Zoeken in deze blog

donderdag 1 juni 2023

Ancien prieuré Saint-Christophe te Le Puley (Saône-et-Loire 71)

 Ancien prieuré Saint-Christophe 

te Le Puley



Geschiedenis.
De romaanse kerk van Le Puley die waarschijnlijk dateert uit het begin van de 12de eeuw, was reeds in 1263 de zetel van een priorij verbonden aan de benedictijnerabdij van Lancharre. 
Het betreft een gebedsplaats voor jonge edelvrouwen en weduwen van lokale heren die de Regel van de heilige Benedictus volgen.  De geschiedenis van Le Puley verbindt zich met deze van Lancharre vanaf 1615.  De abdis van Lancharre, Marie de Blé d'Uxelles die haar abdij hervormt, bekomt van de bisschop van Chalon, Cyrus de Thiard, om beide gemeenschappen met elkaar te verbinden.
De priores van Le Puley, Constance de Blé, laat de verwaarlozing van de gebouwen en de onveiligheid van de plaats vaststellen.  De 2 gemeenschappen werden in 1636 overgebracht naar Chalon.  De kerk van Le Puley was tot dan parochiekerk onder het patronaat van de heilige Christof, een heilige uit de 3de eeuw uit Klein-Azië, als patroon van de reizigers.  Zij naam betekent zoveel als "drager van Christus".
De kerk werd aldus verlaten.  De Revolutie zette al de bezittingen van de gemeenschap te koop en zond de religieuzen terug naar het burgerleven.  In 1844 voorzag de kerkfabriek de afbraak van de priorijkerk daar zij niet meer gebruikt werd en de parochie toegevoegd was aan Saint-Micaud.  De dringende stappen van de gemeente te Le Puley en de bisschop van Autun bereiken in 1854 niets.  Net voor de officiële afbraak van de achthoekige klokkentoren met cluniaanse inspiratie, stortte deze in 1877 in.
In 1968 vormt M. Semage, e eigenaar van het kasteel te Le Puley de "Association de sauvegarde et de mise en valeur du vieux Puley".  Zijn zoon, Deniz Sermage neemt de fakkel over en ieder jaar is de restauratietaak voorgesteld aan de "Association Rempart"

Beschrijving.
De westelijke gevel is voornamelijk opgetrokken in een klein regelmatig metselverband.  De gevel is versierd met Lombardische banden en boogreeksen met 3 rondboogvensters. De licht gebroken boogreeksen rusten op versierde modillons.  Het portaal opent zich in een licht uitstekend massief van metselwerk.  De licht gebroken archivolt rust op de rechte steunen bekroond met imposten en omkaderd het naakte timpaan (oorspronkelijk misschien beschilderd) dat ondersteund is door kraagstenen met lijstwerk. Deze gevel en zijn puntgevel verraden een eenvoudige overdekking van 2 zijden en aldus een schip zonder directe verlichting. 
De licht uitstekende steunberen stijgen tot net onder de dakconstructie.  De steunberen van de apsis beëindigen zich in een talud onder de gootklos die gedragen wordt door de kleine gebeeldhouwde modillons.
Een merkwaardig venster in de vorm van een kruis opent zich in het oosten, net onder de koepel op trompen zoals bij de romaanse kerken in de vallei van de Rhône veel voorkomend is.
Aan de binnenzijde is het schip van 3 traveeën geflankeerd van zijbeuken en wordt verlicht door kleine rondboogvensters per travee met een dubbele insprong.  Het schip was overwelfd met een gebroken tongewelf waarvan nog enkele restanten bestaan.  Zijn overdekking en zijn overwelving in een gebroken tongewelf met gordelbogen viel oorspronkelijk terug op de steunen van de pijlers.  De zijbeuken waren op hun beurt overwelfd met graatgewelven zonder gordelbogen.
Het transept is niet uitstekend.  De kruising laat nog de trompen zien waarop de koepel rustte alsook de kleine boogreeks met versierde modillons die de kruising met het vierkant versterkte om beter de koepel en de klokkentoren te dragen.  De transeptarmen zijn overwelfd met een overlangs tongewelf.
Het koor dat het oudste gedeelte zou omvatten, bezit een halfronde apsis en begrensd met absidiolen van hetzelfde type. Hun halfkoepel is bijzonder goed samengesteld. Het koor is gevormd met een korte travee dat de eenvoudige apsis voorafgaat. 
Aan de binnenzijde treft met nog zeldzame sporen aan van bepleistering in de hoeken.  Het verschil in metselverband tussen de oostelijke en westelijke delen van het gebouw hebben enkele archeologen laten besluiten dat er misschien 2 bouwcampagnes plaats vonden. Maar de basis van het plan, de gelijkmatigheid van de aanzetten van vierkante breukstenen, tot en met de aanvang van de bogen veronderstellen waarschijnlijk een herneming van de constructie bovenaan en niet van oost naar west tussen het einde van de 11de en het begin van de 12de eeuw. 



























Bron.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Editions Faton; Dijon 2006.


Bijlagen.

woensdag 31 mei 2023

Eglise Saint-Amour te Saint-Amour-Bellevue (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Amour 

te Saint-Amour-Bellevue


Geschiedenis.
Het dorp van Saint-Amour-Bellevue is reeds in een charter van het kapittel van Mâcon vermeld op het einde van de 11de of begin 12de eeuw onder de naam van "Sancti-Amoris".  Deze naam brengt eerbetoon aan saint Amour, ook Amor of Amator genaamd, een christelijk soldaat van het Thebaanse legioen en terechtgesteld omdat hij weigerde deel te nemen aan de slachting onder de christenen in Gallië onder keizer Diocletianus.  De relieken van Saint-Amour worden bewaard in een dorp in de Jura dat zijn naam draagt.  Het dorp van Saint-Amour-Bellevue heeft waarschijnlijk een reliek van de heilige martelaar ontvangen. dat bij deze gelegenheid zijn naam aannam.  Toen tijdens de Revolutie de toponiemen die eerbetoon aan de heiligen brachten, werden afgeschaft, nam het de naam aan van Bellevue.  
In 1908 zijn de 2 namen samengevoegd en werd de gemeente officieel Saint-Amour-Bellevue.
Een eerste cultusplaats in het dorp is in de charter 421 van het cartularium van Saint-Vincent van Mâcon vermeld onder de benaming "Capella Sancti-Amoris in villa Abluciniaco", in de eerste helft van de 10de eeuw.  Deze eenvoudige kapel waarvan er nu niets meer rest, behoorde toe aan het kapittel.  In de 12de eeuw is het gebouw waarschijnlijk gereconstrueerd.  In deze periode werd de lokaliteit reeds opgericht als parochie en is waarschijnlijk opnieuw overgedragen aan het kapittel die het enige tijd voordien opnieuw had opgeëist.  Dit zou de reconstructie gemotiveerd hebben om aldus een gebouw in goede staat terug te geven.  Van dit gebouw uit de 12de eeuw resten nog enkel de travee onder de klokkentoren en de apsis, en misschien nog een deel van de klokkentoren.
De kerk zelf is voor de eerste keer vermeld in een prebendenregister uit de 14de eeuw als "Ecclesia Sancti-Amoris".  De parochie is in de volgende eeuw vermeld onder de benaming "Parrochia Sancti-Amoris prope Matisconem".  Wat er met de romaanse kerk gebeurd tijdens deze periode is erg onzeker.  Men vindt ze enkel in de 17de eeuw terug toen een kapel toegewijd aan Saint-Martin is gesticht in 1652 door Martin Pollet, een burger uit Mâcon.  Op het einde van de 18de eeuw beklagen de parochianen zich over de staat waarin hun kerk zich bevindt alsook van de gedrongen afmetingen van de romaanse kerk om al de gelovigen te kunnen ontvangen.  Van 1783 tot 1786 is het gebouw volledig gerestaureerd en vergroot naar het westen toe volgens het advies van de bouwondernemer, Antoine Zolla, uit Mâcon.  Met de Franse revolutie maakt de priester van de parochie, Mr. Betrand, deel uit van de beëdigde priesters en erkend aldus de burgerlijke grondwet van de geestelijkheid.  Hij verdwijnt echter in 1792 en de parochieregisters houden het volgende jaar op.  De bezittingen van de geestelijkheid worden verkocht als nationale bezittingen. 
In 1820 koopt de gemeente de parochie terug.  Gans de 19de eeuw lang wordt de kerk regelmatig gerestaureerd.  De eerste werken zijn in 1823 ondernomen om de niet verzorgde staat in de voorgaande jaren van de kerk te herstellen.  Zij betreffen de daken en de bezetting en voorzien eveneens in het noorden de toevoeging van een kapel.  Van 1828 tot 1831 is het koor volledig gerestaureerd en heringericht.  In 1881 is een project van uitbreiding en renovatie opnieuw aan de beurt.  Naar de plannen van architect Pinchard uit Mâcon, wordt voorzien in het hernemen van het schip als de constructie van de zijbeuken en een sacristie ten zuiden van de koorapsis.
In 1909 is pastoor Braqui benoemd te Saint-Amour, een taak die hij uitvoert tot 1939.  Als gefortuneerd persoon koopt hij de parochie in 1913 in de vorm van een burgerlijke genootschap van immobiliën.  Deze houdt de parochie van Chaintré, zijn vrije school en de parochie van Saint-Amour.  Dit genootschap wordt in 1973 "l'Association d'entraide de Chaintré et Saint-Amour" die tot op de dag van vandaag bestaat.
Net voor de verkoop van de parochie is een inventaris van bezittingen geïnventariseerd door de gemeente.  Het is bij deze gelegenheid dat in de tuin een gebeeldhouwd tegel is ontdekt.  Deze houdt een Byzantijnse Christus in, omringd met gezichten van engelen.  De gemeente voorziet vanaf dan in de klassering bij "Monuments Historiques" dat in 1928 bekrachtigd wordt.  Deze Christus is gedateerd uit de 12de eeuw en overgebracht naar de kerk.
Na de Eerste Wereldoorlog realiseert pastoor Braqui die een groot bewonderaar is van de oude schilderkunst en fresco's, het decor van het koor en de triomfboog van Saint-Amour.

Beschrijving.
Het plan van de kerk stelt zich nu samen met een rechthoekig schip met zijbeuken gevolgd door een travee onder de klokkentoren en een apsis in het zuiden geflankeerd door een moderne sacristie.
Aan de buitenzijde bezit het gebouw een modern en indrukwekkend profiel.  Deze is geopend door een klein portaal in rondboog met sleutel en uitstekende imposten.  Hierboven staat een roostervenster uit 6 lobben met hierboven een kleine rechthoekige opening.  Twee identieke vensters bevinden zich aan weerszijden van de gevel die de zijbeuken verlichten.  Op de puntgevel staat een klein stenen kruis.  
De muren van de zijbeuken zijn elk geopend door 5 rondboogvensters terwijl 5 oculi de gootmuren van het schip doorbreken.  De travee onder de klokkentoren is in het zuiden door de sacristie en in het noorden door een rechthoekige constructie voorzien die leidt naar de traptoren die toegang verschaft tot de klokkentoren.  De kerk beëindigt zich door een kooreinde met een rechte muur, in het oosten en het noorden door een venster geopend, deze in het zuiden is dichtgemaakt omwille van de sacristie.  De klokkentoren is vierkant en houdt één enkel niveau in geopend op iedere zijde door een paarsgewijze boog.  De heel geringe hoogte in overeenkomst met de rest van het gebouw schijnt zijn ouderdom te bevestigen zonder een zekere datering toe te laten. Hierop staat een korte piramide met 4 zijden.
Aan de binnenzijde van de kerk verbaast het schip door zijn afmetingen en helderheid.  Men wordt er direct getroffen door de levendige kleuren van het schilderwerk in het koor.
Het schip van 5 traveeën is overwelfd met graatgewelven, begrensd door de gordelbogen die terugvallen op de kraagstenen.  De hoofdbeuk staat in verbinding met de zijbeuken door de grote rondbogen die terugvallen op de ronde pijlers met gebeeldhouwde kapitelen van gebladerte en gezet op vierkante basissen.  De zijbeuken zijn eveneens overwelfd met graatgewelven.  Zij beëindigen zich in rechte kapellen waar deze in het zuiden toegewijd is aan de heilige Maagd en deze in het noorden aan de heilige Jozef.
De travee onder de klokkentoren bezit eveneens een graatgewelf.  Men bemerkt er 2 kleine dichtgestopte rondbogen aan weerszijden.  Deze is gevolgd door een halfronde apsis, ingenomen in een vlak kooreinde dat nauwer is dan de voorgaande travee.
De "Christus van Saint-Amour" in steen moest het graf van een edelman versieren.  Zijn samenstelling is raadselachtig en ongewoon.  Het gaat om een steen van 1,40m op 1,20m.  Men bemerkt een Byzantijnse Christus gekleed in een tuniek en in een onregelmatige mandorla gezeten.  Zijn hoofd rust op een kruis, niet ingeschreven in een aureool en neemt de houding aan van onderricht met 2 opgeheven en 2 rustende vingers.  Hij is omringd van 4 engelenhoofden.  De steen is omringd met 2 gedraaide colonnetten op de zijden en rankversiering. 
Zijn oorsprong blijft ongekend net zoals de identiteit van de edelman waarvoor het graf getooid was met deze steen.  Tijdens zijn klassering als historisch voorwerp in 1928 werd hij gedateerd uit de 12de eeuw.  Andere veronderstellingen laten hem niet vroeger dateren van uit de 17de eeuw.  Het zou gaan om een romaanse imitatie wat de mouwen van de Christus alsook de makelij van hoofden van de putti bewijzen. 








Bijlagen.

dinsdag 30 mei 2023

Eglise Saint-Michel te Saint-Micaud (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Michel 

te Saint-Micaud


Beschrijving.
De kerk Saint-Michel van Saint-Micaud maakte deel uit van het Aartsdekenij van Chalon en het Aartspriesterschap van la Montagne, vervolgens van Mont-Saint-Vincent. 
In 1836 bevindt de kerk zich een staat van verwaarlozing en verval. De restauratiewerken werden ondernomen dankzij de verkoop van materialen in 1893 van de kerk van Le Puley, die in een vervalen staat verkeerde en aan Saint-Micaud was toegevoegd. 
In 1956 ondernam de pastoor Besau samen met de medewerking van de bevolking, de restauratie van het binnengedeelte van de kerk waarbij in het koor een liturgisch wijwaterbekken en en een eucharistische kastje werden ontdekt. 
De romaanse klokkentoren, van het vierkante plan is op zijn bovenste verdieping op iedere zijde doorbroken van 2 paarsgewijze rondbogen met een terugval op 2 colonnetten met ruwe kapitelen.  De rondbogen zijn versterkt met een boogreeks met een terugval op een modillon.  Een spits van 4 zijden wordt door de klokkentoren gedragen met een hoogte van 27 meter.  De verdieping hieronder wordt opengewerkt door Lombardische uitsparingen met een rondboogreeks van 4 die terugvallen op een modillon.
Aan de binnenzijde stelt het koor een eerste romaanse travee voor overwelfd met een gebroken tongewelf, dat samen met de klokkentoren het oudste gedeelte van het gebouw voorstelt.  Zij is gescheiden van de twee travee dat het kooreinde vormt, door een gebroken boog die terugvalt op 2 aangezette colonnetten met hierboven versierde kapitelen.  Deze in het noorden stelt bezanten, uitstekende gebeeldhouwde schijfjes, voor met aan de hoeken 2 gezichten en in het zuiden met 2 gezichten aan de hoeken gescheiden met een klein bloemenmotief. 
De tweede travee, overwelfd met ribben, dateert uit het midden van de 14de eeuw en beëindigt zich door een vlak kooreinde welk een halfronde apsis zou vervangen hebben.  Tijdens de restauratie werd het centrale venster dichtgemaakt.  Deze travee wordt verlicht door 2 rondboogvensters met een dubbele insprong. 
Het éénbeukige schip is gewijzigd geweest en werd aan de noordelijke zijde verlengd en voorafgegaan door een portiek opengewerkt door 2 openingen met colonnetten in de romaanse stijl.   Vooraan in het schip aan de linkerzijde  is een doopvont uitgewerkt in een Romeins kapiteel waarvan aan de hoeken de knoppen van gebladerte gescheiden zijn door maskers.  Deze behoorde toe aan de voormalige priorijkerk van Le Puley waar de kuip in de ruïnes werd teruggevonden. 



















Bron.
- M et Ch. Dickson in "Les Eglises romanes de l'ancien diocèse de Chalon; Edition Protat; Mâcon 1935.

Bijlagen.