Zoeken in deze blog

zaterdag 7 oktober 2023

Chapelle Saint-Laurent te Tournus (Saône-et-Loire 71)

Chapelle Saint-Laurent 
te Tournus


Geschiedenis.
De kapel Saint-Laurent is ten noorden van de stad gesitueerd waar zij de Saône domineert.  Zij behoorde tot het aartspriesterschap van Tournus en hing van de abdij af.  Dit enkel vanaf 949 toen de gevluchte religieuzen te Saint-Pourçain-sur-Sioule werden opgeroepen, breidde de bisschop van Chalon, Hildebod, hun bezittingen uit naar het noorden.

Beschrijving.
Deze kapel stelt zich samen met een schip en 2 kleine koortraveeën beëindigd met een vlak kooreinde.  De algemene afmetingen van het gebouw betreft een totale lengte van 13m30, een breedte van het schip van 5m30 en een lengte van 9m voor het schip.
Het geplafonneerde schip wordt verlicht door 4 kleine rondboogvensters.  De eerste koortravee die de aanzet van een klokkentorentje ondersteunt, is overwelfd met een tongewelf dat terugvalt op de steunmuren bekroond met imposten waarbij de afschuining verdubbeld is met een cartouche.  Men treft er overeenkomsten aan met sommige pijlers van de crypte van Saint-Philibert.  De tweede travee die iets nauwer is dan de eerste, is eveneens overwelfd met een tongewelf.  Drie vensters zorgen voor de lichtinval waarvan deze op het einde de oudste en nauwste is.
Aan de buitenzijde is de westdeur in rondboog.  Een andere  kleine ingang bevindt zich aan de zuidmuur.  Het venster in de as van het koor draagt bovenaan een laag uitgesneden linteel. Twee steunberen stutten het koor op het overgangsniveau van de 2 traveeën. 











Deze kapel is volledig opgericht in onregelmatige breukstenen van kalk, gezet in een mortellaag en over het algemeen met een metselverband in opus spicatum.  Het metselverband met de grootste afmetingen zet zich vast aan de hoeken tot op een zekere hoogte.








Dit over het algemeen gebruikte metselverband in het plan van het kooreinde is geheel vergelijkbaar met dit van het Karolingische oratorium van Curgy en herinnert door zijn vierkant kooreinde aan de straalkapellen van Saint-Philibert die in hun onderste delen teruggaan tot het derde kwart van de 10de eeuw.  De eenvoud van de gebruikte overwelving en de afwezigheid van versiering, uitgezonderd een Karolingisch motief gebiedt ons om de kapel Saint-Laurent te dateren in het midden van de 10de eeuw.
De zeldzame overblijfselen van de muurschilderingen zijn in het schip teruggevonden boven de triomfboog en gedateerd voor de laatste jaren van de 12de eeuw volgens M. de Truchis.

Bronnen.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Edition Faton; Dijon 2006.
- Marcel et Christiane Dickson in "Les églises romanes de l'Ancien Diocèse de Chalon"; Imprimerie Protat Frères; Macon 1935.



Bijlagen.

vrijdag 6 oktober 2023

Ancienne église Saint-Valérien te Tournus (Saône-et-Loire 71)

 Ancienne église Saint-Valérien 

te Tournus


Geschiedenis.
Pierre de Saint-Julien wijdt de constructie van de kerk Saint-Valérien toe aan abt Bernier die het monasterium van 1008 tot 1028 leidde.  Waarschijnlijk wou Bernier hiermee met de stichting van een parochiekerk de abdijkerk ontlasten van haar parochiale functies.
Op archeologisch vlak is de datum van 1019 moeilijk aan te nemen.  
In 1680 werd de kerk aan de benedictijnen van La Villars geschonken.  Vervolgens werd de kerk afgeschaft en verkocht als nationaal bezit in 1797.
Aanvankelijk diende het gebouw als opslagplaats, cinema maar nu gaan er tijdelijke tentoonstellingen of andere culturele evenementen in door.

Beschrijving.
De kerk Saint-Valérien stelt zich nu samen met een schip en een koor van 2 traveeën.  De apsis is verdwenen.  De algemene afmetingen van het gebouw zijn een totale lengte van 27m50 met een totale breedte van 9m65.  De lengte van het schip bedraagt 20m40 en het koor 6m10.

Grondplan

Het schip is overwelfd met een licht gebroken tongewelf, over de ganse lengte ondersteund door 2 gordelbogen.  De zijmuren zijn versterkt door grote blinde bogen die de terugval van het tongewelf opvangen en het schip in 5 traveeën verdeeld.  Een soort van afwisseling regeert aldus in de samenhang van het schip daar de boogreeksen aan de muur, uitgezonderd de eerste travee, zich 2 per 2 groeperen tussen de gordelbogen.  Deze gordelbogen dragen op brede onderzijden samengesteld door 2 boven elkaar geplaatste imposten die elk gedragen worden door 3 zware modillons.  De profielen stellen een brede bandlijst voor gevolgd door een hollijst of een afschuining.  Imposten van hetzelfde type onderlijnen de terugval van de zijbogen aan hun top.  Het is hoogstwaarschijnlijk dat 3 vensters dit schip verlichtten onder de boogreeksen maar een herwerking en bepleistering hebben deze sporen uitgewist.  Drie openingen die achteraf zijn aangebracht aan de zuidzijde, verdelen de boogreeksen en komen uit op het gewelf in de eerste, tweede en vijfde travee.  Een verhoogde ingang in rondboog waarvan de stijlen verloren zijn gegaan in het metselwerk opent zich aan de zuidzijde aan de vierde travee.  Een kapel was aan de noordzijde toegevoegd op het einde van de 15de eeuw.  In de derde travee bemerkt men nog een dichtgestopte opening.  



De triomfboog met dubbele cilinder valt terug op de pilasters, bekroond door een brede impost waarvan de uitsprong ondersteund is van 3 modillons.  Deze impost zet zich verder als een kordonlijst in het koor aan de noordzijde door 2 brede doorbrekingen uit de 17de en 18de eeuw.  Aan de zuidzijde is deze verdwenen.  De 2 koortraveeën zijn zoals bij het schip overwelfd met een gebroken tongewelf op de blinde boogreeksen.  Een afsluitmuur beëindigt het koor dat zich oorspronkelijk verder uitstrekte.
Aan de buitenzijde opent het westelijke portaal zich in een uitstekend massief van metselwerk en is bekroond met een puntgevel.  Hierboven bevinden zich 3 rondboogvensters.  Deze in het midden bezit een dubbele insprong, de andere 2 slechts één naar de binnenzijde gedragen.  Zij zijn tevens nauwer en hun cirkel is doorbroken in een diep uitgesneden linteel.  Twee brede steunberen met een talud verheffen zich aan de uiteinden van de gevel.


Het portaal is omkaderd door 2 gecanneleerde pilasters bekroond met kapitelen die versierd zijn met kleine platte bladeren.  Twee booglijsten vallen met de eerste op 2 steunen, de tweede op 2 colonnetten waarvan de kapitelen gedecoreerd zijn met verlengde bladeren die een soort van kapiteellichaam ondersteunen.  De erg verweerde basissen laten een hollijst zien tussen 2 voetringen van een verschillende breedte.  Het dekstuk zet zich verder als een impost met aan de ene kant op de gecanneleerde pijlers, aan de andere op de steunen.






De noordelijke verheffing bezit bijna geen interesse maar aan de zuidelijke ziet men dunne steunberen die zich recht verheffen tot het dak in een rechte lijn van iedere pilaster van het schip.  De muur van de koortraveeën heeft een decoratieve boogreeks gekregen op de wijze van de gootklos.  De steunberen die zichtbaar gemetseld zijn aan de buitenste muur bewijzen dat de voormalige kerk reeds van bij de aanvang overwelfd was met zijn systeem van boogreeksen aan de muur die richten naar de binnenzijde en de druk van de tongewelven opvangt.  Het gaat hier zeker om een oorspronkelijke samenhang.






In dit gebouw kunnen het verzorgde metselverband van middelgrote omvang samen het gewelf en de breedte van de steunberen niet verwijzen naar een datum van 1019.  De architecturale kenmerken komen overeen met de eerste jaren van de 12de eeuw of hoogstens het uiterste einde van de 11de eeuw.

Bronnen.
- Marcel et Christiane Dickson in "Les églises romanes de l'Ancien Diocèse de Chalon"; Imprimerie Protat Frères; Macon 1935.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Edition Faton; Dijon 2006.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.




Bijlagen.
-https://monumentum.fr/monument-historique/pa00113492/tournus-eglise-saint-valerien

Eglise Saint-Martin te Châtel-Moron (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Martin 

te Châtel-Moron



Geschiedenis.
Het kleine dorp van Châtel-Moron is gesitueerd op te top van een heuvel en omringd door zijn ommuurde kerkhof.
In de prebendenregisters is het talrijke malen geformuleerd onder de vorm van "castrum Morandi, castrum Morini, castrum Morionum of castrum Moronum" en door Courtépee onder de naam van castrum Moronis.  Het was de zetel van een priorij die toebehoorde aan het aartsdiaconaat van La Montagne vervolgens aan dit van Saint-Jean-de-Vaux wanneer deze gevormd werd op het einde van einde 17de of begin 18de eeuw. 
Geplaatst onder het patronaat van Saint-Martin had de kerk van Châtel-Moron als overste de bisschop van Chalon.

Beschrijving.
De kerk stelt zich samen met een schip, een koortravee die de klokkentoren ondersteunt en een halfronde apsis.  De algemene afmetingen van het gebouw betreffen een totale lengte van 20m, een breedte van 5m 70 en met een lengte voor het schip van 13m 40.

Plan

Het geplafonneerde schip is in het zuiden doorbroken van een modern, breed venster.  De koortravee is begrensd aan de zijde van het schip en het koor door een gebroken boog.  Twee bogen met een dubbele cilinder tegen de gootmuren aangezet, vernauwen deze travee lichtjes.  Eenzelfde impost loopt rond de top van deze bogen aan iedere zijde.  In het zuiden is zij versierd met een rij van kanteelversiering en met een rij van parels in het noorden.
De koortravee is overwelfd met een ribgewelf uit de 15de eeuw dat waarschijnlijk samen met de klokkentoren herdaan is.











De apsis is overwelfd met een gebroken halfkoepel.  Zijn binnenste omtrek is versierd met boogreeksen die op de colonnetten terugvallen.  Deze zijn geplaatst op kleine steunpijlers die rusten op een steunmuurtje.  De kapitelen van deze colonnetten zijn onversierd.  Zij vormen piramidekegels van 4 zijden.  De basissen stellen zich samen met een hollijst tussen 2 voetringen.  De onderste voetring is zwaarder dan de bovenste.  Een van de colonnetten is gecanneleerd.  Het oorspronkelijk venster in de as is tijdens een restauratiecampagne opnieuw vrijgemaakt.  In een latere fase na de constructie van deze apsis werden aan de 2 zijkanten nog 2 vensters toegevoegd.






Aan de buitenzijde is de westgevel doorbroken geweest door een ingang uit de 15de eeuw. Boven deze ingang treft men een gebeeldhouwde versiering aan welke waarschijnlijk een gerecupereerde Galloromeinse grafversiering betreft.  De uitstekende steunberen die tot het dak stijgen en beëindigd worden door een talud stutten de noordmuur van het schip.  Aan de zuidzijde heeft men één enkele steunbeer aangebracht.  Dit alles is waarschijnlijk achteraf toegevoegd.  De koortravee en de apsis bezitten platte steunberen in matig metselverband en beëindigd door een talud die de gootklos op modillons vervoegd.









De klokkentoren is van het onregelmatig langwerpig plan.  In de 15de eeuw is deze herdaan geweest.  De steunberen aan de hoek, de waterspuwers die de hoeken versieren, bewijzen dit.  De spits van 4 zijden is samen met de klokkentoren opgericht.



Door de binnenste boogreeks van de apsis en de versiering van de imposten moet men deze kerk dateren uit het begin van de 12de eeuw.

Bron.
- Marcel et Christiane Dickson in "Les églises romanes de l'Ancien Diocèse de Chalon"; Imprimerie Protat Frères; Macon 1935.


Bijlagen.
-https://www.patrimoine-religieux.fr/eglises_edifices/71-Sa%C3%B4ne-et-Loire/71115-Ch%C3%A2tel-Moron/125995-EgliseSaint-Martin