Zoeken in deze blog

zaterdag 10 augustus 2024

Eglise Saint-Julien te Drevant (Cher 18)

Eglise Saint-Martin 

te Drevant













Bijlagen.

woensdag 7 augustus 2024

Eglise Saint-Martin te Bellenaves (Allier 03)

 Eglise Saint-Martin 

te Bellenaves







Beschrijving.
De kleine dorpskern van Bellenaves, gelegen aan de noordelijke rand van de Limagne, hield 2 parochies in die afhingen van het vroegere diocees van Bourges.  Enkel de kerk Saint-Martin is bewaard gebleven en hing als priorij af van de benedictijnerabdij van Menat in de Puy-de-Dôme.
Het bijna volledig romaans gebouw bezit een uitzonderlijk plan in de regio.  Wijzigingen en toevoegingen hebben de oorspronkelijke samenstellingen vervormd.  Saint-Martin van Bellenaves had in de 12de eeuw een veelvoorkomend plan in het diocees van Bourges die men het benedictijnerplan noemde en omvatte 4 halfronde absidiolen met een afnemende diepteligging waarbij er zich 2 openden op de transeptarmen en 2 andere die de hoofdapsis flankeerden.  Deze werden voorafgegaan door een rechte travee die in verbinding stonden met een verlengd koor.  Dit kooreinde was verbonden met een breed schip zonder zijbeuken, was begrensd met een viering van het iets nauwer transept en begrensd met zware pijlers met verschillende uitsprongen.  

Plan volgens Pradel P.

Twee bouwcampagnes onderscheiden zich in de overblijfselen van deze verschillende delen.  Het schip zou als eerste opgericht zijn.  Zijn muren zijn minder dik dan deze van het transept en een herneming in de constructie verschijnt aan het oostelijke uiteinde van de noordelijke muur. Op het einde van de 12de eeuw werd het schip verdeeld in 3 beuken, vervolgens verkort naar het oosten toe terwijl waarschijnlijk in de 18de eeuw.  De rechte traveeën van de absidiolen van het kooreinde werden ruim in verbinding gebracht dmv gebroken boogreeksen, aan de ene zijde met het koor, aan de andere zijde met de rechthoekige kapellen die opgericht zijn ter vervanging van de absidiolen van het transept met in het zuiden in de 15de eeuw, in het noorden in 1851.  Tenslotte was er nog de toevoeging van een zware traptoren naar de klokkentoren, met een zijingang en met een sacristie op de zuidelijke flank van het gebouw in de de 19de eeuw. 
Het schip was voor de inrichting van de zijbeuken, een uitgestrekte zaal van ongeveer 8m50 in de breedte en waarschijnlijk overdekt met een houten overwelving zoals bij de schepen in het diocees van Bourges van hetzelfde type.  De noordelijke muur is opgericht men een schuinlopend deel.
De verbinding tussen dit schip en het transept was verzekerd met aan weerszijden van de oostelijke boog van de viering door kleine doorgangen aan de zijkanten tussen de pijlers en de gootmuren vastgelegd zoals men nu nog kan bemerken in de kerk Saint-Pierre van Montluçon en te Huriel.  Deze doorgangen zijn intact gebleven in de zijbeuken en de rondbogen die deze overdekken.  Deze in het noorden valt terug op een impost gevormd met een rij van staafvormige kanteelversiering.  Wat betreft de westelijke pijlers van de viering, beschikten deze over een gemeenschappelijke bijzonderheid voor het merendeel van de kerken in het vroegere diocees van Bourges met een breed schip zonder zijbeuken.  Deze waren voorzien tov het schip van een dikke steunmuur, als een steunbeer om de muur van de grote boogreeksen te ondersteunen en voor de druk van het gewelf van de kruising op te vangen.  Deze steunberen werden bewaard tijdens de inrichting van de zijbeuken tot op de hoogte van de kapitelen van de grote boogreeksen.  De muur van deze grote boogreeksen is zichtbaar minder dik en het verschil is gekenmerkt aan de aanvang van het gewelf door het ontbreken van de kordonlijst met staafvormige kanteelversiering die de pijlers van de viering versieren.


Nog een ander kenmerk van het oorspronkelijk bestaan van een schip zonder zijbeuken ziet men bij de gootmuren daar de resterende oude vensters zich niet direct openen in de as van de boogreeksen en zelfs enkele die nu zijn dichtgestopt bevinden zich tov de pijlers.






Drie grote gebroken bogen met dubbele gording lijnen zich uit aan weerszijden van het schip.  Deze in het westen, die minder breed is, is herdaan geweest tijdens de inkorting van het schip en de oprichting van de gevel op zijn huidige plaats.  Deze boogreeksen vallen terug op de halve zuilen die de rechthoekige pijlers flankeren voorzien van een zuil op een steunmuurtje uitkijkend op het schip.  De kapitelen zijn kubisch.  Hun astragalen versieren zich met kabelversiering en met brede schuin afgewerkte dekstukken hierboven.  De half aangezette zuilen van het schip zijn versierd met lang versneden gebladerte onder de dekstukken voorzien van lijstwerk.  Deze dateren uit een latere periode en moeten toebehoren tot de constructiecampagne uit het begin van de 13de eeuw die eveneens de viering voorzag van een gewelf met ribben.  De kapitelen geven hun steun.  Het gebroken tongewelf zonder gordelbogen dateert uit een moderne periode maar het zou kunnen gaan om een reproductie van de oude inrichting vergelijkbaar met Notre-Dame-du-Port en in enkele andere kerken in de Auvergne.  De zijbeuken zijn eerder nauwe doorgangen met slechts een breedte van 90 cm.  Deze zijn overdekt met kleine gewelven in een cirkeldeel zonder gordelbogen.











De hoge en zware pijlers van de viering zijn voorzien van 3 uitsprongen op hun binnenste zijden.  De plan heeft de plaatsing vereenvoudigd van de steunen van de kruising met ribben en een centrale oculus die onder de klokkentoren van de 13de eeuw zijn aangebracht. 



Van dezelfde periode dateren de gebroken bogen met 2 gordingen en de kapitelen met gebladerte en personages gezet op de aangezette halfzuilen aan de pijlers.  Hun dekstukken met lijstwerk zijn hoger geplaatst dan de oorspronkelijke impost die tussen hen beide bewaard is gebleven. 















De gebroken tongewelven overkluizen de transeptarmen en de koortravee.  De omkaderingsboog van deze apsis is voorzien van een hoge muur doorbroken van een venster.  Het zijn eveneens gebroken tongewelven die zijn vastgelegd op de rechte traveeën van de absidiolen waar men onregelmatigheden in de constructie bemerkt en een onderbreking in de samenhang tussen de gewelven en de steun die herwerkingen onthullen.  De westelijke pijlers van de kruising zijn ten opzichte van deze traveeën dunner die geen terugval opvangen en één van hun hoeken ondersteunt noch een boog, noch de aanvang van het tongewelf.  Deze pijlers moesten oorspronkelijk deel uitmaken van de absidiolen die zich direct aan weerszijden van het koor openden, in een minder diepliggend transept. 







De gevel waarin zich het mooi gebeeldhouwd timpaan uit de 12de eeuw, gaat op deze plaats terug tot een meer recentere periode. Het bewijs van deze herwerking vindt men terug als men de grote boogreeksen en andere onderzoekt, door de aanwezigheid van metselwerk die de bevloering van de kerk op deze plaats verbergt en in het verlengde van de noordelijke zijmuur. 


De decoratieve elementen van de gevel zijn met uitzondering van het timpaan uit het begin van de 12de eeuw.  Deze omvatten de basissen met gegraveerde ruiten of met kabelversiering en de kapitelen met gebladerte.  Het bovenste gedeelte is versierd met een blinde boogreeks en aan iedere zijde van het de centrale ingang is een boogreeks ingewerkt in de dikte van de muur.  Te Bellenaves bevindt zich de meest frequente inrichting in het vroegere diocees van Bourges net zoals de rij met diamantpunten; een procedé met een heel zeldzaam decor in de Bourbonnais.  Hieronder treft men de gebroken archivolt van de ingang aan.  Deze gevel kan men beschouwen als een onhandige kopie van deze te Châteaumeillant of Puy-Ferrand. 









De relatie tussen de kerk van Bellenaves en de architectuur in de Berry zijn duidelijk aanwezig.  Bellenaves was één van de meest zuidelijk gelegen parochies van het oude diocees van Bourges met niet ver hier vandaan de kleine kerk van Hyds wat een persoonlijk bezit was van de aartsbisschop van Bourges waar men een schip zonder gewelf en zijbeuken terugvindt met eveneens de kenmerkende kleine doorgangen die de viering van het transept flankeren, ook wel passages Berrichones genoemd.
Wat betreft de achthoekige klokkentoren die de viering domineert, is deze in de 14de eeuw opgericht op een vierkante romaanse basis.  Zijn decor is heel eenvoudig.  Hij opent zich aan iedere zijde met een gebroken boog, deze opnieuw verdeeld in 2 drielobbige bogen onder een vierblad.  Dit is de samenstelling van verschillende klokkentorens in de omgeving zoals te Vicq en Charroux die geheel of gedeeltelijk hun stenen spits hebben bewaard van het type die verschillende romaanse klokkentorens in de Bourbonnais tooiden zoals te Vallon, Buxières-les-Mines, Ygrande, enz....



Op het timpaan is de zegende Christus op een troon gezeten in majesteit, diep uitgehouwen in een grote glorie.  Hij is omgeven door 2 engelen met een bewegende houding met lange en fijne vleugels herinnerend aan deze van zwaluwen, met een fijne stof op het lichaam geplaatst en wegwaaiend aan de zijden in weggeblazen plooien.







Aan het driehoekig linteel, zoals in de Auvergne zoals te Autry-Issard, Meillard, Saint-Pourçain-sur-Sioule waar dezelfde invloed zich laat gelden zijn het Wassen van de Voeten en het Laatste Avondmaal gebeeldhouwd.  Onder een boogreeks was Christus de voeten van een apostel die het been strekt.  Twee andere aan de kant vegen hun voeten af alvorens zich aan de tafel te plaatsen.  De anderen bevinden zich aan tafel, elkeen omkaderd door een boog rond Christus, eveneens gezeten onder een iets hogere en bredere boog dan deze van de apostelen.  De houdingen zijn gevarieerd, de bewegingen verschillend en de beeldhouwer heeft ernaar gestreefd om de indruk van het levendige weer te geven.  De heilige Johannes heeft zich van zijn plaats verzet om zijn hoofd op de borst van Christus te leggen.  De apostelen kletsen 2 aan 2 en getuigen van een diepgaande emotie die zij beleven door hun houdingen en ook in hun gedrag waarbij de beweging zich zelfs verraadt in de positie van de benen en de voeten die men onder de tafel bemerkt die overdekt is met een korte en geplooide doek.  Judas bevindt zich in het midden geknield voor de tafel en legt zijn hand op het bord.






Eén van de oudste gebeeldhouwde voorstellingen van het Laatste Avondmaal in de romaanse periode ziet men aan het timpaan van een deur van de abdij van Saint-Bénigne te Dijon, vervolgens te Charlieu, te Champagne in de Ardèche, Saint-Pons in de Hérault en Saint-Gilles in de Gard.  Men ziet eveneens boven de figuur van Christus in majesteit een aureool  aangeklampt van 2 engelen zoals te Saint-Julien-de-Jonzy in de Saône-et-Loire, te Nantua en Vandeins in de Ain, te Vizille in de Isère en er bestaan nog fragmenten van te Savigny in de Rhône en te Saint-Germain-des-Près te Parijs.
Het Wassen van de voeten is geregeld verbonden met het Laatste Avondmaal zoals te Saint-Julien-de-Jonzy, Savigny, Vandeins, Saint-Pons en te Saint-Gilles.  Te Vandeins kenmerkt een inscriptie de symbolische zin van de toenadering van 2 scenes; wanneer de zondaar de tafel van de Redder nadert, moet hij met geheel zijn hart vergiffenis vragen voor zijn fouten.  Het Laatste Avondmaal is het symbool van het sacrament van de Eucharistie en het Wassen van de Voeten, van de Boetedoening.  De klerken die de beeldhouwer begeleiden hebben hier het dogma willen bevestigen om zich af te keren tegen de ketterij die zowat overal in de 12de eeuw de kop opstak.


Saint-Julien-de-Jonzy


Vandeins

Door zijn stijl net zoals de details van de iconografie benadert het portaal van Bellenaves eerder de Bourgondische ontwerpen dan deze uit de Auvergne waarvan de invloed toch krachtig is op de monumenten in de regio.  De zegende God in majesteit ziet met veel op de Bourgondische timpanen.  De personages gezet onder de boogreeksen bevinden zich oa aan het oude portaal van Charlieu en te Châteauneuf.  De engelen van het timpaan te Perrecy-les-Forges bezitten eveneens lange en dunne vleugels.  De zoektocht van het leven, van de beweging in de houdingen als in de plooival verschijnen op de kapitelen van Cluny, Autun en Vézelay, op de timpanen van Paray-le-Monial en Charlieu.  Maar de houdingen zijn meer afgemeten, de stoffen minder wapperend dan aan het timpaan van Saint-Julien-de-Jonzy waarmee het Avondmaal een zekere verwantschap voorstelt of met deze van Montceaux-l'Etoile die gebeeldhouwd zijn rond het midden van de 12de eeuw.

Châteauneuf


Perrecey-les-Forges


Montceaux-l'Etoile

Het timpaan van Bellenaves kan men plaatsen in het 2de kwart, net voor het midden van de 12de eeuw.

Bron.
- Pierre Pradel in "Congrès Archéologique de France", 101ième session; Editions Picard; Paris 1939.


Bijlagen.
-https://www.google.com/maps/d/u/0/viewer?msa=0&ll=46.13397911152583%2C3.2038877050781256&spn=1.510893%2C2.469177&mid=1vPgF-y91cPVjoZ1bKJBE5nIqLcs&z=11