Zoeken in deze blog

zaterdag 28 januari 2023

Eglise de l'Assomption te Palinges (Saône-et-Loire 71)

 Eglise de l'Assomption 

te Palinges


Beschrijving.
De parochie van Palinges, "Palingiae" deel uitmakend van de baronie van Digoin, hing tijdens het Ancien Régime af van de bisschop van Autun.  Zij bleef geplaatst onder het patronaat van de Tenhemelopneming. 
De kerk van deze grote bourg, ingesloten in de bossen van de vallei van de Bourbince, stelt zich samen met 2 delen; een modern, neoromaans schip dat uitkomt op een transept en een romaans kooreinde.  Het kooreinde houdt een centrale, halfronde apsis in dat geflankeerd wordt van 2 absidiolen die zich elk openen op een transeptarm. 
Een hoge koepel op trompen overdekt de kruising, begrensd door 4 bogen die uitsluitend op hun binnenste zijden verdubbeld zijn, uitgezonderd aan de zijde van het schip waar de tweede cilinder volledig is.  De triomfboog rust op de pilasters met imposten.  De steunen van de westelijke boog waarop het schip zich opent, hebben pilasters met tandvormige versieringen en zijn begrensd met zuilen waarvan de basissen klassiek zijn en de kapitelen een decor met een dubbele rij van gebladerte dragen.  De kruisbeuken zijn overwelfd met een tongewelf en in het noorden en het zuiden verlicht door vensters met enkel een insprong aan de binnenzijde.

Koepel op trompen

Koepel op trompen


Gebladerte

Gebladerte

Gebladerte

Gebladerte


De centrale apsis voorafgegaan van een kort, recht gedeelte overwelfd met een tongewelf, is overwelfd met een halfkoepel.  Zijn omtrek is verlicht door een boogreeks van 7 die een hoge stylobaat ondersteunt.  De even boogreeksen zijn doorbroken van rondboogvensters met een dubbele insprong.  De zuilen met attische basissen, de dekstukken voorzien van lijstwerk met ojiefschaaf en de gebeeldhouwde kapitelen, dragen de booglijsten.  De kapitelen zijn gebeeldhouwd met gebladerte, met uitzondering van één enkel met een mysterieuze scene waarbij 2 naakte figuren, neergehurkt zitten en één van hen de arm opheft. 
De absidiolen zijn overwelfd met een halfkoepel. 

Apsis overwelfd met halfkoepel

2 naakte, neergehurkte personages 
waarvan één de arm opheft. 

Gebladerte

Gebladerte

Gebladerte

Gebladerte

Absidiool


De buitenzijde van de kerk onderscheidt zich vooral door de steunberen die de kruisbeuken en de centrale apsis stutten, door de modillons waarvan enkele zijn gebeeldhouwd en vooral door de klokkentoren die zich boven de kruising verheft. 







Deze klokkentoren houdt een vierkante sokkel in met hierop een achthoekige klokkentoren die op iedere zijde wordt opengewerkt door paarsgewijze bogen, met dubbele colonnetten en één onregelmatig langwerpig dekstuk.  De kapitelen van de zuilen dragen een decor van gebladerte met voluten, de dekstukken van deze die de buitenste terugval van de booglijsten ondersteunen, onderscheiden zich van een horizontale kordonlijst die rond de ganse toren loopt.




De algemene stijl van de kapitelen zijn verwant met deze van het verval van Cluny en wijzen aan het gebouw een latere datum toe van na 1150.

Bronnen.
- Raymond Oursel in "Les Eglises romanes de l'Autunois et du Brionnais, Cluny et sa région, Protat 1956.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.



Bijlagen.

donderdag 26 januari 2023

Eglise de l'Assomption te Mesvres (Saône-et-Loire 71)

 Eglise de l'Assomption 

te Mesvres


Beschrijving.
Het dorp van Mesvres of "Magobrium, Magollum, is op de rivier Mesvrin gesitueerd, een kleine zijrivier van de Arroux, de 2 rivieren vloeien samen te Etang.  Een priorij van Saint-Martin bestond reeds in de 9de eeuw en de prior was eveneens hoofd van de parochiekerk.
Deze parochiekerk geplaatst onder het patronaat van de Tenhemelopneming, maakte deel uit van het aartspriesterschap van Autun.  Het betreft een éénbeukig, zeer breed schip dat zich verlengd met een rechte koortravee en een halfronde apsis ingewerkt in een rechthoekig massief.
Het schip met dikke muren is geplafonneerd en zijdelings verlicht door de vensters met diepe insprong.  Een ingang is uitgewerkt in de noordelijke, zuidelijke en westelijke muur.





De koortravee staat in verbinding met het schip door een rondboog op schuin afgewerkte imposten.  Deze is overdekt met een achthoekige koepel, op onhandig gezette trompen.  De achthoek is met moeite afgetekend en het afsluitstuk heel laag geplaatst.  Twee nauwe vensters, één in het noorden en één in het zuiden, zorgen voor de verlichting.






De apsis opent zich langs een rondboog zonder imposten, is lichtjes nauwer dan de apsis en de koepel.  De aansluiting van deze laatste is links en veroorzaakt een uitsteeksel van geringe omvang op het buitenwelfvlak van de boog.  Een halfkoepel overwelft de apsis die verlicht wordt door 3 diep inspringende vensters. 



Aan de buitenzijde is het duidelijkste kenmerk de buitengewone grofheid van het metselwerk. De kerk is opgericht in breukstenen van onregelmatige zandstenen met hoekverbindingen. Maar het ontbreekt haar niet van een archaïsche stempel.  De westelijke en zuidelijke ingangen van het schip zijn rechthoekig en zonder versiering.  Een driehoekig blok versterkt het linteel.  Anderzijds bemerkt men de aanwezigheid van een ronde ontlastingsboog in de muur boven het linteel.  De vensters van het schip zijn rechthoekig, nauw en zonder insprong.  Hun linteel draagt, gegraveerd met lijnen, de omtrek van een ronde sluitsteen. De aanvang van het dak is heel scherp en onderlijnd door de gootklossen die de naakt modillons in het zuiden ondersteunen.  De meer verheven koepel dan het schip is overdekt door een dak met dubbele helling, in het oosten vermeerderd met klokkenbogen.  De vensters bieden dezelfde samenstelling zoals deze in het schip.







Het kooreinde is rechthoekig.  De cirkel van de vensters is hier bekomen door de lange, nauwe en passende sluitstenen.  Een gootklos waarvan de tablet is voorzien van lijstwerk met een hollijst en ondersteund door de modillons, bekroont de omtrek.


De voornaamste originaliteit van deze kerk huist in de inspanning ondernomen door de constructeurs om aan de basiliek overdekt met een opbouw van een koepel van het oostelijke type aan te nemen.  Het is uitgevoerd door lokale artiesten, een gebouw in de antieke traditie zodanig dan deze het grootste deel van de monumenten in de Autunois overleefde, voorafgaand aan de artistieke hervorming van Cluny.  Niet bij machte om te innoveren zijn de metsers afkerig aan iedere stoutmoedigheid.  Onmachtig om het probleem van de druk op te lossen, verlagen zij de hoogte van de koepel waar nergens een ondersteuning is voorzien.  Enkel de steunberen stutten deze een beetje.  Zij vormen het enige element van vooruitgang in deze ruwe constructie waaraan het moeilijk is om een precieze datum toe te kennen.  Men kan bevestigen, in de veronderstelling dat het koor iets jonger is als de rest, dat het geheel van het voor het einde van de 11de eeuw is.

Bron.
Raymond Oursel in "Les Eglises romanes de l'Autunois et du Brionnais, Cluny et sa région, Protat 1956.


Bijlagen.

woensdag 25 januari 2023

Ancien prieuré Saint-Martin te Mesvres (Saône-et-Loire 71)

 Ancien prieuré Saint-Martin 

te Mesvres


Geschiedenis.
In 843 verschijnt voor de eerste maal de vermelding van een "Monasterium Sancti Martini de Magavero sive Circinaco".  De Charmasse dacht dat deze bezitting van de kerk van Autun op zo'n 15-tal km gesitueerd en voorafgaand aan de bovenvermelde datum bestond, bediend werd door een college van klerken die een cenobietenleven volgden onder de regel van Sint-Augustinus of van Sint-Chrodegang van Metz. 
Het is in de 10de eeuw dat de naam van verschillende abten gekend zijn daar men op hetzelfde moment provoosten van de abdij van Flavigny terugvindt die sedert 877 verbonden is met de kerk van Autun.  De bisschop was er op dat moment tevens dienstdoende abt.  Het is aldus dat rond 935 Reno, in de teksten van de Kroniek van Hugues de Flavigny, Milon in 955 en bisschop Gérard (968-972) verschijnen.  Enige tijd nadien is het Heldric die belast is met de hervorming van Flavigny.  In 964 wordt Mesvres een priorij van de abdij van Cluny.

Beschrijving.
Nu bestaat er nog een rechthoekige constructie die naar haar verhoudingen moet overeenkomen met de noordelijke transeptarm.  Vanaf dit restant is het mogelijk om de oorspronkelijke omvang van de priorij te overwegen.  Enkele tuinmuurtjes zouden kunnen getuigen van de plaats van de oostelijke muur van het kooreinde.  De rechthoekige constructie bewaart van zijn oorspronkelijke staat vooral de oostelijke, westelijke en noordelijke muur.  In elk van deze muren kan men de restanten van openingen en overwelfde doorgangen bemerken.  In de oostelijke muur bestaat nog de aanvang van een boog rustend op een aanpalend dekstuk met een lijst, hollijst en lijstschaaf.  Dit moet overeenkomen met de waarschijnlijke symmetrische openingen die zich in het zuiden op het plan Devoucoux bevinden. Tov de westelijke muur in de zuidwestelijke hoek toont een andere dichtgestopte maar volledig bewaarde boog een totaal verschillend metselverband maar regelmatiger van maat en met geen schuin afgewerkte sluitstenen. De impost die zich nog op zijn plaats onder de boog bevindt, is karakteristiek met zijn duidelijke uitgesproken cartouche.  Dit wijst op een architectuur van een zekere kwaliteit.





Foto uit "la Bourgogne préromane" van Christian Sapin

Foto uit "la Bourgogne préromane" van Christian Sapin

Dankzij het plan Devoucoux en de beschrijvingen in het proces-verbaal van het bezoek, kan men de andere interessante delen van deze constructie reconstrueren. De apsis genomen in een koor met vlak kooreinde was van een hoger gewelf voorafgegaan dat in verbinding stond met de zijdelingse ruimten waar het gewelf zich ongeveer 6 m hoog bevond.  Hier bevond zich het altaar Notre-Dame.  Symmetrisch in het noorden bevond zich het altaar Saint-Jean.  Twee andere altaren waarvan men de naam van de patroonheilige vermoed, bevonden zich nog aansluitend bij de 2 pijlers die het koor van het schip scheidden.  Als men de beschrijving volgt zijn de samenstelling en functie niet vanzelfsprekend voor het uiteinde van de zijvleugels waar zich oa een graf bevond.

Foto uit "la Bourgogne préromane" van Christian Sapin

Nog steeds volgens de beschrijving bezat het schip geen zijbeuken.  Maar het grote ingangsportaal was er voorafgegaan van een overwelfd voorportaal dat dienst deed als parochiekerk welk gedeeltelijk afgesloten was door een grote en zware vierkante toren die hierboven was opgericht om als versterking voor de priorij te dienen.
Deze beschrijving schijnt aan te tonen dat zoals te Saint-Léger Champeaux twee overwelfde elementen als het koor en een uitgestrekte oostelijke constructie bestonden, zij dienst kon doen als kerk en een soort van voorschip kon vormen.
Het dateren is delicater dan de samenstelling van het plan daar de overblijfselen geen gelijksoortigheid van het geheel aantonen. 
Aan de eerste constructie van einde 9de, begin 10de eeuw kan met het uiterste gedeelte van het kooreinde met de ingevoegde apsis in een massief vierkant toedragen.  Het is effectief een preromaanse formule die men oa in de veronderstelling van Conant te Cluny rond 930 maar nog meer in de omgeving, in de zijdelingse apsissen van Saint-Martin te Autun kon terugvinden.  De rest van het plan is ingewikkelder en schijnt aan deze constructie toegevoegd.  De verheffing door Devoucoux herdaan, toont de gemetselde doorgangen en verheven bogen met zeer hoge dekstukken.  Dit zou eveneens naar een preromaanse periode verwijzen.  De vergelijking van het dekstuk in de noordelijke muur, verwant met deze te Ferrières verplicht echter tot voorzichtigheid.  De tegenovergestelde boog is gemakkelijker te dateren namelijk in het midden van de 11de eeuw.  Het is eveneens met deze datum dat men de vierkante klokkentoren, in 1836 ingestort, kan toekennen.  Het is op het moment van zijn constructie dat men de massieven van de basis en de kruisbeuken heeft hernomen.  De doorgangen die de kruisbeuken naar het oosten verlengen, zouden zich hetzij op de absidiolen en de naast elkaar geplaatste altaren openen of toebehoren tot een meer uitgewerkt plan zoals bij Cluny II.

Foto uit "la Bourgogne préromane" van Christian Sapin






Bron.
- Christian Sapin in "La Bourgogne préromane"; Editions Picard; Paris 1986.


Bijlagen.