Zoeken in deze blog

dinsdag 18 oktober 2022

Saint-Valentin te Jalogny (Saône-et-Loire 71)

Eglise Saint-Valentin 
te Jalogny



Geschiedenis.
Het dorp van Jalogny is voor de 1ste keer vermeld rond 825 in een charter van het cartularium van Saint-Vincent van Mâcon; "In villa Galoniaco".  Jalogny bezit een heel oude bevolkingszone zoals de Merovingische restanten, op het grondgebied van de gemeente, teruggevonden.  De plaats is vervolgens verschillende keren geciteerd in verschillende charters en akten.  In 1117 is Jalogny vermeld als afhankelijkheid van Cluny.  Rond 1147-1148 vermeld Pierre le Vénérable, reorganisator van het domaniale systeem van Cluny, Jalogny in zijn; "Dispositio rei familiaris" als dekenij toegevoegd aan Cluny.  Het vervoegt alzo de 16 andere vermeld en maakt deel uit van de dekenijen geassocieerd met een parochie.
Een primitieve kerk is te Jalogny reeds vermeld in de 9de eeuw.  In 929 is het gebouw overgedragen aan de abdij van Cluny door bisschop Bernon.  De kerk wordt toegewijd aan Saint-Hilaire; "In Gulinago, atrio Sancti-Hilarii".  Op het einde van de 10de of begin 11de eeuw, is de kerk gereconstrueerd .  Het is misschien tijdens deze periode dat zij is overgegaan onder het patronaatschap van Saint-Valentin.  De kerk is dan een parochiekerk en tot de collatie van de abt van Cluny.  Van dit romaans gebouw rest vandaag nog het schip en de gevel.  Het westelijk portaal zou echter gewijzigd zijn in de 12de eeuw.  
In de 13de eeuw is het oostelijk gedeelte gereconstrueerd misschien als gevolg van de helling van het terrein.  Een gotisch koor met vlak uiteinde is aan het romaanse schip toegevoegd net zoals de klokkentoren.  In de 15de eeuw is deze laatste verhoogd met de toevoeging of reconstructie van de klokkenverdieping.  In 1570 is het dorp van Jalogny geplunderd tijdens de Godsdienstoorlogen zoals tal van andere in de regio.
In de 19de eeuw kent de kerk tal van wijzigingen zonder dat zijn oorspronkelijk gewijzigd werd.  In 1827 is een sacristie opgericht achter het gotische koor.  Van 1827 tot 1829 is Vincent Genillon priester en hij is vooral gekend door de afbraak van de abdijkerk van Cluny.  Hij neemt hieraan geen deel maar hij woont te Cluny en volgt er de afbraak voor rekening van "l'association des acquéreurs Beauchaton, Battonard et Vocher"
In 1897 worden er restauratie- en herstellingswerken uitgevoerd nadat de kerk in een vervallen toestand verkeerde en riskeerde gesloten te worden voor de cultus.  Deze hielden in om een herneming van een gedeelte van de bepleistering aan de buitenzijde van de gevel van het schip en de ondermuren tot de aanvang van de gewelven, de consolidering van het houten geraamte van het koor en het dak van het schip, het hernemen in zijn totaliteit van het plafond en de herstelling van de plankenvloer van de klokkentoren. 
In 1929 is de kerk ten titel ingeschreven bij de dienst "Monuments Historiques".  Terwijl de sacristie en het portiek van de westelijke gevel in de 19de eeuw zijn afgebroken, wordt een nieuwe constructie opgericht ten oosten van de koor.  In 2000 vindt een algemene restauratie plaats van de kerk met werken aan het metselverband, herneming van het houtwerk en overdekking van de klokkentoren, het schip en het koor, en wordt de gevel in zijn oorspronkelijke staat herwerkt met het verwijderen van de oculus uit de 19de eeuw en wordt het romaanse decor vrijgemaakt. 
Naast de kerk zijn de gebouwen van de oude dekenij nog steeds zichtbaar met het oude logement ten zuiden van de kerk met zijn gotische gevel, de overblijfselen van 2 poortgebouwen van de omheining en een romaanse graanschuur verdeeld in 3 beuken door de ronde gemetselde pijlers zoals bij de "Ecuries Saint-Hugues" te Cluny. 

Beschrijving.
De kerk Saint-Valentin is een gebouw met en eenvoudig plan samengesteld met een éénbeukig, rechthoekig schip en een koor met vlak kooreinde geflankeerd door een klokkentoren.  Terwijl het oostelijk blok dateert uit de 13de eeuw, is het schip romaans. 
De westelijke gevel van het gebouw is geopend door een portaal in rondboog zonder timpaan, ingewerkt in de gevel met 3 booglijsten rustend op de imposten.  Het portaal is omkaderd door 2 brede, blinde boogreeksen.  Bovenaan komen 3 diepe Lombardische banden van ongelijke afmetingen overeen met boogreeksen van de basis en beëindigen zich door kleine boogreeksen op naakte modillons.  Aan de puntgevel verlicht een kleine, nauwe en inspringend rondboogvenster de dakconstructie.





Het schip houdt 2 inspringende rondbogen per gootmuur in die de 1ste traveeën kenmerkt.  De laatste verlicht iedere zijde door een verlengde, gebroken boog waarvan deze in het noorden dateert uit de 13de eeuw, en deze in het zuiden uit de 19de eeuw.  De platte steunberen stutten de muren van het schip.




Het gotische koor van het vierkante plan is in het oosten gestut door 2 brede steunberen aan zijn uiteinde en omkaderen 3 ongelijke gebroken bogen.  Een venster van hetzelfde profiel is geopend in het noorden, net voor de klokkentoren.  De klokkentoren is samengesteld met een brede onderbouw van 2 verdiepingen begrensd door een kordonlijst.  De onderbouw is doorbroken van nauwe verlichtingsspleten alsook de toegang tot de verdiepingen.  Het 1ste niveau houdt een paarsgewijze boog per zijde in die in het midden terugvalt op een paar colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen met gebladerte en mensen- en dierenmaskers.  Enkel de zuidelijke zijde is naakt, ingewerkt in de dakconstructie.  De 2de en laatste verdieping, uit de 15de eeuw houdt een rondboog per zijde in.  De klokkentoren is getooid met een piramide van 4 zijden met platte dakpannen.  Het schip is overdekt met holle dakpannen en het koor met lavapannen.








Het koor is verbonden met een romaans logement aan de zuidzijde en met een kleine constructie in het oosten, vervolledigd met een muurtje. 
Aan de binnenzijde is het schip van 3 traveeën geplafonneerd en goed verlicht door de brede bogen van het oostelijke uiteinde.  De scherpe triomfboog is begrensd door de zijaltaren. 




Het gotische koor met vlak kooreinde en een lengte van 2 ongelijke traveeën is volledig betegeld en bewaart het hoofdaltaar.  De traveeën zijn overwelfd met kruisribben waarbij de nerven aan de hoeken terugvallen op de afsluitstukken gebeeldhouwd met maskers.  De gordelboog die de kruisgewelven scheidt, rust op fijne zuiltjes waarvan de kapitelen gebeeldhouwd zijn met gebladerte.  



Het koor van de kerk is vergelijkbaar met de kapel van de dekenij van Mazille met hetzelfde vierkante plan, dezelfde lancetbogen en dezelfde afsluitstukken gebeeldhouwd met gezichten.  In het noorden staat het koor in verbinding met de onderbouw van de klokkentoren.  In het oosten leidt een deur naar een kleine constructie die de kerk begrenst. 

Bijlagen.

Geen opmerkingen: