Zoeken in deze blog

zaterdag 12 mei 2018

Ancienne église Sainte-Hélène te Istres; Les Istres-et-Bury (Marne 51)

Ancienne église Sainte-Hélène te Istres;
Les Istres-et-Bury

Geschiedenis.

De oude parochiekerk van Istres die toegewijd was aan de heilige Helena verheft zich net buiten de huidige gemeente van Istres-et-Bury, gevormd door de vereniging van de oude parochies van Bury en Istres.  Het gebouw is nu afgeschreven.
De parochie van Istres had als hoofd en voornaamste ontvanger van de tienden, de abt van Hautvillers wat de zeldzame verspreide patroon van de heilige Helena verklaart.  De relieken van deze heilige werden te Hautvillers bewaard sinds de 9de eeuw; een periode toen de monnik Teutgise deze had ontvreemd aan Sint-Pieter te Rome.
De parochie van Istres is van voor 1312 vermeld in het oudste prebendenregister van het diocees van Reims.  Het gebouw daarentegen is niet vermeld voor het uiterste einde van de 15de eeuw.  Het verschijnt in verschillende delen van de dekenij van Epernay maar het oudste dat zou bewaard zijn, dateert van 1499.  De inlichtingen over het gebouw zijn heel zeldzaam en heel onduidelijk.  Aldus vernemen we dat de kerk ernstig beschadigd werd met de doortocht van de Hugenoten in 1572.
De teksten van de 17de en de 18de eeuw die talrijker zijn, maken melding van verschillende beschadigingen.  In 1718 is één van de 2 zijbeuken overdekt met stro en in 1726 zijn het schip en de 2 zijbeuken hiermee overdekt welke dus in een slechte staat verkeren.  Enkele jaren later beslissen de inwoners die volgens het gebruik verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van het schip en de zijbeuken terwijl de ontvangers van de tienden dit zijn voor het koor en de kapellen, om deze zijbeuken af te breken.  In 1740 breken deze de zuidelijke zijbeuk af en vullen de lege delen van de boogreeksen op terwijl de ontvangers van de tienden de opening met het transept laten dichtstoppen.  Tussen 1747 en 1756 wordt de noordelijke zijbeuk afgebroken zonder dat men de opening met de noordelijke transeptarm dichtstopt.  Deze arm wordt weinig later afgebroken door de ontvangers van de tienden die hiermee beantwoorden aan de vraag van de priester en de inwoners.



De tussenkomsten achteraf zijn van minder belang daar zij enkel gaan over de overdekking en de vensters.  Archiefdocumenten en oud fotomateriaal bevestigen de huidige staat van het gebouw dat ongeveer hetzelfde is als voor 1914.  Het betreft hier in het bijzonder de samenstelling van de daken en het witte- en okerkleurige plakwerk van de 18de eeuw dat men vooral aan de binnenzijde aantreft.  Het betreft hier dus een voorbeeld van een gebouw dat praktisch geen enkele wijziging heeft ondergaan of restauratie en stelt nog het aspect voor zoals het was rond 1760.
Het gebouw bezit 2 goed te onderscheiden delen.  De kerk van de Romaanse periode met een heel eenvoudige structuur van 3 beuken, een koor van het vierkante plan dragend de klokkentoren en een polygonale apsis.  Tijdens de Gotische periode voegde men een transept toe met aan de zuidelijke arm geflankeerd van een polygonale kapel, en een traptoren in het westen.


De Romaanse constructies vertonen stenen in blok verbonden met een mortel en een lokale grijze steen, de steen van Faloise, gebruikt voor het binnenste gedeelte van de gevel, het bovenste gedeelte van de klokkentoren, de steunberen, de pijlers, de boogreeksen en de vensteromtrekken; 'de steen van Savonnières', in witte steen verschijnt in de Gotische constructies en is volledig in maatsteen, de traptoren.

Beschrijving.
De Romaanse kerk houdt 3 beuken, een koor van het vierkante plan met daarboven de klokkentoren en een polygonale apsis in.  Men stelt zich nog steeds de vraag over het bestaan van een transept welk het transept van de 13de eeuw heeft voorafgegaan.  Voorbeelden van gebouwen van de 12de eeuw die 3 beuken inhielden en niet voorzien waren van een transept komen geregeld voor in de streek waarbij de 2 zijbeuken worden beëindigd door een eenvoudige muur.  De verheffing is hier op 2 niveaus.  De grote, licht gebroken boogreeksen en de kleine rondboogvensters die heel hoog in de muur doorbroken zijn, verlichten het schip bovenaan de daken van de zijbeuken die nu verdwenen zijn.  De vierkante en zware pijlers waren waarschijnlijk bekroond met een eenvoudige impost en de licht gebroken boogreeksen ondersteunen de muren.  Met uitzondering van de koortravee is de kerk overdekt met een vlak koorgewelf.  De kerk van Istres is aldus verwant met het type plattelandskerk, veelvuldig aangetroffen in de streek; een type dat trouwens verspreid is in het ganse noorden van Frankrijk.




De gevel stelt eveneens een gedeelte voor dat geregeld in de regio verschijnt ! De uitsprong van het onderste gedeelte is gecorrigeerd door een talud en wordt verlengd door 2 steunberen die stijgen tot de basis van de driehoekige puntgevel.  De fries in dammotief die deze horizontaal verdeelt en het ononderbroken lijstwerk dat het portaal omringt, vormt het enige decor.  Het lijstwerk herinnert deze van de portalen van Saint-Martin van Vertus en de vernielde kerk van Chevigny.



Het schip is overdekt met een vlak plafond, de apsis met een polygonale halfkoepel maar het ribgewelf verschijnt bovenaan de koortravee die de klokkentoren ondersteunt.  De ribben zijn met 2 zware, aaneensluitende voetringen.  Men zou zich de vraag kunnen stellen of dit gewelf in een latere periode in de plaats is gekomen van een gewelf van het Romaanse gebouw maar geen enkel element kan deze veronderstelling staven.  De colonnetten die hun terugval ondersteunen, waren blijkbaar voorzien om de ribben te ondersteunen zoals de brede dekstukken die op de schuine elementen gezet zijn, het aantonen.  Men kent in de Champagne verschillende vroegtijdige voorbeelden van ribgewelven die op de benedenverdieping van de toren zijn geplaatst zoals bij de Romaanse toren van de kathedraal van Châlons, na 1138 of rond 1150-1160 bij de kerk Notre-Dame-en-Vaux, eveneens te Châlons.
Zoals het gebruikelijk is voor dit type van plattelandskerken, is de klokkentoren het meest verzorgde element van het gebouw.  Op al zijn zijden is hij versierd met 2 brede bogen, elk herverdeeld door een colonnet in 2 paarsgewijze, nauwe bogen.  De algemene ritmering van de bogen, het lijstwerk, het horizontaal uitspringende lijstwerk op het metselwerk van de bovenste moluur en het beeldhouwwerk van de kapitelen, bevinden zich op een zeker aantal klokkentorens die allen toebehoren aan constructies gesitueerd in een straal van een 20-tal km rond Istres-et-Bury.  Torens van grote gebouwen zoals de Romaanse toren van de kathedraal van Châlons of de torens van Notre-Dame-en-Vaux te Châlons, of klokkentorens van plattelandskerken zoals bij Saint-Martin van Vertus, Thibie en Jâlons zijn vergelijkbaar met deze van de kerk te Istres.  De meest verwante vergelijkingen constateert men op de 2 hoogste verdiepingen van de Romaanse toren van de kathedraal van Châlons en de klokkentoren van Vertus.  De halve colonnet toegevoegd aan de binnenzijde van iedere pijler, bemerkt men enkel te Vertus en te Thibie.




Als men de friezen en het lijstwerk aan de buitenzijde buiten beschouwing laat, is het gebeeldhouwde decor beperkt tot de kapitelen van het koor en de klokkentoren.  Deze zijn voor het grootste deel versierd met heel eenvoudige vegetarische motieven met 1 of 2 rijen van brede of nauwe bladeren, aan hun uiteinden steeds versneden of vergezeld met kleine knoppen.  Dit type van gebladerte bevindt zich op de kapitelen van de kerken te Jalons, Ambonnay en op de klokkentoren van Vertus.  De boven elkaar gestelde, 2 rijen van gebladerte of knoppen, bootst trouwens de kapitelen van de westelijke torens van de kathedraal van Châlons na.  Men vindt eveneens in het koor en op de klokkentoren, een versierd kapiteel terug met 2 mensenmaskers dat zwaar gebeeldhouwd is.  De kerken van Thibie en Pierre-Morains bootsen vergelijkbare voorbeelden na en het prototype is waarschijnlijk één van de kapitelen van de klokkentoren van Vertus.



Het portaal, de klokkentoren en de gebeeldhouwde kapitelen van de kerk te Istres situeert zich in de uitstraling van Saint-Martin van Vertus, zonder de invloed van de kathedraal van Châlons uit te sluiten wat vooral zichtbaar is in het decor van de klokkentoren.
De ribgewelven met 2 zware, aaneensluitende voetringen en de klokkentoren kunnen niet gedateerd worden van voor 1140.  Het type van gebladerte aan de kapitelen verschijnt net na 1160 in de regio.  De constructie van de kerk van Istres moet zich dus situeren rond 1150-1160.

Bron.
Elisabeth Taburet in Congrès archéologique de France, 185ième session 1977 Champagne, église d'Istres p 540 tot 548; Paris 1980.

Bijlagen.

Eglise Sainte-Hélène te Bury; Les Istres-et-Bury (Marne 51)

Eglise Sainte-Hélène te Bury;
Les Istres-et-Bury





Bijlagen.

Eglise Saint-Remi te Les Mesneux (Marne 51)

Eglise Saint-Remi
te Les Mesneux






Bijlagen.

Eglise Saint-Georges te Larzicourt (Marne 51)

Eglise Saint-Georges
te Larzicourt

Geschiedenis.

De kerk Saint-Georges van Larzicourt komt voort uit 2 verschillende constructies.  Vooreerst gaat het om een gebouw van de 2de helft van de 11de eeuw dat ongeveer geheel bewaard is gebleven en in de 2de plaats een transept dat Gabrielle d'Estrées, een vriend van Hendrik IV, koning van Frankrijk, na 1590 liet oprichten.
De omstandigheden van de 2de periode steken af met deze van de 1ste periode om reden van haar afhankelijkheid van de Frans-Duitse kunst van de 11de eeuw tussen Maas en Marne.
Deze kerk was in 991 door de bisschop van Troyes, aan de abdij van Montier-en-Der geschonken.  De perioden van verval van het monasterium hebben geregeld deze van voorspoed opgevolgd tijdens hoge perioden en de oprichting van de kerk van Larzicourt behoort tot één van deze laatste.  Men verkoos deze naar de archeologische gegevens van, tussen 1060 en 1098.
Larzicourt aan de rechteroever van de rivier was één van de gunstigste plaatsen van de scheepvaart, één van de zwaartepunten zou men nu zeggen, in de richting van de Aube en het westen van Frankrijk naar de Atlantische zone.  De prevoost van de graaf van de Champagne, Raoul, volgde in 1141 de interesses van zijn meester en geboot zijn sergeant om tol te heffen op handelsgoederen die over water vervoerd werden of per karavaan, volgens de seizoenen.
In perioden van hoge waterstand bereikte het water Larzicourt tot het naburige dorp van Arrigny op de linkeroever, zodanig dat de grens van beide dorpen verdween.  Men moet er zich aldus ook niet over verbazen dat men in de kerk van Arrigny en Cloyes, architecturale gedeelten terugvindt, identiek aan deze van Larzicourt.
Een schets op een tablet waarvan er nog enkele foto's bestaan, toonde in 1628 en 1629, niet enkel de kerk en het centrum maar eveneens de priorij van Larzicourt.  Reeds in deze jaren hadden de Jezuïeten van Reims er bezit van genomen, alhoewel het reeds in 1550 geseculariseerd werd.  Hun inname verhinderde op dat moment ook de Duitse voornemens daar de priorij afhing van de abdij Saint-Léon van Toul, op dat moment in het gebied van het Duitse Keizerrijk.  In 1114 opgericht verdwenen haar laatste restanten rond 1810.  Het telde 4 geestelijken waarvan een priester en haar stichting was voorafgaand aan de vernietiging van Vitry-en-Berthois in 1142 door Lodewijk VII, koning van Frankrijk.  Dit had een einde gesteld aan de rivaliteit van de koning en de graven van de Champagne waardoor men vrijheden aan de Cisterciënzers had toegestaan om van 1116 tot 1142, 4 abdijen te stichten in de streek van Perthois en verschillende priorijen op het grondgebied van het Duitse Keizerrijk.  De politiek van de graven was in 1060 begonnen door het bezoek van Thibaut I, die aan de abdij van Der, de uitzondering had toegestaan op alle taksen op wijnproducten van Epernay en de streek van Bar.  Deze inkomsten op wijn hadden nochtans de inhaligheid van de abten niet laten verdwijnen.  In 1098 had abt Roger, met dezelfde naam als de 3 bisschoppen van Châlons van de 11de eeuw en waarschijnlijk verwanten, van paus Pascalus II, een bull bekomen die de onafhankelijkheid van de abdij verzekerde en die ze direct verbond met de Heilige Stoel.  De kerk van Larzicourt heeft niets gemeen met de Cisterciënzers, haar datering tussen 1060 en 1098 vindt men bestendig terug in hun akten.
In zijn geschiedenis van het oude diocees van Châlons, vermeldt Ed. de Barthélemy dat het oude geslacht van Larzicourt, het leen behield tot 1369 waarna het overging aan het kapittel van de kathedraal van Châlons.  Misschien waren er toen reeds werken aan het gewelf van de apsis daar de kraagstenen kenmerkend zijn voor de 14de eeuw.
De geschiedenis van Larzicourt in de 16de eeuw is gekend dankzij de familie de Vavray, baljuws van Beaufort-Montmorency en Larzicourt en verkiezingsvoorzitters geworden in 1700 van Vitry-le-François.  In 1507 hing Larzicourt af van het parlement van Parijs daar Lodewijk XII, koning van Frankrijk, het aan Gaston de Foix, in ruil met dezelfde voorrechten, tegen de heerlijkheid van Narbonne.  Germaine de Foix, koningin van Aragon, en zuster van Gaston de Foix, het in 1517 als bruidsschat had gekregen voor haar persoonlijk gebruik.  Na enige opvolgingen had koning Hendrik IV Larzicourt aangekocht en voegde het toe aan Beaufort-Montmorency om het in 1590 als hertogdom om te vormen van Beaufort-Montmorency, in het voordeel van Gabrielle d'Estrée.  Larzicourt ging vervolgens over aan de zoon van de Franse koning en zijn gunsteling de hertog van Vendôme.
Aan Gabrielle d'Estrées is de heel mooie kerk van Villeret, nabij Montmorency-Beaufort, te danken waarvan het transept van Larzicourt hernomen werd, in zijn plan maar dan kleiner.
Door een proces-verbaal van een pastoraal bezoek op 06 juni 1698 weet men dat aan de buitenzijde, aan de muur van de apsis, de houten wand van 2 voet hoog die het dak ondersteunde, met zijn opvulling van pleisterspecie weggehaald werd.  De verhoging van de muur van het kooreinde werd pas nadien gerealiseerd.
De departementale archieven van de Marne bewaren de nota's van de herstellingen aan de kerk vanaf 1643.  Geen enkele hiervan slaat op een wijziging van de architectuur van de kerk.  Enkel de spits, herdaan in 1829 had een toevoeging aan zijn basis namelijk een ongeveer kubische kamer om de nieuwe klokken te herbergen.
Maar de priesters en de Kerkfabriek waarvan de registers zijn bewaard in het presbyterium, vermelden talrijke initiatieven met in 1862 het afkrabben van het pleisterwerk, verwijdering van het retabel en het aanbrengen van grillen voor de vensters; in 1874 verwijderen van de versierde zuilen van de drielobbige boogreeksen met kapitelen; in 1890 het vervangen van het houten plafond door een tongewelf in hout; in 1910 herstelling van de bevloering.

Beschrijving.
De gevel.
De gevel van Larzicourt is bovenaan doorbroken met een oculus van de Karolingische traditie maar omzoomd zoals bij de puntgevel en de archivolt van het portaal met een beeldhouwwerk van zaagtanding. 


Dit portaal, geopend in een dunner gedeelte van de muur, is geflankeerd met zuilen met omgekeerde kubische basissen en met ongewone kapitelen.  In het lofwerk van één van beide bezit een gezicht met platte baard, ook qua ouderdom, enkel een tegenwaarde met de streek van de Loire maar andere kleine besneden hoofden, in de nabije kapitelen en achteraan de gevel herinneren de antieke traditie van besneden Keltische hoofden welk men nog kan zien in het koor van Cloyes en vooral in het schip van Quedlimburg in Duitsland, van 960 gedateerd.


De veronderstelling bij de huidige basissen van de zuilen van het portaal, zou zich baseren op het feit dat de oorspronkelijk, voorziene kapitelen, in de loop vervangen zouden zijn, dankzij de aankomst van een beeldhouwer met een groter talent die om dezelfde reden te Cloyes heeft gewerkt, vervolgens de Arrigny waar hij een travee van het schip heeft bewerkt.
Iets hoger dan de archivolt van het portaal moesten 4 kraagstenen, versierd met ruw beeldhouwwerk, een klein portaal met afdak ondersteunen.  Het huidige dat zich uitstrekt over de ganse gevel, is een ontwerp van schrijnwerkers van de regio, overeenkomstig met het houten schip van Arrigny.





Aan de buitenzijde is de apsis opgehoogd geweest door een muur die waarschijnlijk een wandstructuur van hout heeft vervangen, vergelijkbaar met deze kan men zien te Cloyes.  Het is dus een karakteristieke kerk van de regio die een invloed heeft ondergaan uit het oosten langs Lotharingen.


Het schip.
Gaande van oost naar west betreedt men het Romaanse koor in het schip.  De laatste travee van deze die de tweede van het transept is geworden, herkent men aan zijn diepte, minder dan de andere maar gelijk aan de 4 bewaarde traveeën.  Men telde dus 5 traveeën met de zijbeuken zoals in het merendeel van de kerken met een Frans-Duitse kunst tussen de Maas en de Marne.
De eenvoudige boogreeksen rusten op de pijlers met een doorlopende impost, zoals bij het gelijkvloers van het schip van Montier-en-Der maar de pijlers zijn afwisselend met een zware opvolgend door een lichte volgens de Duitse gewoonte.  Bovenaan herinnert een gebeeldhouwde kordonlijst, het uitstekende lijstwerk dat de plankenvloer van de kerken met tribunes omzoomd.  Dit genre met uitstek bestond in de Karolingische kathedraal van Reims en zijn imitatie ging verder in het gekende koor van Sint-Michil te Hildesheim.  Hier verplichten de banden met zaagtanding aan de zuidelijke zijde en het gebladerte aan de noordelijke zijde, om aan het schip van Larzicourt een datum toe te kennen na deze van het gelijkvloers van het schip van Montier-en-Der.




Het decor van de imposten en de gebeeldhouwde kordonlijsten is een lokale productie van kunstenaars van druiplijsten.


Bronnen.
- Anne Prache in Champagne romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1981.
Etienne Paillard in Congrès Archéologique de France 1977; Champagne session 185;  Paris 1980.

Bijlagen.