Zoeken in deze blog

zaterdag 6 augustus 2022

Eglise Notre-Dame-de-l'Assomption te Anzy-le-Duc (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Notre-Dame-de-l'Assomption 

te Anzy-le-Duc


Geschiedenis.
Van oorsprong een oude priorijkerk te Anzy-le-Duc werd deze opgericht tussen het einde van de 11de en begin 12de eeuw.  Enkele gebouwen van de priorij die aan de kerk grenzen, zijn nog zichtbaar.
De stichting van het monasterium gaat terug tot de Karolingische periode.  Het is één van de oudste in de streek van de Brionnais.  Een edelman, Lethbald genaamd en zijn vrouw, Altasie, schonken hun villa "Enziacum" aan de abdij van Saint-Martin in 876.  Eén van de eerste priors werd de monnik Hugues de Poitiers, rond 930 gestorven te Anzy-le-Duc.  Zijn graf werd het voorwerp van een grote verering en de massale toevloed van pelgrims die de grote route van de Loire namen, maakte de constructie van een grote kerk in de 11de eeuw noodzakelijk.  De huidige kerk schijnt het resultaat te zijn van 2 bouwcampagnes.  Het kooreinde en het transept dateren uit de 2de helft van de 11de eeuw terwijl het schip en de zijbeuken dateren van begin 12de eeuw. 
De abdij van Vézelay vaardigt op 10 februari 1449 een certificaat uit met betrekking tot Anzy-le-Duc dat de abdij Saint-Martin van Autun vrijgesteld wordt van de rechtspraak van de bisschop van Autun.  Op 10 mei 1451 wordt een overeenkomst gesloten tussen Jean Petitjean en de bisschop van Autun, Jean V Rollin, dat ze beiden het geheel besturen.  Robert Huraut, abt van Saint-Martin, beveelt op 11 november 1547 aan de priorij van Anzy-le-Duc om in zijn gebouwen de broerder, Jean de Marry, religieus te Saint-Martin, op te nemen. 
Op 22 mei 1652 rapporteert François Popelin de Semur-en-Brionnais dat de bliksem is ingeslagen op de klokkentoren waarbij gans het dak afbrandt en de 3 klokken gesmolten zijn.  De klokkentoren wordt hersteld dankzij de giften van Monseigneur Philippe Bouton.
In 1808 wordt het gebouw, tot dan toe priorijkerk, gekozen als parochiekerk van Anzy-le-Duc. 

Beschrijving.
De priorijkerk wordt beschouwd als één van de mooiste romaanse kerken in de Brionnais en het zuiden van Bourgondië.  Het gebouw met zijn verheffing in 2 verdiepingen is verwant met de oude architecturale traditie van Bourgondië.
De constructie is in middelgroot metselverband van onregelmatige en gevoegd witte kalksteen.  Het verschil in metselwerk van het kooreinde en het transept, in overeenkomst met deze van het schip, herinnert eraan dat de kerk in 2 bouwcampagnes is opgericht, namelijk tussen het midden van de 11de eeuw en begin 12de eeuw.  Het oorspronkelijke schip was een eenvoudig schip onder een houtconstructie.  De oprichting van het schip in 2 verdiepingen en 5 traveeën onder een graatgewelf is één van de eerste van dit type in Bourgondië.  Het merkwaardig voor deze verheffing, zal deze hernomen worden bij de abdijkerk van Vézelay. 
Aan de zuidzijde van de priorijkerk zijn de modillons die de gootklos dragen, bijna allemaal figuratief.  De modillons van de priorijkerk zijn van een hoogstaand niveau tov deze van andere kerken in deze streek.  Zij zijn het ontwerp van beeldhouwers terwijl de andere toegeschreven worden aan maatstenen.




De transeptarmen en de gevel bezitten verhoogde puntgevels.
Het gebouw bezit een merkwaardige achthoekige romaanse klokkentoren.  De elegantie van deze klokkentoren maakt deze als één van de mooiste romaanse klokkentorens in de Brionnais.  Zijn hoge verschijning steekt uit op de verheffing van het geheel van het gebouw.  Zijn achthoekige oprichting versierd met 3 verdiepingen van Lombardische bogen herinnert aan de romaanse klokkentorens van Noord-Italië.  De 3 verdiepingen zijn versierd met paarsgewijze bogen gescheiden door colonnetten met daarboven Lombardische banden.






De westelijke gevel is doorbroken met een portaal waarvan het linteel het timpaan en de archivolt met dubbele boogring, een heel rijkelijke versiering voorstellen.


Het timpaan dateert uit de 11de eeuw.  De kerk bezat er aanvankelijk 3.  Nu bevindt zich één van deze in het museum Hièron te Paray-le-Monial.  Op het timpaan van het gebouw figureert Christus in glorie in een mandorla.  Christus is gezeten op zijn troon.  Het mandorla dat een symbool is van de wedergeboorte, wordt ondersteund door 2 engelen met ontplooide vleugels en waarbij de voeten in de grond zijn ingewerkt.  Deze symbolische iconografie symboliseert de terugkeer van Christus op aarde, op het einde der tijden om over levenden en doden te oordelen. 



Het linteel geeft een scene weer van de Hemelvaart.



Op de binnenste, zwaar beschadigde boogring alsook op de 4 kapitelen, vieren de 24 ouderlingen van de Apocalyps, waarbij hun hoofd gekroond is en in de hand een beker of een cithar vasthouden, de glorie van de verrezen Christus.  De 24 ouderlingen stellen de 12 Profeten en de 12  Apostelen voor.  Zij symboliseren de vereniging van het Oude en het Nieuwe Testament.  Dit beeld is onttrokken aan het visioen van de heilige Johannes in de Apocalyps. De boogringen werden gerestaureerd.  Het beeldhouwwerk is tijdens de Revolutie met een hamer beschadigd. 








Het zuidelijke portaal van de priorij verhaalt de geschiedenis van de verlossing van het mensdom.  Zijn timpaan stelt de Aanbidding van de 3 Wijzen voor als de Zondeval.  De architraaf verhaalt de veronderstelde martelingen van de verdoemden in de hel en aan zijn linker uiteinde, een korte allusie van het gevierde Jeruzalem.  De figuren zouden de invloed van het atelier van Gislebertus van Autun kunnen dragen hoewel hun soepelheid zich weinig verlengt van de impulsieve uitstraling welke de beeldhouwwerken van de kathedraal Saint-Lazare van Autun kenmerken.  De stijl is er ruwer.  Of misschien is het van de hand van een artiest die is tussengekomen bij de kerk van Neuilly-le-Donjon, aan de andere zijde van de Loire.













In navolging van de 2de abdijkerk van Cluny bezit de kerk van Anzy-le-Duc een trapsgewijs kooreinde dat 5 kapellen in een apsis inhoudt. 
De architectuur van het schip bestaat uit 2 verdiepingen met grote boogreeksen met hierboven de hoge vensters.




De traveeën van het schip dragen de graatgewelven gescheiden door de gordelbogen die het begin aangeven van eenvoudige architecturale lijnen en met een grote samenhang.  De kwaliteit van het gewelf getuigt van een beheerste kunde van de artiesten en architecten.



De kruisvormige pijlers die geflankeerd worden van 3 half ingebrachte zuilen ontvangen de gordelbogen die het schip van de zijbeuken scheidt.  De zijbeuken zijn overwelfd met graatgewelven waarbij de gordelbogen terugvallen op de pijlers met steunpilasters.  



De eerste 2 traveeën zijn van een iets latere periode.
Het transept ligt lager en is uitstekend op het schip.  Het dateert van einde 11de eeuw.  De kruising is overwelfd met een koepel op trompen.  Deze rust op de 4 rondbogen die op de kruisvormige pijlers met half ingebrachte zuilen terugvallen.  De transeptarmen zijn overwelfd met een tongewelf en openen zich op de absidiolen en de zijbeuken langs de lage boogreeksen.  Rondbogen openen zich in de puntgevels.  Het transept was de ideale plaats in de pelgrimskerk die met de buitenzijde en met de crypte langs de ingangen in verbinding stond, voor de verhoging van de vloer in de 12de eeuw.  De oorspronkelijke inrichting is gereconstrueerd in de noordelijke zijbeuk waar zich eveneens een klein portaal bevindt. 






Het koor is samengesteld met een rechthoekige travee met tongewelf met zijbeuken overwelfd met een graatgewelf, met een centrale apsis en 2 absidiolen.  Grote bogen vallen terug op de half ingebrachte zuilen die in verbinding staan met de travee en zijn zijbeuken.  De apsis is versierd met een Lombardische boogreeks op pilasters.  Deze is op haar beurt verlengd met een 5de kleine absidiool.  Dit is een uitzonderlijke samenstelling die men eveneens te Charlieu aantreft.  Het koor dateert van 1080 en zijn benedictijns plan is ontleend van de kerk van Cluny II.





In de koorapsissen treft men gerestaureerde romaanse fresco's aan.  Deze dateren van de 12de eeuw en werden in 1850 ontdekt.  Vrijgemaakt in 1855 werden deze gerestaureerd, zeg maar herdaan in 1857.  In de halfkoepel van de apsis is "de Aankondiging" geschilderd met op een blauw-groene achtergrond, Christus in zijn mandorla tussen 2 engelen.  Hieronder treffen we de 12 Apostelen en 3 heilige vrouwen aan.  Lager onder de boogreeks zijn de symbolen weergegeven van de 4 Evangelisten met hun hoofd in een aureool en met hun boek.  In de boogreeks van de apsis bemerkt men van links naar rechts de stichters Letbald en Altaric aan, die hun domein schenken, onder moderne inscripties.   Andere bijbelse scenes zijn geschilderd onder de vorm van fresco's in de absidiool die de apsis verlengd.  Dit beschrijft het leven van de heilige Benedictus, het leven van de heilige Maur, de offergave van de heilige Maur aan Benedictus en de verschijning van de heilige Germanus aan Benedictus.  De duif van de Drievuldigheid bevindt zich op het gewelf.
















De fresco's in de noordelijke absidiool stellen het leven van de heilige Johannes de Evangelist voor en werden in de 19de eeuw voor een groot deel herdaan.  Men treft er de scenes aan van de arrestatie van de heilige begeleid door 2 wachten, de terdoodveroordeling door een gekroonde Koning en de onthoofding.






Deze in de zuidelijke absidiool zijn beter bewaard gebleven.  De 8 panelen verhalen het martelaarschap van Johannes de Doper.  Van links naar rechts en van boven naar onder bemerkt men Johannes de Doper voor Herodus, Johannes de Doper in de kerker, Herodus en Salomé, het Hoofd van Johannes de Doper aangeboden aan Salomé, het lichaam van Johannes de Doper ontvangen door 2 volgelingen, het lichaam van Johannes de Doper in het graf gelegd door 2 begeleiders, de Verschijning aan 2 monniken en het plaatsen van zijn hoofd in een graf. 






De crypte onder het koor, waarvan zij het plan herneemt, is het oudste gedeelte van de kerk.  Zij dateert hoogstwaarschijnlijk van het begin van de 11de eeuw met de reconstructie van de kerk maar volgens sommigen zou zij zelfs kunnen dateren uit de 10de eeuw of uit de Karolingische periode met de stichting van de priorij.  Het betreft een ruimte met een archaïsche stijl bestaande uit een hoofdbeuk, een apsis en 2 zijdelingse ruimten met absidiolen.  De graatgewelven rusten op 4 zuilen met 2 halfzuilen, misschien in hergebruik uit de Oudheid, met kapitelen zonder beeldhouwwerk.  De ruimte wordt verlicht door de rondboogvenstertjes.  Dit is de enige crypte in de Brionnais.  Men vereerde er het graf en de relieken van Saint-Maur tot in de 16de eeuw.  Men treft er ook nog sporen aan van fresco's uit de 14de eeuw waarbij oa het gelaat van een monnik.  De ingang langs de noordelijke transeptarm is gerestaureerd.  Aanvankelijk had men 2 treden met één enkele uitgang voor het koor.  Men bezat eveneens "fenestrellas" waarmee de crypte met de kruising van de kerk in verbinding stond.









De kapitelen van het schip dateren uit begin 12de eeuw.  Deze van de westelijke traveeën hebben de invloed ondergaan van Cluny.  Deze stellen gehistoriseerde scenes met Bijbelse thema's, allegorische of symbolische scenes, fantasiedieren of vegetarische motieven voor.  Samen met het koor betreft het een 40-tal kapitelen.  Veel van deze kapitelen hebben model gestaan voor andere kerken in de regio zoals te Gourdon, Bois-Sainte-Marie, Tournus en zelfs Vézelay.  
De kapitelen met vegetarische motieven zijn versierd met gestileerd gebladerte, acanthusgebladerte, palmetten, lofwerk, rankenversiering, met eivormige versiering, kruisen, knoppen en bloemen.
In de zuidelijke zijbeuk bezit de 1ste pijler het kapiteel met "mensenhoofden tussen dierenmaskers", eveneens in tal van andere kerken in de regio vertegenwoordigd.  Aan de andere zijde van de pijler "het gezicht van een monster in het gebladerte".  De 2de pijler draagt het mystieke kapiteel van "De Ondeugd" waar men van links naar rechts "een dierentemmer", "een diabolische musicus", "een vreemd personage met 2 borsten van een man en een vrouw", "een demon met brandende haren" en een "sciapode".  Op de 3de pijler "2 tov elkaar staande leeuwen die hun poot op een mensenhoofd plaatsen".  Het laatste kapiteel is "de 4 stromen in het Paradijs met 2 personages die de hoorn des overvloeds dragen".









In de hoge gedeelten van het schip zijn de kapitelen gebeeldhouwd met gebladerte met als uitzondering de 2 zuidelijke met "de gierigaard" en "2 tov elkaar staande leeuwen die hun poot op een mensenhoofd plaatsen". 






De noordelijke zijbeuk bezit zoals de zuidelijke eveneens 10 kapitelen per pijler waarvan er 3 versierd zijn met vegetatie. Aan de ingang bezit de 1ste pijler "Tov elkaar staande vogels met 2 per 2 in een decor van acanthusgebladerte.  Aan iedere zijde van de pijlers is "Daniël in de leeuwenkuil voorgesteld door 2 gezeten mannen tussen de leeuwen en rozen met bloemblaadjes".  Vervolgens "Samson in gevecht met een leeuw".  "Een acrobaat verslonden door 2 monsterachtige, ineengestrengelde slangen" is een voorstelling van de mens die tegen het kwade strijd of misschien "Jonas en de walvis".  Op de 3de pijler "de heilige Michiel die de draak vloert" of "de aartsengel met zwaard en puntig schild die een duivel met een drietand bestrijdt".  Een ander kapiteel met "2 tov elkaar staande leeuwen" 2 per 2 voorafgegaan van "de strijd der ouderlingen met baard tussen duivelse maskers die hun tong uitsteken", links met "2 mannen of apen die elkaar omhelzen" en rechts "een rechtstaande man die zich kwaad maakt".













De kapitelen van de kruising of in het koor zijn ouder. Bij de 8 kapitelen aan de pijlers van de kruising bemerkt men er "2 tov elkaar staande leeuwen", de andere zijn gedaan met gebladerte. 






De 4 kapitelen van de grote bogen van de koortravee vormen 2 koppels.  Aan de zijde van het transept "de koppels arenden met ontplooide vleugels met de swastikasymbolen".  Deze in het zuiden houdt eveneens "kleine monsters" in.  De kapitelen tussen de apsissen stellen een "atlant tussen 2 gezeten mannen en 2 apen voor".  Het kapiteel in het noorden bezit een gebeeldhouwd dekstuk met gezichten gebeeldhouwd.









De basissen van de zuilen zijn versierd met gebladerte of met geometrische motieven zoals te Perrecy of te Mâcon. De achterzijde van het linteel van het westelijke portaal draagt een heel mooi motief van gebladerte met rankversiering en met 2 kleine mensenhoofden aan de hoeken.  De triomfboog tussen het schip en de kruising draagt 2 beeldhouwwerken met leeuwen aan de zijden en 2 personages bovenaan de boog, misschien heiligen of de stichters van de priorij.  Een Maagd met Kind onder een kubus in de vorm van een rozet versiert een boog van de noordelijke transeptarm.  De ingang van het koor langs de zuidelijke kruisbeuk draagt een gebeeldhouwde impost met 2 ineengestrengelde slangen die elkaar in de staart  bijten.  Het hoofdaltaar van het koor draagt nog een Latijnse inscriptie uit het einde van de 11de eeuw.  De 2de zuidelijke pijler van het schip bezit een mysterieus Latijn alfabet.
















De gebouwen van de priorij bevinden zich nog steeds aan de zuidelijke zijde van de kerk, rond een centrale binnenkoer op de plaats van de verdwenen kloostergang.  Het gereconstrueerde logement van de prior en enkele gebouwen uit de 16de en 17de eeuw zijn nu in privé-bezit.  De omwalling van het monasterium, uit de 12de eeuw, loopt nog gans rond de plaats van zuid naar west.  De toren van de prior of justitietoren uit de 12de eeuw is een zware vierkante toren aan de hoek van de omheining.  Hij opent zich op de binnenkoer langs 2 paarsgewijze romaanse bogen met colonnetten en kapitelen. 












Bronnen.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachés; Lyon 2013.

Bijlagen.