Zoeken in deze blog

dinsdag 18 oktober 2022

La Croix de Munot te Curtil-sous-Burnand (Saône-et-Loire 71)

 La Croix de Munot 

te Curtil-sous-Burnand








Bijlagen.

Saint-Valentin te Jalogny (Saône-et-Loire 71)

Eglise Saint-Valentin 
te Jalogny



Geschiedenis.
Het dorp van Jalogny is voor de 1ste keer vermeld rond 825 in een charter van het cartularium van Saint-Vincent van Mâcon; "In villa Galoniaco".  Jalogny bezit een heel oude bevolkingszone zoals de Merovingische restanten, op het grondgebied van de gemeente, teruggevonden.  De plaats is vervolgens verschillende keren geciteerd in verschillende charters en akten.  In 1117 is Jalogny vermeld als afhankelijkheid van Cluny.  Rond 1147-1148 vermeld Pierre le Vénérable, reorganisator van het domaniale systeem van Cluny, Jalogny in zijn; "Dispositio rei familiaris" als dekenij toegevoegd aan Cluny.  Het vervoegt alzo de 16 andere vermeld en maakt deel uit van de dekenijen geassocieerd met een parochie.
Een primitieve kerk is te Jalogny reeds vermeld in de 9de eeuw.  In 929 is het gebouw overgedragen aan de abdij van Cluny door bisschop Bernon.  De kerk wordt toegewijd aan Saint-Hilaire; "In Gulinago, atrio Sancti-Hilarii".  Op het einde van de 10de of begin 11de eeuw, is de kerk gereconstrueerd .  Het is misschien tijdens deze periode dat zij is overgegaan onder het patronaatschap van Saint-Valentin.  De kerk is dan een parochiekerk en tot de collatie van de abt van Cluny.  Van dit romaans gebouw rest vandaag nog het schip en de gevel.  Het westelijk portaal zou echter gewijzigd zijn in de 12de eeuw.  
In de 13de eeuw is het oostelijk gedeelte gereconstrueerd misschien als gevolg van de helling van het terrein.  Een gotisch koor met vlak uiteinde is aan het romaanse schip toegevoegd net zoals de klokkentoren.  In de 15de eeuw is deze laatste verhoogd met de toevoeging of reconstructie van de klokkenverdieping.  In 1570 is het dorp van Jalogny geplunderd tijdens de Godsdienstoorlogen zoals tal van andere in de regio.
In de 19de eeuw kent de kerk tal van wijzigingen zonder dat zijn oorspronkelijk gewijzigd werd.  In 1827 is een sacristie opgericht achter het gotische koor.  Van 1827 tot 1829 is Vincent Genillon priester en hij is vooral gekend door de afbraak van de abdijkerk van Cluny.  Hij neemt hieraan geen deel maar hij woont te Cluny en volgt er de afbraak voor rekening van "l'association des acquéreurs Beauchaton, Battonard et Vocher"
In 1897 worden er restauratie- en herstellingswerken uitgevoerd nadat de kerk in een vervallen toestand verkeerde en riskeerde gesloten te worden voor de cultus.  Deze hielden in om een herneming van een gedeelte van de bepleistering aan de buitenzijde van de gevel van het schip en de ondermuren tot de aanvang van de gewelven, de consolidering van het houten geraamte van het koor en het dak van het schip, het hernemen in zijn totaliteit van het plafond en de herstelling van de plankenvloer van de klokkentoren. 
In 1929 is de kerk ten titel ingeschreven bij de dienst "Monuments Historiques".  Terwijl de sacristie en het portiek van de westelijke gevel in de 19de eeuw zijn afgebroken, wordt een nieuwe constructie opgericht ten oosten van de koor.  In 2000 vindt een algemene restauratie plaats van de kerk met werken aan het metselverband, herneming van het houtwerk en overdekking van de klokkentoren, het schip en het koor, en wordt de gevel in zijn oorspronkelijke staat herwerkt met het verwijderen van de oculus uit de 19de eeuw en wordt het romaanse decor vrijgemaakt. 
Naast de kerk zijn de gebouwen van de oude dekenij nog steeds zichtbaar met het oude logement ten zuiden van de kerk met zijn gotische gevel, de overblijfselen van 2 poortgebouwen van de omheining en een romaanse graanschuur verdeeld in 3 beuken door de ronde gemetselde pijlers zoals bij de "Ecuries Saint-Hugues" te Cluny. 

Beschrijving.
De kerk Saint-Valentin is een gebouw met en eenvoudig plan samengesteld met een éénbeukig, rechthoekig schip en een koor met vlak kooreinde geflankeerd door een klokkentoren.  Terwijl het oostelijk blok dateert uit de 13de eeuw, is het schip romaans. 
De westelijke gevel van het gebouw is geopend door een portaal in rondboog zonder timpaan, ingewerkt in de gevel met 3 booglijsten rustend op de imposten.  Het portaal is omkaderd door 2 brede, blinde boogreeksen.  Bovenaan komen 3 diepe Lombardische banden van ongelijke afmetingen overeen met boogreeksen van de basis en beëindigen zich door kleine boogreeksen op naakte modillons.  Aan de puntgevel verlicht een kleine, nauwe en inspringend rondboogvenster de dakconstructie.





Het schip houdt 2 inspringende rondbogen per gootmuur in die de 1ste traveeën kenmerkt.  De laatste verlicht iedere zijde door een verlengde, gebroken boog waarvan deze in het noorden dateert uit de 13de eeuw, en deze in het zuiden uit de 19de eeuw.  De platte steunberen stutten de muren van het schip.




Het gotische koor van het vierkante plan is in het oosten gestut door 2 brede steunberen aan zijn uiteinde en omkaderen 3 ongelijke gebroken bogen.  Een venster van hetzelfde profiel is geopend in het noorden, net voor de klokkentoren.  De klokkentoren is samengesteld met een brede onderbouw van 2 verdiepingen begrensd door een kordonlijst.  De onderbouw is doorbroken van nauwe verlichtingsspleten alsook de toegang tot de verdiepingen.  Het 1ste niveau houdt een paarsgewijze boog per zijde in die in het midden terugvalt op een paar colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen met gebladerte en mensen- en dierenmaskers.  Enkel de zuidelijke zijde is naakt, ingewerkt in de dakconstructie.  De 2de en laatste verdieping, uit de 15de eeuw houdt een rondboog per zijde in.  De klokkentoren is getooid met een piramide van 4 zijden met platte dakpannen.  Het schip is overdekt met holle dakpannen en het koor met lavapannen.








Het koor is verbonden met een romaans logement aan de zuidzijde en met een kleine constructie in het oosten, vervolledigd met een muurtje. 
Aan de binnenzijde is het schip van 3 traveeën geplafonneerd en goed verlicht door de brede bogen van het oostelijke uiteinde.  De scherpe triomfboog is begrensd door de zijaltaren. 




Het gotische koor met vlak kooreinde en een lengte van 2 ongelijke traveeën is volledig betegeld en bewaart het hoofdaltaar.  De traveeën zijn overwelfd met kruisribben waarbij de nerven aan de hoeken terugvallen op de afsluitstukken gebeeldhouwd met maskers.  De gordelboog die de kruisgewelven scheidt, rust op fijne zuiltjes waarvan de kapitelen gebeeldhouwd zijn met gebladerte.  



Het koor van de kerk is vergelijkbaar met de kapel van de dekenij van Mazille met hetzelfde vierkante plan, dezelfde lancetbogen en dezelfde afsluitstukken gebeeldhouwd met gezichten.  In het noorden staat het koor in verbinding met de onderbouw van de klokkentoren.  In het oosten leidt een deur naar een kleine constructie die de kerk begrenst. 

Bijlagen.

Basilique du Sacré-Cœur te Paray-le-Monial (Saône-et-Loire 71)

 Basilique du Sacré-Cœur 

te Paray-le-Monial


Geschiedenis.
In de 10de eeuw bestond er reeds een parochie op de heuvel van Grenetières te Paray waarvan de kapel Notre-Dame van het kerkhof het restant is.  Een benedictijnse priorij werd in 973 gesticht door Lambert, graaf van Chalon en landsheer van Paray, met de medewerking van Mayeul, abt van Cluny.  Het bezette het Val-d'Or, waarschijnlijk een site van een Romeinse villa met een oude tempel.
Een eerste priorijkerk werd opgericht, Paray I, toegewijd aan Saint-Sauveur, La Vierge Marie en Saint-Jean-Baptiste.  Deze werd in 977 ingewijd.  De relieken van Saint-Grat, bisschop van Chalon in de 7de eeuw, werden door Lambert in 979 overgebracht.  De relieken van Saint-Blaise en Saint-Laurent volgden later.  Tijdens een ceremonie in het klooster van Saint-Marcel-lès-Chalon op 05 mei 999 werd Paray een priorij van Cluny door een gift van Hugues, zoon van Lambert, bisschop van Auxerre en graaf van Chalon.  Paray wordt één van de belangrijkste priorijen van Cluny en begin 11de eeuw wordt een nieuwe priorijkerk opgericht door abt Odillon van Cluny.  
De romaanse kerk Paray II, bezat een éénbeukig schip, een transept met absidiolen en een diepliggend koor met 3 apsissen.  Het geheel was niet overwelfd en werd in 1004 ingewijd.  Een priorij met een kloostergang bestond reeds aan de zijkant.  Een narthex met 2 torens werd later in de 11de eeuw toegevoegd en het is nu nog het enige gedeelte dat van Paray II,, resteert.
Rond 1090 beslist men tot een nieuwe reconstructie van de priorijkerk door de grote abt, Hugues van Cluny.  Deze grote romaanse basiliek bestaat nog tot de dag van vandaag, Paray III en is gebouwd in de stijl van de grote abdijkerk Cluny III waarvan de constructie begon rond 1088.  De constructie verloopt snel in de jaren 1090-1110 en in 1109 is er een inwijding voorzien.  Het is in dat jaar ook het overlijden van abt Hugues wat leidt tot een vertraging in de constructie.  De constructie van het schip wordt later in de 12de eeuw beëindigd en wordt verbonden met de nog bestaande narthex.  Dit is de vorm van de priorijkerk die ze gedurende eeuwen zal aannemen.  Op dat moment herbergt de priorij 25 tot 30 monniken. 

(Plan Zodiaque "Bourgogne romane")

De priorij komt onder directe leiding van de abdij van Cluny in 1252 en de abt van Cluny wordt daarbij eveneens prior van Paray in 1344.  In 1380 en 1389 vernielt een brand de klokkentoren op de kruising en wordt gerestaureerd.  De abtswoning van de prior wijzigt in een kasteel voor de abten tussen 1480 en 1516 door Jean de Bourbon en Jacques d'Amboise. 
De gebouwen van de priorij zijn in 1562 beschadigd met de plundering van het dorp tijdens de Godsdienstoorlogen.  De boogreeksen van de narthex worden dichtgestopt.  In de 17de eeuw heeft de religieuze Marguerite-Marie Alacoque talrijke verschijningen van Christus en vanaf dat moment wordt Paray een belangrijk bedevaartsoord van het Heilig Hart.  Sedert het einde van de 17de eeuw en in de 1ste helft van de 18de eeuw worden de abdijgebouwen onder invloed van kardinaal le Bouillon gereconstrueerd.  De narthex wordt herwerkt rond 1730 en in 1760 wordt de bevloering herdaan.  De laatste monniken verlaten Paray in 1791.  De priorij en de kerk worden aangekocht door de stad tijdens de Franse Revolutie.  De priorijkerk wordt vanaf 1792 een parochiekerk.  De klokkentoren op de kruising krijgt een nieuwe koepel in 1809.  In de 19de eeuw wordt de priorij "Residence des Chapelains".  In de jaren 1856-1860 wordt de kerk gerestaureerd door Eugène Millet nadat de kerk geklasseerd als "Monument Historique" in 1846.  De klokkentoren op de kruising wordt herdaan net zoals de onderbouw van de apsis en de narthex wordt versterkt.  In 1873 wordt de kerk toegewijd aan het Heilig Hart en in 1875 door paus Pius IX verheven tot basiliek.  In 1923 worden de daken herdaan en in 1930 andere restauraties en reinigingswerken.  De binnenzijde met een oorspronkelijke polychrome bezetting wordt vanaf 1929 tot en met de jaren 1950 afgekapt.  De gebouwen van de priorij, in 1959 geklasseerd, worden van 1975 tot 1985 gerestaureerd. 
Sedert 1998 tot 2001 worden belangrijke opgravingen geleid door Gilles Rollier.  Men heeft toen het oorspronkelijke plan van Paray II teruggevonden en belangrijkste romaanse en gotische schilderfragmenten, versierde tegels van gebakken aarde en enkele restanten van versierde glasscherven uit de 10de en 11de eeuw met vegetarisch en geometrische motieven.  De binnenste muren zijn in hun vermoedelijke staat van het einde van de middeleeuwen hersteld. 

Beschrijving.
De narthex stelt zich samen met 2 verdiepingen met een beuk van 2 traveeën geflankeerd door zijbeuken.  De onderste verdieping met 6 graatgewelven met de gordelbogen vallen terug op de 2 centrale pijlers.  Deze zijn in 1856 door Millet hernomen met 4 colonnetten en een centrale granieten zuil.  Hun herdane kapitelen zijn gebeeldhouwd met gebladerte, tov elkaar gestelde leeuwen en neergehurkte bavianen.  De rondboog overheerst aan de boogreeksen met eenvoudige imposten aan de gevel.












Het westelijke portaal uit de 12de eeuw is begrensd met 2 versierde zuilen met vlechtwerk en gebroken chevrons met daarop kapitelen gebeeldhouwd met pijnappels en acanthusgebladerte.  De dekstukken met kanteelversiering in dammotief ontvangen de versierde booglijsten van gebroken chevrons en rijen parels.  Het naakte timpaan wordt onderschreven met acanthusbladeren.








De 1ste verdieping van de narthex, de kapel Saint-Michel, is langs het schip toegankelijk langs een nauwe trap.  Zij deed dienst voor de vieringen van de overleden monniken van de orde.  Deze is overdekt met een tongewelf op gordelbogen voor de hoofdbeuk en een graatgewelf voor de zijbeuken.  De kruisvormige pijlers en de muren zijn opgericht in een klein en middelgroot metselverband.  Men treft er eveneens rondboogreeksen aan zoals op het gelijkvloers.  De imposten zijn versierd met dierengezichten, monsters, gebladerte en kanteelversiering in dammotief.  Vijf rondboogvensters verlichten het geheel.  De centrale boog heeft een prachtig zicht op het schip en dateert uit de 12de eeuw. 




Het kooreinde is het prachtigste gedeelte en is één van de mooiste in de romaanse bouwkunst.  De piramidale verheffing van de massa en de daken bezorgt een heel mooi effect.  De kapellen, de kooromgang, de apsis, de puntgevel van het koor overheersen in 5 verdiepingen.  De straalkapellen met puntgevels en de apsissen met steunbeerzuilen en een fries van kanteelversiering gaan de muur van de kooromgang vooraf.  De apsis bezit hog rondboogvensters met boogreeksen en gecanneleerde pilasters, en een gootklos met boogreeksen.







De achthoekige klokkentoren van het transept bewaart een verdieping van blinde boogreeksen aan zijn vierkante basis.  Het bovenste gedeelte werd in 1860 gereconstrueerd met paarsgewijze bogen die de grote vierbladvensters van de gotische toren vervingen.  Het transept met de hoge steunberen is geflankeerd van een torentje in het zuiden.  De absidiool van de noordelijke transeptarm bezit half ingewerkte zuilen met kapitelen van gebladerte en guirlandes als dekstukken. Het hoge schip met zijn eenvoudige muren met zijn rondboogvensters en steunberen staat in contrast met de nauwe narthex.







Voor het grote schip bevindt zich de narthex of portaal van de jaren 1080 en is hiermee het oudste gedeelte van de basiliek.  Het is een late toevoeging van de priorijkerk Paray II.  In de 19de eeuw is deze gerestaureerd maar zij betreft nog een interessant voorbeeld van een Bourgondische narthex met 2 verdiepingen zoals te Tournus en Vézelay maar met verschillende vormen.



De westelijke gevel opent zich langs 3 bogen van het portaal op het gelijkvloers, onder de ogen en steunberen van de verdieping waarvan het fronton modern is.  De 1ste travee van de narthex ondersteunt de 2 verschillende klokkentorens.  De zuidelijke is van einde 11de eeuw en bezit op zijn 2 bovenste verdiepingen paarsgewijze bogen van een kleine omvang met dubbele colonnetten en ruwe kapitelen.  De 3 bovenste verdiepingen van de noordelijke toren zijn van begin 12de eeuw en zijn dubbele bogen zijn rijkelijk versierd met spiraalvormige colonnetten, halve zuilen, gootklossen, boogreeksen, dekstukken met staafvormige kanteelversiering en prachtige kapitelen. 









Het schip is samengesteld uit 3 beuken van 3 traveeën. De hoofdbeuk is verheven op 3 verdiepingen gescheiden door lijstwerk.  De drievoudige verheffing is het kenmerkend element van de architectuur van Cluny of Autun.  De grote gebroken bogen versierd met een band van eivormige versiering, staan onder een mooi triforium met een boogreeks van 3 met en bovenaan met hoge drievoudige vensters met archivolten op dubbele colonnetten die de hoofdbeuk direct verlichten.  Het triforium met gegroefde pijlers en colonnetten, is onversierd maar een boog opent zich aan iedere travee op de gewelven van de zijbeuken.  Het hoge gewelf bezit een gebroken tongewelf op gebroken gordelbogen met een dubbele cilinder.  Het schip is van de zijbeuken gescheiden door de kruisvormige pijlers begrensd met 3 half ingewerkte zuilen.  Aan de zijde van het schip loopt een pilaster tot het triforium waar hij geflankeerd is van colonnetten.  De zijbeuken met graatgewelven op gebroken gordelbogen met dubbele cilinder bezitten zijmuren met half ingewerkte zuilen en uitsluitend in het noorden vensters met colonnetten en een stenen zitbank.










Verschillende auteurs hebben de hypothese naar voor gebracht dat het schip aanvankelijk was voorzien voor 5 ipv 3 traveeën.  In de westelijke muur ziet men gebrekkige aansluitingen met de oudere narthex.  De boog begrensd met colonnetten die aansluiting heeft met de verdieping van de narthex bevindt zich niet in het midden.  De boogreeks van het triforium en de hoge vensters verlengen zich op de gevel onder een brede, centrale boog.  De achterzijde van het portaal van de narthex bewaart nog een gotisch fresco, in 1996 ontdekt, met een kruis, 2 engelen, de hand van God en margrieten. 
Het grote transept is heel erg uitstekend en met dezelfde hoogte van het schip.  De kruising is overdekt met een mooie koepel op trompen tussen 4 gebroken bogen met dubbele cilinder en met een versiering van eierlijsten en rankversiering die terugvallen op het half ingewerkte zuilen.  De kruisbeuken van 2 traveeën zijn eveneens overwelfd met een gebroken tongewelf op gordelbogen en op 3 verdiepingen verheven. Het triforium van het schip verlengt er zich en de muren van de puntgevels met 2 verdiepingen van boogreeksen en vensters zijn doorbroken met een groot venster zoals de westelijke gevel van het schip.  Oorspronkelijk opende zich op iedere kruisbeuk een absidiool overwelfd met een halfkoepel.  Enkel de noordelijke absidiool is bewaard gebleven, nu met een doopvont versierd met 4 boogreeksen met bezanten, met colonnetten, kapitelen en 3 rondboogvensters.  De kapel Saint-Georges in de zuidelijke kruisbeuk is rond 1470 gereconstrueerd in een flamboyante gotische stijl.












Het koor van de basiliek stelt zich samen met een rechte travee en een apsis omgeven door een kooromgang die zich opent op 3 kapellen. De koortravee begrensd met zijbeuken bezit eveneens een gebroken tongewelf en 3 verdiepingen.  Twee oculi openen zich in de puntgevelmuur boven de triomfboog.  De apsis stelt zich samen met een boogreeks van 9 versierd met eierlijsten op de hoge monoliete zuilen met hierboven een serie hoge vensters die versierd zijn met een boogreeks van dammotief en dubbele colonnetten.  Het grote fresco van Christus in glorie tussen de symbolen van de 4 Evangelisten in de halfkoepel is uit de 14de of 15de eeuw. 






De kooromgang is smaller dan de zijbeuken en overwelfd met 9 afgesloten delen met graatgewelven op gebroken gordelbogen. De zijmuren zijn versierd met een boogreeks met rijen van kanteelversiering, met gegroefde pilasters en kapitelen, met dubbele colonnetten met hierop gebeeldhouwde gezichten en 2 verdiepingen met bogen.  De straalkapellen zijn gewijd aan Saint-Joseph in het midden, Saint-Blaise in het noorden en aan Sainte-Thérèse in het zuiden.  Deze kapellen stellen zich samen met een rechte travee overwelfd met een tongewelf, een rondboog op gegroefde pijlers met kapitelen en een kleine apsis met halfkoepel voorzien van 3 rondboogvensters met colonnetten. In de noordelijke zijbeuk van het koor treft men een romaans altaar aan uit de 12de eeuw met een tegel versierd met diamantpunten, pijlers met rankversiering, eierlijsten en palmetten. 













Bij het gebeeldhouwde decor domineren het vegetarische decor en het dierenmotief, heel wat rijkelijk versierd dan het portaal van de narthex.  Het mooiste is ongetwijfeld het portaal aan de noordelijke kruisbeuk geïnspireerd op de oosterse kunst.  Het schrijft zich in een uitsprong in met gegroefde pilasters en een boogreeks onderschreven door een fries van rozetten in vlak reliëf tussen rijen van parels en bezanten.  Twee kapitelen zijn gebeeldhouwd met stramme takken en pijnappels.  Het gebeeldhouwde decor van de zuilen en de booglijsten van het portaal is heel rijkelijk met gebladerte, spiralen, bloesemslingers, staafvormig dammotief, acanthusgebladerte en parels. 












Het portaal aan de zuidelijke kruisbeuk geeft uit op de kloostergang.  Gedeeltelijk verborgen door een gewelf en in 2009 gerestaureerd huist zijn originaliteit in zijn polychroom beeldhouwwerk. Het linteel met vegetarische en zoömorfe motieven is bijzonder origineel met zijn 8 medaillons die een bloeiende rozet, een gevleugeld dier, een gevleugelde viervoeter met een vogelhoofd, 2 omgekeerde hellevegen die aan de tong trekken, 2 andere viervoeters en een apenhoofd.  Men treft er stijlen en booglijsten aan versierd met geplooide linten, gebroken chevrons, lofwerk, kanteelversiering en vlechtwerk.  De kapitelen zijn links gebeeldhouwd met vegetarisch elementen en rechts met vogels die aan een druif plukken.  
In totaal treft men zowel aan de binnen- als de buitenzijde 365 kapitelen aan met over het algemeen een eenvoudige decoratie.  Men treft ze vooral boven de pilasters en de zuilen aan in de kooromgang, aan het triforium, aan de vensters en in de kapellen.  Deze vertonen vooral vegetarische motieven met een antieke inspiratie zoals te Cluny.
De zuilenreeks van de kooromgang toont één enkel kapiteel met tov elkaar staande leeuwen.  De andere zijn gebeeldhouwd met gestileerd gebladerte en waterplanten. 

(Pijnappels)

(Gebladerte)

(Gebladerte)

(Twee tov elkaar staande leeuwen)

De grote kapitelen van de pijlers van het schip en het koor bewaren interessante scenes met Daniël in de leeuwenkuil, de Ontucht met een in elkaar gestrengeld koppel en een monnik met kapmantel, engelen en griffoenen, 2 mannelijke sirenes, verstrengelde arenden, tov elkaar staande arenden en verschillende kapitelen met vogels en dieren.  Reeds gedeeltelijk gotisch bewijzen de evolutie van de constructie van de priorij in de 12de eeuw.

(De ontucht)

(Pijnappels)

(De ontucht)

(Engelen en griffoenen)

(Acanthusgebladerte)

(Twee tov elkaar staande arenden)

(In elkaar verstrengeld koppel en monnik met kapmantel; de Ontucht)

(Tov elkaar staande dieren)

(Gebladerte; acanthus)

(Daniël in de leeuwenkuil)

(Gebladerte)

(Mannelijke sirenes)

(Tov elkaar staande leeuwen)

(Tov elkaar staande vogels)

(Gebladerte)

(Gebladerte)

(Gebladerte)

(Gebladerte)

Andere kapitelen bevinden zich aan de buitenzijde zoals bij de klokkentorens van de gevel en aan het kooreinde.  Aan de noordelijke klokkentoren van de narthex vertonen de kapitelen in de stijl van de Brionnais 2 tov elkaar staande leeuwen, acanthus en het beroemte kapiteel van de Stilte met 2 handen die de stilte opleggen aan een gemaskerde man. 

Bronnen.
- Liliane Schneiter in "Le Brionnais; Eglises romanes"; Institut d'histoire de l'art du Moyen Âges"; Genève 1967.
- Raymond Oursel in "Bourgogne romane"; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 1"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1986.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.
Sapin C., Arnaud C., et Berry W. in "Bourgogne romane" Dijon 2006.

Bijlagen.