Zoeken in deze blog

vrijdag 15 maart 2019

Sint-Laurentiuskerk te Ename (Oost-Vlaanderen)

Sint-Laurentiuskerk 
te Ename

Beschrijving.
De Sint-Laurentiuskerk was de hoofdkerk van de handelsnederzetting in de schaduw van de benedictijnenabdij.  Het was dus één van de 2 kerken in de pre-stedelijke nederzetting gebouwd in opdracht van Herman van Verdun tijdens zijn ambtsperiode als markgraaf van Ename onder de laatste Ottoonse vorst van het Duitse Keizerrijk.  Na de inlijving van Ename in 1047 bij het graafschap Vlaanderen evolueerde de kerk tot dorpskerk en tot op de dag van vandaag parochiekerk gebleven.  Het betreft hier één van de best bewaarde vroegromaanse kerken in België van rond 1000 en gerekend tot de Maaslandse stijl naar Ottoonse traditie gebouwd.
De afmetingen van de driebeukige kerk wijzen op het belang van de groeiende stad, die echter door de ontmanteling van de Ottoonse burcht en de stichting van de abdij door de graaf van Vlaanderen geleidelijk aan wegkwijnde tot een eenvoudig dorp.
De kerk is abnormaal georiënteerd waarbij het koor naar het zuidwesten is gericht en de hoofdtoren, verwant met de westertorens uit de Maasromaanse architectuur, in feite een oostertoren is.




De plattegrond van de Sint-Laurentiuskerk die ongeveer 33 meter lengte bedraagt, bezit geen transept, maar ontvouwd zich als een driebeukige basicale kerk met een schip van 5 traveeën waarbij de hoofdbeuk van de smallere zijbeuken gescheiden is door de vierkante pijlers.  De middenbeuk wordt voorafgegaan door een smaller haast vierkant westkoor, gelegen tussen de sacristie en een bergplaats.  De vierkante oosttoren met zijn bijna vierkante trapkoker bevindt bovenaan het oostelijke koor, en met hiernaast een noordelijk hoekportaal dienstdoend als doopkapel.








 De vroegromaanse kerk is opgetrokken in Doornikse steen naar Ottoonse traditie in onregelmatig metselverband en met sporen van opus spicatum, visgraatmotief.  De hoog oprijzende middenbeuk en het westkoor worden overdekt met een zadeldak van leistenen.  De zijbeuken, de trapkoker en het hoekportaal bevinden zich onder de lessenaarsdaken.







De vierkante toren is op iedere verdieping geleed door rondboogvormige blindnissen.  De smalle vensters in de zijgevels op de 1ste verdieping zijn sleutelgatvormig.  Dit is een restant van het gebruik van houten formelen voor het slaan van de bogen, gevormd met zeer platte stenen.








De 5 traveeën van de buitengevels van het heel brede, 11 meter, en hoge schip, en van de zijbeuken, zijn door lisenen geritmeerd.  De grote rondboogvensters die benadrukt worden door een boognis, zorgen voor een heel goede lichtinval in het wit bepleisterd interieur waar de wanden volledig vlak zijn gehouden.


















Bron.
- Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België romaans; Uitgeverij Hadewijch, Antwerpen-Baarle 1992.

Bijlagen.

woensdag 13 maart 2019

Duivelsteen te Gent (Oost-Vlaanderen)

Duivelsteen 
te Gent

Beschrijving.
Dit gotisch steen uit de 13e eeuw is genoemd naar ridder Gerardus de Gandavo of  Gheeraert Vilain dictis diabolus, de Duivel. Geboren omstreeks 1210 als tweede zoon van Zeger II, kastelein van Gent die in zijn functie de graaf vertegenwoordigde en in zijn naam mocht handelen.Samen met het Gravensteen zijn dit de enige twee middeleeuwse ridderverblijven die min of meer in hun oorspronkelijke gedaante behouden bleven. Begin 14e eeuw werd stad Gent de nieuwe eigenaar en kreeg het Duivelsteen verschillende bestemmingen zoals stapelplaats, steengroeve, koopmanswoning, tuchthuis, brandweerkazerne.




Het huidige uitzicht is het resultaat van een ingrijpende restauratie en reconstructie op het einde van de 19de eeuw, onder leiding van architect A. Verhaegen.
Het complex bestaat uit een vierkante romaanse toren en een aanpalende, langs het water gebouwde en wellicht jongere langsvleugel.  De rij gekoppelde spitsboogvensters en de benedenzaal met kruisgewelven zijn reeds vroeggotisch opgevat.





Het Duivelsteen is een mooi voorbeeld van een 13de eeuwse feodale woning.  De dikke muren, de flankeertorentjes en de donjon duiden op het defensieve karakter van het gebouw.  De grote spitsboogvensters duiden reeds op een drang naar comfort.












De kern is de vierkante donjon uit begin 13de eeuw. Het hoofdgebouw bestaat uit een crypte op zuilen met daarboven 2 naast elkaar gelegen hallen van elk 2 verdiepingen.  Van het interieur dateert nog enkel de overwelfde begane grond uit de 2de helft van de 13de eeuw.  Deze ruimte wordt door 3 rijen van 5 zware ronde zuilen met bladkapiteel in 4 beuken verdeeld.  Zij wordt overspannen door de kruisribgewelven van Doornikse steen en gewelfkappen in breuksteen.



(foto Wikipedia)

Bron.
- Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België romaans; Uitgeverij Hadewijch; Antwerpen-Baarle 1992.

Bijlagen.