Zoeken in deze blog

zaterdag 24 juni 2023

Eglise Saint-Martin te Grevilly (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Martin 

te Grevilly


Geschiedenis.
Het dorp van Grevilly is voor de eerste keer vermeld in 948 en 950 in charters van de abdij van Cluny; "In pago Matisconense, in fine Griviliacense, In agro Griviliaco".  Het betreft een vroege bevolkingszone zoals de archeologische restanten bevestigen die men heeft teruggevonden op het grondgebied van de gemeente.  Het dorp is in de loop der eeuwen verschillende keren vermeld; Grezvillié in de 14de eeuw, In Villa de Grivilliaco in 1408 en uiteindelijk Grevilly in 1448.  In 1581 bekomt Georges de Beauffremont, heer van Cruzille dat zijn heerlijkheid wordt verheven tot graafschap.  Dit graafschap is samengesteld uit Collonge, Sagy, Ouxy, Gratay, Cruzille, Grevilly en Ozenay.  In de 18de eeuw neemt het dorp de naam aan van Saint-Martin-de-Grevilly alvorens zijn oorspronkelijke naam opnieuw aan te nemen.  Na de Revolutie hangt het dorp af van het baljuwschap en receptuur van Mâcon.  Heden ten dage maakt de gemeente deel uit van het kanton van Tournus.
De kerk van het dorp, onder het patronaat van Saint-Martin, bevindt zich op een kleine afstand van het dorp.  Het is hoger gelegen, verankerd op de flank van een heuvel.  Opgericht in het begin van de 12de eeuw betreft het een romaans gebouw zoals men er verschillende aantreft in de regio.  Oorspronkelijk was zij samengesteld met een klein, rechthoekig en éénbeukig schip, met een travee onder de klokkentoren, en een apsis.  Archeologische opgravingen hebben overblijfselen en kunstvoorwerpen aan het licht gebracht die getuigen van een heel vroege inplanting van de plaats.  Graven en oude voorwerpen zijn hier ontdekt alsook de muren die tot een andere constructie behoorden.
In 1119 bevestigt een bull van paus Calixtus II de bezittingen van de abdij van Tournus te Grevilly; "Ecclesiam Sancti-Martini de Griviliaco".  Het gebouw stamt blijkbaar uit dezelfde periode als de akte.  De kerk behoort reeds bij de constructie tot de collatie van de abdij van Tournus die een deel van de heerlijkheid van de plaatsen bezat, en het centrum van de parochie van Grevilly behoorde tot het diocees van Chalon-sur-Saône.  Alhoewel sommigen beweren op de aanwezigheid van een priorij te Grevilly, is het waarschijnlijk eerder dat de kleine parochie eenvoudig een bezit was van de abdij waarmee zij een soort van patronaat onderhield.  In de 13de eeuw is het gebouw blijkbaar herwerkt.  De klokkentoren die eveneens romaans is, zou tijdens deze periode opgericht zijn.
Wat er vervolgens gebeurt met de kerk is onduidelijk.  In 1320 vindt men "Ecclessia de Grevilly terug in een kerkelijk register, zonder grote details.  In de 16de of 17de eeuw is het gebouw gedeeltelijk herwerkt en gerestaureerd, waarschijnlijk om de vernielingen aangebracht tijdens de Godsdienstoorlogen te herstellen; een periode die bijzonder gewelddadig was voor de regio.  De gevel is tijdens deze periode herwerkt.  In de 17de eeuw is de parochie bijzonder arm zowel in bevolking als materieel.  Het is tijdens deze periode dat het dorp zijn uitspraak aannam die nu nog gebruikt wordt; "Pauvre comme le curé de Grevilly qui n'a qu'un calice en buis".  Blijkbaar is de parochie tijdens deze periode eveneens in conflict geweest met het kapittel van Tournus.
Tijdens de Revolutie houdt Grevilly op te bestaan als parochie.  In 1795 wordt de cultus hersteld en de bewoners vragen of de kerk zou bediend worden door Pierre Maréchal, pastoor te Lugny van 1767 tot 1803.  Begin 19de eeuw verkeert de kerk in een heel slechte staat.  Reeds in 1802 is Grevilly toegevoegd aan Cruzille voor de cultus.  De diensten gaan op dat moment reeds door in de kerk Saint-Pierre te Cruzille waar eveneens de sacramenten worden toegediend en de teraardebestellingen doorgaan.  De klok van Grevilly is eveneens overgebracht naar Cruzille.  De kerk Saint-Martin wordt een eenvoudige bijkerk en kan ook niet meer genieten van de staatstoelagen.  Voor het dorp en zijn inwoners wordt het onmogelijk om de kerk nog te onderhouden en zij wordt uiteindelijk voor het publiek gesloten door Mgr. d'Héricourt.
De bewoners van Grevilly aanvaarden niet dat zij ontdaan zijn van hun kerk, zich moeten verplaatsen naar Cruzille voor de diensten en vooral om te worden begraven te Cruzille.  Rond 1851 doet de burgemeester een oproep aan de prefect in de hoop de cultus te herstellen te Grevilly.  Verschillende bewoners tekenen deze oproep en uiten hierop eveneens hun verontwaardiging.  Zij zetten zich in voor de restauratie van de kerk om alzo de vieringen te Grevilly te herstellen.  In 1856 wordt deze oproep hernomen en vragen de oprichting van een kapel met kapelaan die eigen is aan de gemeente.  De kerk wordt versterkt en gerestaureerd en een kapel die dienst doet als sacristie wordt eveneens ten zuiden van de travee onder de klokkentoren toegevoegd.  Op 01 april 1859 wordt een nieuwe klok ontvangen door de gemeente en Mr. Collignan, de bedienaar van de kapel.
Deze werken zijn echter onvoldoende en reeds in 1880 volgen nieuwe restauraties.  Na een weigering van de overheid ivm financiële steun voor de herstellingswerken richt de burgemeester zich tot de bisschop van Autun voor een officieel statuut van de kerk om alzo financiële tussenkomsten te kunnen genieten van de staat.  In 1934 worden uiteindelijk enkele herstellingen verricht waarbij de gevel wordt herwerkt.  In 1992 worden de kerk en het kerkhof geklasseerd als "Monument Historique".
In de 2de helft van de 20ste eeuw worden werkelijke herstellingswerken uitgevoerd op initiatief van de gemeente, de bevolking en een vereniging voor het behoud van de kerk.  In 1878 wordt de binnenzijde volledig gerestaureerd.  In 1994 wordt de buitenzijde van de kerk gerestaureerd met een opkuis, opvoegen en bepleisteren van de muren; een herneming van de muren van de klokkentoren en zijn structuur, de steunmuren van het dak en de overdekking met lavapannen. 
In 2015 wordt de vereniging "Saint-Martin de Grevilly" opgericht en in hetzelfde jaar worden enkele stukken van het meubilair gerestaureerd.
In april 2019 voeren archeologen een preventieve diagnose uit om de problemen te achterhalen die de structuur bedreigen.  Bij deze gelegenheid komt de structuur van een voorgaande constructie aan het licht onder de funderingen van het huidig gebouw alsook lichaamsresten en verschillende materialen die een vroeg gebruik van de plaats bevestigen.

Beschrijving.
Opgericht in goudgele steen is de kerk typisch voor de kleine romaanse kerken in de regio die bescheiden en gedrongen zijn.  Zij volgt een plan met een éénbeukig, rechthoekig schip, een travee onder de klokkentoren geflankeerd van een sacristie in het zuiden en een halfronde apsis.

Plan (foto Wiki-Mâcon Sud-Bourgogne)

Aan de buitenzijde is de eenvoud van het gebouw overal aanwezig.  Hoger gelegen in de omsluiting van het kerkhof lijkt de kerk in de heuvel ingebed die de constructie lijkt recht te houden aan de heuvel van het terrein.  In het westen is de gevel gescheiden in 2 delen.  Het onderste gedeelte is samengesteld met een soort van licht uitstekende uitbouw dat gevormd wordt door 2 brede steunberen aan de uiteinden verbonden door een druiprand met afdak ondersteund door naakte modillons.  Een portaal in rondboog zonder versiering is in deze uitbouw ingeschreven.  Hierboven staat een fronton met dubbele uitsprong.  Het hoogste gedeelte van de gevel bewaart enkel een ovale oculus maar dichtgestopt waar zich nu een beeld in bevindt.  De gootmuren van het schip zijn elk gestut door 2 steunberen.  De zuidelijke muur is doorbroken van een moderne rondboog.  Men bemerkt eveneens de omtrek van een vroegere doorgang.







De travee onder de klokkentoren is gestut door 2 mini-kruisbeuken omlijst van steunberen.  In het noorden is een kleine inspringende romaanse rondboog doorbroken.  In het zuiden is de travee geflankeerd door een sacristie, aan de zuidzijde geopend door een brede rondboog en in het westen met een ingang.  De travee ondersteunt een korte, gedrongen klokkentoren van het vierkante plan.  Hij is samengesteld met een naakte sokkel, enkel voorzien van een toegang tot de klokkentoren in het zuiden en 2 verdiepingen met bogen.  De eerste verdieping bewaart een rondboog in het zuiden en een dichtgestopte in het oosten.  De tweede verdieping ondersteund door een kordonlijst is in het noorden en het oosten geopend met een rondboog en een paarsgewijze boog op colonnetten in het zuiden, en met 2 bogen met een langwerpige boog in het westen.  De klokkentoren is getooid met een korte piramide van 4 zijden met bovenaan een ijzeren kruis.





De halfronde apsis is gestut door 2 platte steunberen.  Zij is doorbroken met 2 bogen uit verschillende perioden; een kleine, romaanse inspringende boog in het noorden en een moderne in het zuiden.  De apsis en de mini-kruisbeuken zijn overdekt met lavapannen.  Het schip en de sacristie met dakpannen en de klokkentoren met platte dakpannen.  Een gootklos met naakte modillons loopt rond de apsis, de mini-kruibeuken en de zuidelijke gootmuur van het schip.  Een gelijkaardige gootklos ondersteunt het dak van de klokkentoren.




Aan de binnenzijde is de kerk al even sober als aan de buitenzijde.  Zij bewaart heel weinig meubilair en decor.  Het klein geplaveid schip bezit nog zichtbaar metselverband.  De muren zijn elk voorzien van 2 platte steunberen.  In het zuiden bemerkt men de omtrek van een klein, nauwe rondboogvenstertje alsook van een andere lagere opening met linteel.  In het noorden bewaart een nis het beeld van de heilige Jozef.  Het zou gaan om een oude romaanse maar nu dichtgestopte boog.  Het schip opent zich op de travee onder de klokkentoren via een nauwe triomfboog met imposten.  Hij is omkaderd van 2 stenen tabletten waarvan deze rechts een linteel in hergebruik bezit.  Deze is versierd met fabelachtige dieren die een wapenschild omkaderen.
De eveneens geplaveide koortravee onder de klokkentoren is met 2 trappen verheven om de helling van het terrein op te vangen.  Het koor wordt afgesloten door een gesmede ijzeren grill en is overwelfd met een licht gebroken tongewelf waarin zich de toegangstrap tot de klokkentoren bevindt.  In het zuiden opent de travee zich op een kapel langs een dunne rondboog die lange tijd gebruikt werd als sacristie.  Deze is geplafonneerd en bezit een directe uitgang naar de buitenzijde toe.
De apsis is eveneens geplaveid en met 2 trappen verheven.  Nauwer dan de voorgaande travee is zijn openingsboog niet aangegeven.  De apsis is overwelfd met een halfkoepel en bewaart een mooi hoofdaltaar in hout op een sokkel met hierboven een tabernakel versierd met een kruis.  Een kleine houten bank omringt de apsis en een liturgisch wijwaterbekken is doorbroken in de zuidelijke muur. 






Bijlagen.

donderdag 22 juni 2023

Eglise Saint-Sébastien te Royer (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Sébastien 

te Royer


Beschrijving.
Deze bescheiden kerk is geregeld te klein geweest voor de gemeenschap die ze herbergt.  Zij was geregeld het voorwerp van herstellingen, toevoegingen en vergrotingen.
In 1787 kwamen de priester en de heer overeen om het koor te reconstrueren.  Maar het is vooral in de 19de eeuw dat de kerk haar huidig zicht verkreeg.
In 1835 stelde een architect Roch uit Mâcon een ontwerp op om de kerk te herstellen die dreigde in te storten.  De aanvraag betrof opnieuw het koor dat men wou vergroten maar op dezelfde plaats wou houden als de oude; het schip zou verlengd worden terwijl men de klokkentoren zou verplaatsen naar het westen boven de ingang en verhogen met 2 meter zodat men de klok van ver kon horen; een venster was voorzien onder de klokkentoren om de tribune te verlichten.
Het schip is eenvoudig en verlengd, en geplaveid met stenen.  Twee rondboogvensters verlichten deze aan beide zijden.  Het plafond is ondersteund door de grote houten balken die van de ene naar de andere muur lopen.
Het koor dat verheven is met 3 treden, bezit een rechte travee.  Het is ruimschoots verlicht door 2 grote vensters.  Overwelfd met een graatgewelf en gescheiden van het schip door een triomfboog, beëindigt het zich door een halfronde apsis, welk overwelfd is met een halfkoepel.
Aan de buitenzijde is het silhouet van deze kerk herwerkt en samengesteld.  Bovenaan het portaal treft men een driehoekig fronton aan dat dateert uit de 19de eeuw.  De hoge klokkentoren heeft zijn kordonlijst bij de aanvang van de boogreeksen met dubbele openingen bewaard, die doorbroken zijn aan zijn 4 zijden.  De zuidelijke muur van het schip telt 2 kleine constructies waarvan één de sacristie is.






Bijlagen.

dinsdag 20 juni 2023

Chapelle Saint-Martin te Nancelle; La Roche-Vineuse (Saône-et-Loire 71)

 Chapelle Saint-Martin 

te Nancelle; La Roche-Vineuse



Geschiedenis.
Het gehucht van Nancelle, nu toegevoegd aan de gemeente van La Roche-Vineuse, is voor de eerste keer vermeld in 934 in een charter van de abdij van Cluny, door de benaming "Actum Nantel".  De vermelding van deze akte te Nancelle bewijst 2 zaken.  Vooreerst dat Nancelle in deze periode goed bevolkt was om er een akte van te laten doorgaan en vervolgens dat dit gehucht en zijn bevolking een vroeg ontstaan bezitten rekening houdend met de Keltische oorsprong van de naam Nancelle wat vallei of bron betekent.  Het gehucht situeert zich in een zone van grote activiteit reeds tijdens de Galloromeinse periode dankzij de ijzermineralen en de krijtgroeve.  Deze ijzerlagen leverden metaalverwerkende activiteiten en mijnen op dat zal duren tot de middeleeuwen.




De kerk Saint-Martin is voor de eerste keer vemeld in 962 in een charter van Cluny met de benaming "in Nova Cella, capella Sancti Martini".  Deze charter houdt rekening met de schenking van bisschop Adon van een ecclesia en 5 capellae aan Maieul, abt van Cluny waaronder deze van Nancelle.  De kapel wordt bijgevolg een parochiekerk net zoals de andere capellae en ecclesia te Massy, Mazille, Saint-Sorlin en Senecé.  Enkel de kapel Sancti Germani verdwijnt.  Men de "capella Sancti Martini" terug in charters uit de 11de eeuw met de lokalisatie van Nova Cella als deel van de dekenij Saint-Martin-des-Vignes.  In 1412 wordt zij "Ecclesia Nancelle" en het gehucht is uiteindelijk gemoderniseerd tot Nancelles in 1666.  
De exacte oorsprong van het gebouw is onzeker.  De bevolkingsdichtheid te Nancelle doet vermoeden dat een heidense cultusplaats zich op deze plaats bevond, reeds tijdens de paleochristelijke tijd.  Een eerste kerk zou deze hebben opgevolgd waarvan het plan zou teruggaan tot de 8ste eeuw of later.  De kerk Saint-Martin, zoals ze vandaag bestaat, zou opgericht zijn of gerestaureerd op het plan uit de 10de eeuw, net voor de schenking aan Maieul om tegemoet te komen aan de nog dichtbevolkte plaats door de lokale activiteiten.  In de 12de eeuw is het gebouw waarschijnlijk herwerkt met het bovenste gedeelte van de klokkentoren.  In 1350 lijkt de kerk versterkt te zijn als gevolg van de Honderdjarige Oorlog waardoor de bevolking en de geestelijken verplicht waren om zich te verdedigen.  Aldus worden de bogen van de eerste 2 verdiepingen van de klokkentoren dichtgemaakt en de bovenste verdieping werd een wachttoren zonder zijn cultusfunctie te verliezen.
Tot en met de 19de eeuw is de kerk relatief weinig onderhouden geweest.  In de 17de eeuw is de venster van de zuidelijke koormuur vergroot om het altaar te verlichten.  In 1608 wordt de kerk toegevoegd aan deze van Saint-Sorlin, nu La Roche-Vineuse, en behoort tot de collatie van de abdij van Cluny.  In 1705 getuigt een pastoraal bezoek van de slechte staat waarin de kerk zich bevindt waarschijnlijk door de Godsdienstoorlogen die de kerk in de regio beschadigd of van de kaart hebben geveegd.  Geen enkele belangrijke restauratie is zichtbaar ondernomen, enkel de vloer van de apsis en het koor is opnieuw aangelegd met vloertegeltjes.
Met de Revolutie weigert de priester, Jacques Greuze om getrouwheid te zweren aan de Grondwet.  De kerk wordt aldus gesloten voor de vieringen.  Met de verkoop van de nationale bezittingen verkrijgt een zekere Lasnier, de tiendenschuur van Nancelle met een wijnpers en 2 vaten.  De kerk is vervolgens vermeld, maar niet beschreven, in de staat van rubrieken in 1823 als eigendom van de bewoners van Nancelle.  Zij verkeert op dat moment waarschijnlijk in een zeer slechte staat. 
In 1843 is de privé-secretaris van Lamartine, de nieuwe eigenaar van het domein van Nancelle, Jean Chrysogone Guique de Champvons, het voornemen om de kerk opnieuw open te stellen voor de cultus.  Hij laat grote restauratiewerken uitvoeren.  In 1853 is de kerk opnieuw toegevoegd aan Hurigny en Chevagny-les-Chevrières door de bisschop van Autun.  In 1876 is het domein opnieuw verkocht aan Charles François Jacquier, advocaat bij de balie van Lyon.  Twee jaar later koopt hij de kerk en het kerkhof van de Kerkfabriek van Nancelle en onderneemt nieuwe restauratiewerken.  Vanaf dan wordt de kerk een privékapel tot in de jaren '60 van de 20ste eeuw.  De kerk is dan opnieuw verlaten en omgevormd tot schuur door de nieuwe eigenaar van het kasteel dokter Duvernois.  De muren zijn opnieuw afgeschraapt en de vloer als eenvoudige grond gelaten.  In 2005 is de kapel verkocht en krijgt het zijn oorspronkelijk plan en maakt nu deel uit als één van de oudste bewaarde kerken in de regio.  Door zijn geografische ligging, in het midden van de bomen met weinig bewoning in de omgeving, is een vergroting in de 19de eeuw niet nodig geweest zoals dit wel het geval was voor talrijke kerken in de omgeving.  Zij wordt nog steeds met veel zorg onderhouden door de huidige eigenaar. 

Beschrijving.
De kapel is lange tijd buiten de voornaamste werken over de romaanse architectuur in Zuid-Bourgondië gelaten.  Alain Guerreau en Bernard Laymet (eigenaar) hebben de eerste interessante studies over dit gebouw uitgewerkt.
In zijn plan is de oude kerk Saint-Martin heel typisch voor de aanwezige romaanse kerken in de regio.  Zij stelt zich samen met een rechthoekig éénbeukig schip, met een travee onder de vierkante klokkentoren en een apsis.  Het plan van het schip schijnt eveneens afgeweken in overeenkomst met het kooreinde wat heel frequent voorkwam in de romaanse kerken in de regio.  De bewogen geschiedenis van de kapel is eveneens benadrukt door de talrijke onderbrekingen in het metselwerk die getuigen van verschillende hernemingen in de loop der eeuwen.

Plan (Wike-Mâcon-Sud-Bourgogne)

De gevel waarvan de muur heel dun is, is duidelijk een moderne herneming met de originele materialen.  Zij is doorbroken van een eenvoudige ingang met een niet uitstekend linteel.  Bovenaan deze ingang bevindt zich een ontlastingsboog en een oculus.  Het rechthoekige schip is aan iedere zijde gestut door 2 heel zware steunberen.  Deze in het midden van de noordelijke gootmuur is afgebroken op middenhoogte.  Zij zijn waarschijnlijk tijdens een moderne restauratie toegevoegd om een tegengewicht te vormen zodat de muren niet naar buiten toe worden gedrukt.  De gootmuren zijn gedeeltelijk gereconstrueerd voor de westelijke helft.  Een kleine, inspringende rondboog moest zich hier, zowel in het zuiden als het noorden bevinden, identiek aan deze die zich in het oosten bevinden.  Bovenaan de muren loopt een gootklos met naakte modillons. 





De travee onder de klokkentoren die nauwer is als het schip, is aan iedere zijde gestut door 2 zware, moderne steunberen.  In het noorden is deze geopend van een klein, nauw rondboogvenster met een insprong naar de binnenzijde.  Hieronder bemerkt men de omtrek van een vroegere opening.  In het zuiden is de travee doorbroken van een venster met gebroken boog dat vergroot is in de 19de eeuw.  De halfronde apsis is eenvoudig geflankeerd van 2 steunberen met talud en voorzien van een schuin afgewerkte gootklos te vergelijken met deze van de travee die de klokkentoren ondersteunt.  Deze toren is van het vierkante plan en bezit 3 verdiepingen.  De eerste is op iedere zijde geopend van een eenvoudige rondboog waarbij deze in het westen uitgeeft op het schip en dienstdoet als toegang tot de klokkentoren.  De 2 andere niveaus zijn geopend met paarsgewijze bogen met in het midden een terugval op de colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen.  De gootklos is gevormd met 2 rijen van platte stenen en ondersteunt een korte piramide van 4 zijden met lavapannen, net zoals de steunen van de apsis.  Het schip is overdekt met platte dakpannen.








Aan de binnenzijde bewaart de kapel al de charmes van de kleine romaanse gebouwen in de regio.  Zij bezit opnieuw het meubilair eigen aan haar functie en een kleine tentoonstelling over de lokale metaalnijverheid.  Het geraamte is vernieuwd en zichtbaar gelaten.  Het koor bezit tegels en is met 2 trappen verheven boven het schip.






De travee onder de klokkentoren opent zich langs een dunne rondboog die op de naakte imposten terugvalt.  Deze travee is overwelfd met een koepel op trompen en de zijmuren zijn versterkt door de ontlastingsbogen.  Zij staat in verbinding met de apsis langs een rondboog te vergelijken met een triomfboog.  De apsis is overwelfd met een halfkoepel en in hoefijzervorm wat wil zeggen dat zijn diameter breder is als zijn ingangsboog.  Deze configuratie lijkt de veronderstelling te staven van een gebouw dat gesticht is volgens een heel oud plan.






Bijlagen.