Eglise abbatiale Saint-Pierre
te Chezal-Benoît
Beschrijving.
Het is door de bescherming van Eudes Arpin, burggraaf van Bourges die in 1093 de installatie begunstigde te "Casale Malanum" van een benedictijnse gemeenschap geleid door broeder, André, prior van Vallombreuse. Deze abdij was bij aanvang voortvarend maar de abdij van Chezal-Benoît werd op het einde van de Honderdjarige Oorlog versterkt nadat deze geplunderd en in brand was gestoken.
Nadat de abdij gerestaureerd was op het einde van de 15de eeuw, werden de aanpalende gebouwen volledig gereconstrueerd in de 17de en 18de eeuw. Chezal-Benoît werd in 1491 door de invoering van een nieuwe regel, vastgelegd door abt Pierre Du Mas de hoogdplaats en werd algauw aangenomen door verschillende Franse abdijen die de congregatie "Casaliene" vormden. Deze verenigde zich in de 17de eeuw met de congregatie van Saint-Maur.
De gebouwen van de abdij werden eigendom van het departement en zijn nu bezet door een psychiatrisch centrum. Sinds het begin van de 19de eeuw als parochiekerk, werd deze herleid tot het schip. De gemeente liet in 1827 het transept en het koor afbreken.
De abdijkerk Saint-Pierre was een uitgestrekt gebouw van meer dan 60 meter lengte en was begiftigd met een groot kooreinde van het benedictijnse plan met 4 absidiolen met afnemende omtrek. Oorspronkelijk bestaande uit 7 traveeën is het schip overwelfd met een gebroken tongewelf op gordelbogen.
Oorspronkelijk plan volgens F. Deshoulières van
Châteaumeillant dat de abdij van Chezal-Benoît volgde
In de eerste 5 traveeën van de zijbeuken is hetzelfde tongewelf ondersteund door gordelbogen extra uitgerust met een muur die de druk van het gewelf van het schip opvangt. Deze ondersteuning is in de andere traveeën bekomen door een gewelf en halve gordelbogen. Het decor van de kapitelen is uitsluitend vegetarisch en samengesteld met gebladerte waarbij sommigen de voluut beëindigen met een knop; reeds oogluikend naar de gotische kapitelen.
Twee steunberen verdelen verticaal de gevel. De basis van de zijtraveeën is ingevuld door een blinde boogreeks samengesteld met 2 gebroken bogen geplaatst in een uitstek. Aan de voet van de 2 steunberen komt de uitlijning van de pijlers van het schip overeen en zijn 2 gecanneleerde pijlers geplaatst, getooid met kapitelen versierd met brede palmetten. Deze steunberen omkaderen een vooruitstekend gedeelte dat het portaal inhoudt met hierboven vensters die het schip verlichten. Het naakte timpaan ondersteund door een zuil met een kapiteel van lofwerk vormt een steunzuil. Deze is omringd met 3 rijen van torische booglijsten. Deze worden gedragen door colonnetten met kapitelen versierd met waterplanten en varens waarbij de dekstukken zijn gebeeldhouwd met eierlijsten en rozetten. Eén van de zuilen is overdekt met schubben.
Met het ontbreken van het oostelijk gedeelte is het moeilijk om tot in detail de constructiegeschiedenis weer te geven. De gevel en de hoge traveeën van het schip waar men 2 identieke kapitelen aantreft, zouden uit het 2de kwart van de 12de eeuw dateren. De eerste traveeën van het schip bieden recentere karaktertrekken aan en zouden beëindigd zijn op het einde van de 12de eeuw.
Bron.
- Jean Favière in "Berry roman"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 32; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1970.
Bijlagen.
-https://www.google.fr/maps/d/viewer?mid=1fojlRrMGN2yKCbOov5iVddghMRo&femb=1&ll=47.039571195829076%2C2.4483236111110784&z=9