Zoeken in deze blog

vrijdag 18 februari 2022

Eglise Saint-Pierre te Saint-Pierre-d'Exideuil (Vienne 86)

 Eglise Saint-Pierre 

te Saint-Pierre-d'Exideuil



Geschiedenis.
De kerk werd voor het eerste geciteerd in 892 en maakte deel uit van de kerken die afhingen van de abdij van Nouaillé maar onmiddellijk van zijn priorij Saint-Nicolas van Civray waarvan zij gedurende een lange periode een toevoeging was. 
De kerk werd ernstig vernield tijdens de Godsdienstoorlogen waarbij zij de noordelijke zijde, de gevel en de triomfboog werden gesloopt. 
In 1693 liet Jacques Maron de La Bonnardelière de noordelijke muur, de triomfboog restaureren alsook werd de gevel aan iedere zijde versterkt door 2 steunberen.




In 1737 werd de klokkentorenmuur opgericht met 2 klokken.  De halfkoepel van de apsis in de 18de eeuw overdekt met platte pannen. 



Beschrijving.
Aan de buitenzijde staat de kerk in het midden van de oude begraafplaats waar merkwaardige graven staan, gerangschikt als hunebedden.



Overdekt met platte pannen is het koor minder verheven als het schip. Een krachtige gootklos loopt rond de kerk.  Het kooreinde en de lengte van de zuidelijke muur zijn versierd met gebeeldhouwde kraagstenen met maskers en aanstootgevende onderwerpen. 



De rondbogen zijn sterk inspringend en nauw.  De bogen van het koor zijn ingesloten tussen 2 colonnetten en dit zowel aan de binnen- en buitenzijde. De steunbeerzuilen die het kooreinde stutten zijn bovenaan bekroond met kapitelen versierd met platte bladeren of met een boogvulling van het type honinggraden. 









Aan de binnenzijde bezit de kerk een eenvoudig plan met een éénbeukig schip van 4 traveeën, oorspronkelijk overwelfd met een gebroken tongewelf maar gerestaureerd, met een nauwer koor en bezit een travee met een gebroken tongewelf, en met een halfronde apsis overwelfd met een halfkoepel. 
De ronde zuilen die ingewerkt zijn in de vierkante pijlers, ontvangen de gordelbogen van het gewelf op niet versierde kapitelen of begiftigd met korte knoppen.

Bron.
www.parvis.poitierscatholique.fr

Bijlagen.

donderdag 17 februari 2022

Abbaye Saint-Sauveur et tour Charlemagne te Charroux (Vienne 86)

 Abbaye Saint-Sauveur et tour Charlemagne 

te Charroux



Beschrijving.
Drie legenden, opgesteld in de 11de eeuw, verhalen over de stichting van de abdij van Charroux en de ontvangst van de relieken, in een lijst opgenoemd en in 1045 vastgesteld die de oorsprong van de tak van Mamreh, een fragment van de wieg van Jezus, de ketting van de Geseling en talrijke relieken van de Passie, alsook het bloed van Etienne en kleren van de Maagd Maria verhalen.
De abdij werd in 783 gesticht door de graaf en gravin van Limoges, Roger en Eufrasie op een plaats aangeduid door de miraculeuze val van de bomen.  Net zoals Saint-Savin-sur-Gartemps genoot zij van de gulheden van Karel de Grote die haar begunstigde volgens verschillende versies van de legende met een fragment van het hout van het Heilig Kruis of nog met de voorhuid van Christus, meegebracht van een reis naar Jeruzalem.  Charroux genoot eveneens de bescherming van Lodewijk de Vrome voor het een eeuw later door de Noormannen werd vernield en verlaten van 903 tot 908 door de monniken.  Zij verrees opnieuw uit haar ruines zodat zij reeds in 989 een belangrijk concilie kon ontvangen waaruit de beslissingen van de beweging van de "Godsvrede" gingen voortvloeien.  Het is de graaf van Poitiers, Willem IV de Snoever die de bezielende kracht van deze "Godsvrede" werd.
De situatie van de abdij was niet echt welvarend in de 1ste helft van de 11de eeuw.  Zij werd in 1018 vernield en vervolgens in 1022, door branden.  In 1023 droegen de monniken van Saint-Savin-sur-Gartemps bij tot de heropstanding.  In 1028 en vervolgens in 1047 volgden nieuwe inwijdingen na nieuwe vernielingen.  
Tijdens zijn lange tocht door Frankrijk om de kruistocht te prediken deed paus Urbanus II, Charroux aan om in 1096 het hoofdaltaar in te wijden.  Men heeft de pauselijke doortocht gebruikt om een toename van aanzien te bewerkstelligen voor monumenten die nog bouwterrein waren, om via tussenkomst van de pauselijke soeverein, nieuwe schenkingen te bekomen. Als men oordeelt over wat er nu nog rest van de abdij, men kan vaststellen dat zij ongeveer in haar totaliteit gereconstrueerd werd in de 2de helft van de 11de eeuw, mogelijk na een brand in 1147.  De inwijding van het hoofdaltaar door paus Urbanus II is waarschijnlijk doorgegaan in een voor het grootste gedeelte afgewerkte kerk maar zonder zijn portiek en gotische portalen in het westen toegevoegd in het midden van de 13de eeuw.

Beschrijving. 
Het plan van de abdijkerk Saint-Sauveur was groots en uitzonderlijk zelfs als het de gewoonlijke kenmerken van de grote abdijkerken in de Poitou voorstelt. Het kwam overeen met een lang onversierd schip begiftigd met verheven zijbeuken en met een kooromgang waarop 3 straalkapellen geënt waren, met een uitstekend transept en met een grote rotonde met verschillende verdiepingen in een centrale positie.  Rotondes van deze afmetingen zijn uitzonderlijk.  In Frankrijk kan men deze vergelijken Saint-Bénigne te Dijon, begin 11de eeuw opgericht door Guillaume de Volpiano.  In de nabijheid en van een recentere datum is er ook de bescheiden rotonde van Neuvy-Saint-Sépulchre in de Limousin.  

Foto; https://www.alienor.org/publications/vienne/charroux.htm

Te Charroux bestaat hiervan nog de centrale kern.  Op de benedenverdieping, rond de 8 vierbladige pijlers, is een cirkelvormige crypte uitgewerkt, waarschijnlijk als verzamelplaats van het reliek van het Heilig Kruis.  Drie cirkelvormige geledingen liepen rond het geheel.  De kapitelen van de lantaarntoren zijn nog bewaard gebleven op de ganse verheffing en zijn van een gemeenschappelijk type in de Poitou van tussen 1050 en 1100.  De ingewerkte zuilen van de benedenverdieping zijn kapitelen met vette bladeren, deze op de verdieping zijn kapitelen met gladde kapiteellichamen van hetzelfde type als deze die de 8 ingewerkte zuilen bekronen die lopen van de vloer tot de boogreeksen die de koepel ondersteunen.  Het geheel is van een erkende massiviteit maar het decor beperkt zich tot de kapitelen.  Al de boogreeksen zijn naakt, deze beneden zijn enkel benadrukt tot een beperkte kordonlijst van staafvormige kanteelversiering.  De nauwe openingen van de verdieping die uitgeven op de buitenzijde, bovenop de daken van de drievoudige kooromgang, zijn weinig inspringend zonder enige vorm van lijstwerk.  



















Een klein aantal gerecupereerde kapitelen van de centrale rotonde zijn in de tuin bewaard gebleven.  Deze zijn van hetzelfde type als deze die nog op hun plaats gebleven zijn.  Hun afmetingen hebben geregeld aan de beeldhouwers opgelegd om deze te beeldhouwen op 2 boven elkaar geplaatste blokken. Hun afwerking is beknopt wat laat veronderstellen dat zij voorbestemd waren om beschilderd te worden zoals deze op de rotonde van Saint-Hilaire van Poitiers.  
Het lange schip van 10 traveeën geflankeerd van hoge zijbeuken was in het westen voorafgegaan door een indrukwekkend gevelmassief.  Een hoge vierkante toren toegevoegd aan de gevel was op zijn hoeken geflankeerd door lantaarntorentjes.  De rotonde aan het oostelijke uiteinde van het schip was nauw vervlochten met het uitstekende transept dat 1 geheel vormde met de rotonde.  Als het plan van het kooreinde, een kooromgang met 3 straalkapellen, een gewoonte is in de Poitou, is zijn bekroning wel origineel.  Twee korte torens waren op de transeptarmen verheven, een andere op de kruising.  Zeven torens of torentjes domineerden de daken van de abdijkerk.  Een cijfer dat toevallig is maar ook kan verwijzen naar de 7 Kerken van Azië van de inwijdingsvisie van de Apocalyps, in symbolen van de Universele Kerk.  
Het westelijk massief met zijn hoge, centrale toren geflankeerd van zijtorentjes op de wijze van het Karolingische Westwerk waarmee men verwijst naar een andere apocalyptisch type van de Universele Kerk, namelijk het Hemelse Jeruzalem.  Het Westwerk van Corvey is eveneens vergelijkbaar met het Hemelse Jeruzalem door een perfecte, heldere inscriptie. Het is dezelfde samenstelling die in scene is gezet om de stad van de Apocalyps in de beschilderingen van de hoge kapel toegewijd aan Sint-Michiel boven de noordelijke transeptarm van Saint-Chef-en-Dauphiné af te beelden.  En dit op een soortgelijk tijdstip al deze van het romaanse portaal van Charroux.
Rond het midden van de 13de eeuw was het werkelijke portaal in dit westelijk massief vervolledigd.  Het hield 3 portalen in waarvan het centrale was toegewijd aan het Laatste Oordeel.  Belangrijke delen van dit portaal met een Christus Rechter met zijn voet gezet op een grote lavendelplant en het koningskruid, en verschillende sluitstenen van zijn gehistoriseerde boogringen zijn gelukkig aan de afbraak van de 19de eeuw ontsnapt en zijn nu uitgestald in de oude gotische kapittelzaal met in de nabijheid een toevoeging in een muurkast van enkele kunstschatten van de abdij waaronder een klein reliekschrijn uit de 11de eeuw die de inscriptie : HIC CARO ET SANGUIS CHRISTI CONTINETUR, of vertaald deze bevat het vlees en bloed van Christus. 

Bronnen.
- Laurence Brugger in "Poitou Roman"; Editions Zodiaque Groupe Artège; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire, Saint-Léger-Vauban 2015.
- Raymond Oursel in "Haut-Poitou Roman"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 42'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1984.
- Sophie Esla Goillot in "Guide des églises romanes, Vienne"; Editions Le Passage des Heures; Saint-Savinien-sur-Charente 2013.
- Marie-Thérèse Camus, Elisabeth Carpentier et Jean-François Amelot in "Sculpture romane du Poitou"; Editions A. et J. Pïcard; Paris 2011.




Bijlagen.