapelle Saint-Martin 

te Saint-Martin-la-Patrouille


Geschiedenis.
Het dorp van Saint-Martin-la-Patrouille is voor de 1ste keer geciteerd in een charter van de abdij van Cluny in 960; "In Pago Matisconensi in fine Terciacens".  In de eeuwen die volgen is het dorp vooral vermeld als Saint-Martin-sur-Guye.  Patrouille zou komen van de zone waarin het dorp zich bevindt, een moerassige zone in de vallei van de Guye.  Tijdens de Revolutie nam het dorp de naam aan van Bragny-sur-Guye.
Een kerk is reeds geciteerd te Saint-Martin-le-Patrouille rond 1030, in een charter van het kapittel van Saint-Vincent van Mâcon; "Ecclesia Sancti-Martini que est juxta Sedriacum castrum".  Zij is gesitueerd buiten het centrum, op een heuvel net tov het kasteel van Saint-Huruge en domineert de nabije omgeving met het kerkhof omringd.  Zij is het centrum van de "Parrochia Sancti-Martini super Guiam", in 1267 geciteerd en behoort tot de collatie van de bisschop van Mâcon.  Men weet echter weinig af van haar geschiedenis. In de 17de eeuw wordt zij vermeld als een eenvoudige kerk.  In 1647 is zij toegevoegd tot Saint-Huruge.  Vanaf 1746 is zij verenigd met Saint-Marcelin-de-Cray.  Tijdens de Franse Revolutie wordt zij uiteindelijk toegevoegd tot Joncy.
Op 7 juli 1829 volgt een arrest tot afbraak van de kerk die beschouwd wordt als in een heel slechte staat. De inwoners van Saint-Martin-de-Patrouille verenigen zich om hun kerk te redden waarin zij uiteindelijk ook slagen. 
In 1832 is een tekening van de kerk vervaardigd door Fabian van Riesembourg.  Men herkent hierin het romaanse gebouw dat zou teruggaan tot de 11de eeuw.  Het wordt gevormd van een rechthoekig, éénbeukig schip, met een travee onder de vierkante klokkentoren met eenvoudige vensterbogen, en met een apsis.  De tekening houdt rekening met de instorting van de overdekking in lava van het schip maar de muren staan nog steeds recht. In 1839 is een advies gevraagd door de gemeente om het koor te wijzigen in een kapel.  
In 1913 echter stort het schip in.  De overblijfselen alsook de resten van de klokkentoren en zijn travee worden iets later afgebroken. Het materiaal van de afbraak en de instorting worden gebruikt om een weg te verharden met steen.   Het romaanse koor van de 11de eeuw wordt bewaard en gewijzigd in een kapel.  Het koor wordt afgesloten van een moderne puntgevel met een brede doorzichtige boog. 
De kapel is sedertdien volledig gerestaureerd.  Zij wordt regelmatig onderhouden en is in haar waarde hersteld.  De omheining van het kerkhof waarin zij zich bevond wordt volledig herwerkt. 

Beschrijving.
Oorspronkelijk was de kerk Saint-Martin samengesteld met een rechthoekig, éénbeukig schip, met een travee onder een vierkante klokkentoren met eenvoudige rondbogen, een rechte travee gevolgd door een apsis.  Dit plan is typisch voor de kleine romaanse plattelandskerken van de regio.  Van dit gebouw blijft nog enkel het koor over, namelijk de rechte travee en de apsis.  De kleine kapel domineert de onmiddellijke omgeving en het centrum in de vallei. 
De kapel is afgesloten in het westen door een moderne puntgevel, met een brede boog volledig met glas ingewerkt.  Een klein kruis bevindt zich op de driehoekige puntgevel.  
Deze moderne gevel is onmiddellijk gevolgd van een korte, rechte travee, vervolgens van de apsis. Deze is in hoefijzerboog wat wil zeggen dat zijn uiteinde minder breed is als zijn diameter. Dit plan zou kunnen wijzen op het bestaan van een nog oudere cultusplaats, voorafgaan aan de 10de eeuw. De apsis is in klein metselverband en is gestut van weinig uitstekende steunberen.  Deze beëindigen zich met een waterlijst onder het dak van lava en kan de apsis in evenwicht houden tov de helling van het terrein.  De apsis is geopend van 3 romaanse rondboogvensters die heel nauw en dubbel inspringend zijn.  Hierdoor wordt de kleine kapel volledig voorzien van lichtinval.  De vloer is bezet met vloertegeltjes met motieven.  De rechte travee is overwelfd met een tongewelf.  De apsis zelf is overwelfd met een halfkoepel.  Een klein altaar is er toegewijd aan de heilige Maagd. 






Bijlagen.