Zoeken in deze blog

donderdag 9 november 2023

Lanterne de Morts te Cellefrouin (Charente 16)

 Lanterne de Morts 

te Cellefrouin


Beschrijving.
De lantaarn rust op een verhevenheid omringd met 5 cirkelvormige terrassen die gedeeltelijk herdaan zijn met stenen afkomstig van oude graven, van rond 1828.  
Gedragen door een onderbouw versierd met pilasters, is deze gevormd door een bundel van 8 zuilen met de kleinste die aan de zwaardere aanklampen.  Bovenaan de zuilen bevindt zich een kegel versierd met schubben waarop een bol een kruis ondersteunt.  De lantaarn is georiënteerd door de zware zuilen die exact overeenkomen met de 4 windstreken.  De 4 openingen uitgewerkt in de kegel lieten het licht rond het monument uitstralen.
Op ongeveer 3 m boven de onderbouw bestaat een andere, nauwe opening van 0,40 cm de zijde voorzien van een klein, licht uitstekend tablet.  Met een ladder kom men een kabel bedienen om de lamp van de lantaarn op te heisen.  De kegel is nog doorbroken van een vijfde opening maar nauwer als de andere.







Dit monument van 12m hoogte is doortrokken van een grote elegantie.  Men kan deze vergelijken met de lantaarn van Fenioux in de Saintogne die nog mooier is door zijn kroon van kleine colonnetten op de zuilen opgesteld.  Er bestaat in de Angoumois nog een tweede, namelijk deze van Pranzac op de plaats van het oude kerkhof.  Van een bescheiden omvang bestaat deze uit een cilindervormige zuil van 6m50 hoog die eveneens rust op een verhevenheid omringd met verschillende treden.  Een rechthoekig deurtje van 0,80m op 0,49m liet toe om gemakkelijk de binnenzijde van de zuil te bedienen.  Zoals bij de lantaarn van Cellefrouin ziet men geen tafel meer om de dienst er te celebreren.  Deze lantaarn moet eveneens dateren uit de 12de eeuw.





Bij het aanschouwen van deze verheven monumenten ter nagedachtenis van de overledenen, kan men niet stilstaan om wat hun symboliek uitdrukt.  Hun oorsprong is essentieel christelijk.  Het licht van de lantaarns op de kerkhoven van Pranzac en Cellefrouin die verwijderd zijn van hun kerken, vervingen heelzeker deze heiligdommen.  Een tekst van Pierre le Vénérable, abt van Cluny leert ons dat deze lampen aangestoken op hun top tot doel hadden om de overledenen te eren waarbij deze de graven verlichtte, om hun aandenken ver uit te dragen, om in het duister het gebed van de gelovigen aan te moedigen.
Talrijk waren deze vanaf het westen tot het centrum van Frankrijk en tonen deze dodenmonumenten ons met welk geloof de bevolking in de middeleeuwen de cultus van hun doden onderhielden.

Bronnen.
-Sophie Esla Goillot in "Guide des églises romanes", Charente; Editions Le Passage des Heures; Saint-Savinien-sur-Charente 2013.
-Isabelle Oberson in "Lumières romanes", Charentes; Editions Le Croît vif; Saintes 2011.
-Jean George in "Les églises de France", Charente; Editions Letouzey et Ané; Paris 1933.
- Ch. Daris in Angoumois roman; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 14"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1961.





Bijlagen.

Eglise Saint-Vincent te Champmillon (Charente 16)

 Eglise Saint-Vincent 

te Champmillon



Beschrijving.
De kerk in 1172 geschonken aan de abdij Saint-Cybard door bisschop Lomond, werd door de Hugenoten vernield.  Nadien werd zij het voorwerp van talrijke herstellingen op het einde van de 19de en begin 20ste eeuw. 
Het is niet zeker dat oorspronkelijk de kerk overdekt was met een tongewelf.  De oude steunberen, nog zichtbaar aan de zuidmuur meten 0,65m op 0,25m.  De noordmuur werd opnieuw opgebouwd en de 2 zijden bezitten massieve steunberen van 2m op 1m40.
De kerk was verdeeld in 3 vierkante traveeën met koepels op penditieven, in het oosten beëindigd door een halfronde apsis en in het westen voorafgegaan door een korte travee van 1m90 lengte overwelfd met een gebroken tongewelf.  De 3de koepel en de apsis zijn afgebroken of vervangen door een tongewelf en een halfkoepel.

Plan J. George

De gevel is verticaal verdeeld door 4 zuilen.  Op het gelijkvloers opent een ingang met 2 booglijsten zich tussen 2 blinde bogen.  Vier andere blinde boogreeksen versieren de eerste verdieping tussen 2 kordonlijsten en een heel erg verhoogde puntgevel hierboven.






De zijmuren stellen behalve hun serie steunberen, een doorlopende reeks voor van kraagstenen waarop de machicoulis rusten. 



Het beeldhouwwerk van het portaal en de 2 blinde bogen dateert van rond 1120.  De kapitelen onder de koepel gaan terug tot het 3de kwart uit de 12de eeuw.  De kapitelen aan het portaal en de blinde bogen zijn gebeeldhouwd met gebladerte, acanthus, dieren- en personages die rankversiering uitspuwen en tov elkaar gestelde griffoenen tussen het gebladerte die rankversiering uitbraken.





















Bron.
- Jean George in "Les églises de France; Charente"; Librairie Letouzey et Ané; Raspail 1933.