Zoeken in deze blog

dinsdag 8 maart 2022

Eglise Saint-Gervais et Saint-Protais te Marsac (Charente 16)

 Eglise Saint-Gervais et Saint-Protais 

te Marsac


Geschiedenis.
In 1110 vermeld als afhankelijkheid van het uitgestrekte bisdom, werd de kerk in 1755 hersteld.  Vervolgens werden in 1885 de gewelven van het schip herdaan zoals een gegraveerde inscriptie vermeld op het zuidelijke deel van het gewelf aan de 1ste travee.
Op 04 januari 1934 werd het gebouw geklasseerd als historisch monument.

Beschrijving.
Opgericht in klein en middelgroot metselverband stelt de kerk zich samen met een schip van 3 rechthoekige traveeën, met een travee onder de vierkante klokkentoren en iets smaller dan het schip en vervolgens een vierkant koor met vlak kooreinde.

(plan les églises romanes Angoumois)

Aan de binnenzijde laat de achterzijde van de gevel in klein en middelgroot metselverband een overgang zien ten zuiden van de ingang wat wijst op een herneming of een verbreding.  Pilasters flankeren de hoeken van de gevel terwijl een hoge venster met diepe insprong het schip verlicht.
In het schip is de bevloering met minstens 30 cm verhoogd daar geen enkele basis zichtbaar is en de steun van de vensters lijkt erg laag.  Het volume van het geheel van het gebouw is dus gedrongen.  De muren zijn voornamelijk opgericht in klein en middelgroot metselverband.  De zuidelijke muur houdt 6 zichtbare aanzetten in van klein metselverband verlengd in zijn onderste delen wat waarschijnlijk een restant is van het vorige gebouw dat opnieuw gebruikt is.  De half ingebrachte zuilen met versierde kapitelen verzekeren de scheiding in traveeën en zij ondersteunen de gordelbogen van het moderne gewelf.  Het schip wordt zowel aan de noordelijke als de zuidelijke zijde doorbroken door 2 vensters met diepe insprong, in de 2de en 3de travee.
De travee onder de klokkentoren is overdekt met een koepel op pendentieven, in zijn midden doorbroken met een oculus.  Deze travee is verlicht door een venster, enkel doorbroken aan de noordelijke zijde terwijl de toegang tot de klokkentoren eveneens doorbroken is onderaan de noordelijke muur.
Het koor is zowel in het noorden als het zuiden verlicht door een uitgestrekte, verlengde boog.  De oostelijke muur is doorbroken met een drielicht waarbij iedere boog is begrensd met 2 lange colonnetten met gladde kapitelen.  Aan de hoeken van het koor ondersteunen 4 schuin afgewerkte steunberen met naakte kapitelen de nerven van het ribgewelf uit het einde van de 12de of begin 13de eeuw. 
Aan de buitenzijde is e gevel doorbroken van een breed portaal met 4 booglijsten terwijl 2 zware steunberen de hoeken versterken.  Aan de oostelijke muur van het kooreinde is de middelste boog van de drielichten meer verzorgd dan de 2 andere.  De zware steunberen stutten de oostelijke hoeken van het kooreinde.







Deze kerk heeft zijn schip, zijn travee onder de klokkentoren, zijn koor en zijn gevel van midden 12de eeuw bewaard.  Het ingangsportaal is herdaan terwijl men de hoeken van de gevel verstevigde op het einde van de 12de of begin 13de eeuw, waarschijnlijk op hetzelfde moment toen het koor gewelf gereconstrueerd en het kooreinde gestut werd.  Door het ontbreken van een zichtbare overgang van de hoeken van het kooreinde, is het mogelijk dat de rechte muur en de rechthoekige vorm van het oostelijk gedeelte origineel zijn. 

Bronnen.
- Jean George in "Les églises de France, Charente"; Edtions Letouzey et Ané; Paris 1933.
- Sylvie Ternet in "Les églises romanes d'Angoumois", Tome II; Editions Le Croît Vif; Paris 2006.



Bijlagen.