Zoeken in deze blog

vrijdag 18 maart 2022

Eglise Saint-Michel te Nanclars (Charente 16)

 Eglise Saint-Michel 

te Nanclars


Geschiedenis.
Als eigendom van de abdij Saint-Cybard, is deze voor de 1ste keer vermeld in 825 te Nanclars, in een cartularium van de abdij zonder vermelding van de kerk en uitsluitend in enkele kopies van het manuscript, toe te schrijven aan de wijzigingen uit het einde van de 11de of begin 12de eeuw.  Vervolgens moet men wachten op de vermelding van een zekere Guillaume, monnik te Nanclars, rond 1100-1125, voor de functie van prior.  Tenslotte in 1181 een contract afgesloten in de kerk van Nanclars die de slechte staat vermeldt. Van deze uitzonderlijke vermeldingen moet men de behoefte van de abt van Saint-Cybard onthouden, zodat er reeds te Nanclars een kerk bestond in de eerste jaren van de 11de eeuw, en het bezit van deze kerk moet teruggaan tot een heel vroege datering.  In het begin van de 12de eeuw is de stichting als een klooster en waarschijnlijk benedictijns, net zoals de abdij waarvan zij afhing. 

Beschrijving.
Opgericht in lokale kalksteen, met kleine breukstenen en maatstenen, stelt de kerk zich samen met een éénbeukig schip van 3 traveeën waarvan de eerste korter is dan de andere, gevolgd door een kruising van het transept dat nauwer is als het schip en rechthoekig, en vanwaar een rechthoekige arm vertrekt naar het zuiden terwijl de noordelijke gedeeltelijk opgericht is om er een deel van de  priorij in onder te brengen.  Tenslotte een rechthoekig kooreinde aan de buitenzijde en aan de binnenzijde onregelmatig langwerpig samengesteld gevolgd door een halfrond. 

(plan les églises romanes d'Angoumois)

In het schip zijn de dunne muren gestut en geritmeerd door een aangezette boogreeks, samengesteld met bogen met wisselende breedte naargelang de traveeën.  In het noorden is de laatste boog nauwer in de laatste travee daar de schacht van de trap die leidt naar de toren er is toegevoegd.  Men betreedt deze langs een kleine deur in rondboog doorbroken aan de binnenzijde van een brede pijler.  Een doorlopend tongewelf overdekt het geheel van het schip.  De kruising van het transept is begrensd door 4 zware steunen die de bezette bogen met dubbele cilinder ondersteunen.  Bovenaan ondersteunen de trompen de achthoekige koepel.  In de oostelijke muur van de zuidelijke transeptarm is een boog nu uitgewerkt als kapel, tegen een muur die de oude toegang afsluit naar een waarschijnlijke absidiool dat nu vervangen is door een klein vierkant gebouw.  Deze arm is overdekt met een tongewelf.  In het noorden sluit een muur de oude toegang af naar de een mogelijke transeptarm, nu afgebroken. De rechte travee voor de apsis is overwelfd met een tongewelf.  De apsis overwelfd in halfkoepel is verlicht door een brede, herwerkte vensterboog. 
Aan de buitenzijde is de gevel doorbroken van een ingang in rondboog, met een archivolt samengesteld met sluitstenen met nauw verbonden ruiten. Hierboven maakt een oculus omringd met dezelfde motieven als de sluitstenen, deel uit van de verlichting van het schip.  Nu vervolledigd door een rechthoekige bekroning bemerkt men de driehoekige vorm van de oorspronkelijke puntgevel boven de waterlijst van de steunberen. De buitenzijde van het schip laat toe om de gebruikte constructietechniek beter te begrijpen met een centraal gedeelte van het parement in klein metselverband van breukstenen en de omlijsting van de steunberen en de vensters in middelgroot metselverband van maatstenen. 








De apsis is doorbroken met een venster in het midden.  Oorspronkelijk was zij breder, onder een boog van nauwe sluitstenen. Het geheel is bekroond met een gootklos die rust op de breed van elkaar staande naakte, kubische of op hun onderste gedeelte dragende  cilinders, kraagstenen. 
De klokkentoren met een massievere uitstraling, bezit een verdieping in terugval tov zijn onderste muren.  De eerste verdieping is versierd met 2 brede bogen aan de noordelijke zijde en 3 naakte bogen aan de zuidelijke en oostelijke zijde.  De westelijke zijde was aanvankelijk verborgen door het dak van het schip dat vroeger hoger was dan nu wat het spoor van de afgebroken puntgevel aan de westelijke zijde aantoont.  Het geheel van de verdieping is bekroond door een gootklos die rust op de naakte en kubische modillons, zoals aan het kooreinde.  De bovenste verdieping is aan al zijn zijden doorbroken van 2 brede bogen. 




Het schip en de zuidelijke transeptarm waren oorspronkelijk overdekt met een houten dakgeraamte. De noordelijke transeptarm zou verdwenen zijn tussen de 12de en de 16de eeuw. 

Bronnen.
- Sylvie Ternet in "Les églises romanes d'Angoumois, tome II"; Editions Le Croît vif; Paris 2006.
- Jean George in "Les églises de France"; Edtions Letouzey et Ainé; Paris 1933.



Bijlagen.