Zoeken in deze blog

zaterdag 23 maart 2019

Abdijkerk van Park te Heverlee (Vlaams-Brabant)

Abdijkerk van Park 
te Heverlee

Beschrijving.
De Norbertijnenabdij Park in Heverlee werd omstreeks 1100 gesticht door hertog Godfried I met de Baard.
Pas in het begin van de 13de eeuw begon men met de bouw van de monumentale kerk.  Het koor en de dwarsbeuk van de driebeukige kruiskerk werden in 1228 ingewijd en het schip werd pas op het einde van deze eeuw voltooid.
De kerk is een mooi voorbeeld van de overgangsstijl  en van het voortbestaan van de romaanse architectuur tot ver in de 13de eeuw.


De buitengevels van het diepe koor en van de transeptarmen zijn bovenaan tussen de steunberen versierd met Lombardische boogfriezen en waren oorspronkelijk doorbroken door hooggeplaatste vensters.  Deze versieringen doen denken aan de sobere cisterciënzerkunst.  Ook het ontbreken van een toren benadrukt de kloosterlijke eenvoud.











De diepe dagkanten van het portaal in de westgevel zijn versierd met colonnetten met gebeeldhouwde voetstukken en kapitelen.  De ronding van de driekwartzuilen wordt op de archivolten verder gezet en geeft aan het geheel een sterk plastisch effect.






In het interieur bemerkt men een vermenging van romaanse kruisgewelven op vroeggotische spitsbogen.

Bronnen.
- Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België romaans; Uitgeverij Hadewijch; Antwerpen-Baarle 1992.
- André Courtens en Jean Roubier in Romaanse kunst in België; Uitgeverij Vokaer; Brussel 1972.

Bijlagen.

donderdag 21 maart 2019

Sankt Martinus te Barmen (Nordrhein-Westfalen)

Sankt Martinus 
te Barmen

Geschiedenis.
In een document "Liber Valoris" rond het jaar 1300 wordt de kerk reeds beschreven als een kerkmonument.  Waarschijnlijk was Barmen in deze periode reeds een parochie.  Deze parochie hield op te bestaan op 31 december 2012 toen zij samen met 13 andere parochies werd samengevoegd tot 1 grote parochie "Heilige Geist Jülich".
Het oudste gedeelte van de Sankt Martinus is de romaanse klokkentoren uit het midden van de 12de eeuw.  Vermoedelijk was aan de klokkentoren een eenvoudig zaalkerkje toegevoegd waarvan nu nagenoeg niets meer gekend is.  
In de 15de eeuw werden de huidige noordelijke zijbeuk en de middenbeuk met een driezijdig, gesloten koor gebouwd ter vervanging van de romaanse kerk.  In de 16de eeuw werd de zuidelijke zijbeuk toegevoegd zodat de kerk voornamelijk een laatgotisch driebeukig gebouw vormt.

Beschrijving.
De Sankt Martinus is een driebeukige romaanse-laatgotische hallenkerk van 4 traveeën en een polygonaal koor van 3 zijden.  Het schip wordt voorafgegaan door een romaanse westertoren van 4 verdiepingen opgetrokken in een metselwerk van tuf- en breuksteen.  Op het gelijkvloers bevindt zich het ingangsportaal.  De 2 bovenste verdiepingen worden gekenmerkt door de lisenen.  Het gotische schip en koor zijn opgetrokken in regelmatig metselwerk.  Aan de oostelijke zijde van de noordelijke zijbeuk bevindt zich de sacristie.  Enkel de koorvensters bezitten een tweetakkig maaswerk.  Het schip wordt overkluisd met een gewelf van kruisribben.  Het gebouw heeft een lengte van 18,60 m en een breedte van 15,50 m. 


















Bijlagen.

maandag 18 maart 2019

Klein Sankt Arnold te Arnoldsweiler (Nordrhein-Westfalen)

Klein Sankt Arnold 
te Arnoldsweiler

Geschiedenis.
Op de document dat de bezittingen van het Keulse Ursulaklooster vermeldt, worden in 922, 2 kerken in Arnoldsweiler opgesomd dat toen nog Ginnizweiler heette.  De 1ste kerk is de voorloper van de huidige Arnoldskapel of Klein Sankt Arnold, de 2de bestaat niet meer maar was mogelijks de Sankt Urbankirche daar de Urbanusviering in Arnoldsweiler nooit verdwenen is.  In 1742 was de heilige Urbanus in de visitatieprotocollen vermeld als parochiepatroon wat hoogst waarschijnlijk op een vergissing berust.
Reeds in 1360 bevestigt hertog Willem I van Jülich de verplichting van de Burgewaldgemeenten om een kaars te betalen op dinsdag na Pinksteren, later op Pinkstermaandag.  Deze verplichting werd pas in de 19de eeuw afgeschaft.
De vroegste weergave van de heilige Arnold is in de huidige Arnoldskapel, een zandstenen figuur op het praalgraf uit de 1ste helft van de 15de eeuw.  In een wijsdom van 1548/49 wordt een Arnoldsbroederschap vermeld, een verwijzing naar de aloude Arnoldusverering.  De zandstenen figuur op het praalgraf van de heilige werd in de 1ste helft van de 15de eeuw vervaardigd.
De oude kerk van Arnoldsweiler was waarschijnlijk al voor 1168 als parochiekerk vermeld en werd in de loop der tijden herhaaldelijk verbouwd en uitgebreid.
Tegen het einde van de 19de eeuw was deze echter zo bouwvallig dat men besloot een nieuw gebouw op te richten.  Zo werd in de jaren 1899/1902 een nieuwe, veel grotere kerk opgericht naar de plannen van de Keulse architect Theodor Ros.
Onder meer op initiatief van de in Niederzier geboren, Arnold Steffens die later het Keulse domkapittel versierde, werd in het begin van de 20ste eeuw de Arnoldskapel gerestaureerd en herbergt nu het graf van de heilige Arnoldus.
In 1913/14 versierde de Rijnlandse schilder Peter Hecker de gewelven met een reeks opmerkelijke fresco's die hij in 1952 herdeed en aanvulde in 1955.



Beschrijving.
De kleine Sint Arnolduskerk is een onregelmatig, driebeukig gebouw uit de 11de tot de 18de eeuw.  De toren, het westelijk gedeelte en de zuidelijke zijbeuk zijn nog volledig, de noordelijke zijbeuk en het koor zijn als ruïne bewaard gebleven.





De oudste delen dateren uit de 11de eeuw.  Het voorgaande gebouw werd reeds samen met een 2de kerk in 922 vermeld in een document.  De drie onderste niveaus van de toren dateren uit de 11de eeuw.  Daarbij sloot in deze periode een eenvoudig met een vlakke overwelfde zaalkerk aan waarvan de delen van de zuidmuur uit deze periode dateren.  In de 12de eeuw werd de toren verhoogd met een 4de verdieping en ontving een westelijk portaal dat nu een raam is.  Waarschijnlijk werd in de 12de eeuw een groter schip aan de noordelijke zijde van de zaalkerk geplaatst waardoor een tweebeukig gebouw was ontstaan.  Dit gebeurde waarschijnlijk toen de plaats tot parochie werd verheven.












In de 15de eeuw werd de kerk herbouwd.  De zuidelijke zijbeuk ontving het huidig, ongelijk gesloten driezijdig koor en een gewelf van kruisribben.  De noordelijke hoofdbeuk kreeg eveneens een driezijdig gesloten koor met gewelf.  Deze wijzigingen werden uitgevoerd in de gotische stijl.  In de 17de eeuw bracht een brand aan de kerk ernstige schade toe.  De middenbeuk stortte grotendeels in, het westelijk deel van de kapel van de zuidelijke zijbeuk zakte in elkaar alsook de klokkentoren werd zwaar beschadigd.
Rond 1671 werd de kerk heropgebouwd.  Alle bewaarde restanten werden opnieuw gebruikt.  In de muur van de zuidelijke zijbeuk die nog steeds een vroegromaanse structuur bezit met lisenen, heeft men de huidige ramen doorbroken en de ingestorte gewelven in het westelijke deel vervangen door graatgewelven.  Het gotische ribgewelf in het oostelijk deel bleef bewaard.  Het schip werd herbouwd met een groter driezijdig koor en een houten tongewelf.  Ten noorden van de hoofdbeuk werd een noordelijke zijbeuk in barok toegevoegd.  Hierdoor was en ongelijk gebouw van 3 beuken ontstaan.  Het schip verkreeg eveneens een rechthoekig voorportaal in het westen.



Einde 19de eeuw verslechterde de staat van de oude kerk aanzienlijk.  De in Niederzier geboren Arnold Seffens, als kapitteldrager, ging zich persoonlijk na 1902 inzetten voor de renovatie van de Arnoldkapel.  De provinciale conservator van de Rijnprovincie, Paul Klemen, en de Keulse ondernemer, Arnold von Guilleaume, boden eveneens financiële hulp aan voor het behoud van de Arnolkkapel.  Het voormalige schip, gebouwd rond 1700, met de ontdekte crypte in 1978 en met een graf van 1600, werd als ruïne behouden.  In 1906/07  gerenoveerde kerk naar de plannen van Ludwig Arnzt, bewaart het graf van Arnold von Arnoldsweiler.





Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kerk sterk beschadigd.  Waarschijnlijk door een schokgolf van een bomexplosie in de omgeving, ging de toren overhellen en dreigde in te storten.  Door een renovatie in 1947 kon dit echter voorkomen worden.  Sedertdien staat de toren enigszins scheef en daarom hangen er geen klokken meer in de toren.

Bijlagen.

zondag 17 maart 2019

Nikolauskapelle te Geich (Nordrhein-Westfalen)

Nikolauskapelle 
te Geich

Geschiedenis.
De Niklaaskapel werd op 07 november 1337 voor het eerst vermeld.  In 1410 bekwam men een schenking van Willem van Merode en de ridder Willem van Troyen voor de oprichting van een gasthuis en hospitaal voor pelgrims en zieken.  Dit was volgens de wil van de schoonbroer van Willem van Troyen, die tijdens een pelgrimstocht naar Jeruzalem stierf.  Het beheer van het complex werd toevertrouwd aan de Schultheiss van Echtz en de zorg van de ridderorde klooster Schwarzenbroich die vertegenwoordigd werden door de priors of priesters.
In het begin van de 19de eeuw werd in het dorp een klooster opgericht voor de Broeders van de Heilige Geest die de kapel van het gasthuis en het ziekenhuis beheerde.  Met de vernielingen tijdens WO II bleven enkel nog de kelders van het klooster intact, waarop later woningen verrezen.

Beschrijving.
De kapel bevindt zich net buiten het dorp Geich en wordt nu omringd door velden en weiden.  
Oorspronkelijk bevond zich naast de kapel het ziekenhuis welk in de volksmond het gasthuis werd genoemd.  De kapel lag in de onmiddellijke omgeving van de verkeers- en handelsroute komende van Frankfurt naar Aken en verder door naar Antwerpen.  Deze route stond ook bekend als de Kroningsroute daar in de middeleeuwen de Duitse koningen vanuit de verkiezingsplaats door de Duitse Keurvorsten in Frankfurt naar Aken leidde voor de officiële kroning.
De kapel wordt vernoemd in 1340 naar aanleiding van de stichting van de kapel met het klooster Schwarzenbroich door Werner van Merode.
De kleine zaalbouw met een halfronde apsis dateert van de 11de en 12de eeuw en is opgetrokken in breuksteen.  Met de verbouwingen in 1763 werd een sacristie toegevoegd en een rococotrap geïnstalleerd.  De muren worden doorbroken met rondboogvensters.  De ingang aan de noordelijke zijde is opgetrokken met blauwsteen en de deur is een replica van deze uit de laatgotische periode.  De steunbeer aan de westelijke zijde dateert van een latere periode.
Het gebouw werd tijdens de Tweede Wereldoorlog ernstig beschadigd en in 1958 gerestaureerd.  Hierbij werden de oorspronkelijke romaanse ramen, links en rechts van de apsis ontdekt en rechts van het altaar kwam een zitnis voor de dienstdoende priester aan het licht welke opnieuw bruikbaar werd gemaakt.  Een verdere restauratie vond plaats in 1978 en renovatiewerken in 2014.













Bijlagen.