Eglise Saint-Martin
te Grevilly
Geschiedenis.
Het dorp van Grevilly is voor de eerste keer vermeld in 948 en 950 in charters van de abdij van Cluny; "In pago Matisconense, in fine Griviliacense, In agro Griviliaco". Het betreft een vroege bevolkingszone zoals de archeologische restanten bevestigen die men heeft teruggevonden op het grondgebied van de gemeente. Het dorp is in de loop der eeuwen verschillende keren vermeld; Grezvillié in de 14de eeuw, In Villa de Grivilliaco in 1408 en uiteindelijk Grevilly in 1448. In 1581 bekomt Georges de Beauffremont, heer van Cruzille dat zijn heerlijkheid wordt verheven tot graafschap. Dit graafschap is samengesteld uit Collonge, Sagy, Ouxy, Gratay, Cruzille, Grevilly en Ozenay. In de 18de eeuw neemt het dorp de naam aan van Saint-Martin-de-Grevilly alvorens zijn oorspronkelijke naam opnieuw aan te nemen. Na de Revolutie hangt het dorp af van het baljuwschap en receptuur van Mâcon. Heden ten dage maakt de gemeente deel uit van het kanton van Tournus.
De kerk van het dorp, onder het patronaat van Saint-Martin, bevindt zich op een kleine afstand van het dorp. Het is hoger gelegen, verankerd op de flank van een heuvel. Opgericht in het begin van de 12de eeuw betreft het een romaans gebouw zoals men er verschillende aantreft in de regio. Oorspronkelijk was zij samengesteld met een klein, rechthoekig en éénbeukig schip, met een travee onder de klokkentoren, en een apsis. Archeologische opgravingen hebben overblijfselen en kunstvoorwerpen aan het licht gebracht die getuigen van een heel vroege inplanting van de plaats. Graven en oude voorwerpen zijn hier ontdekt alsook de muren die tot een andere constructie behoorden.
In 1119 bevestigt een bull van paus Calixtus II de bezittingen van de abdij van Tournus te Grevilly; "Ecclesiam Sancti-Martini de Griviliaco". Het gebouw stamt blijkbaar uit dezelfde periode als de akte. De kerk behoort reeds bij de constructie tot de collatie van de abdij van Tournus die een deel van de heerlijkheid van de plaatsen bezat, en het centrum van de parochie van Grevilly behoorde tot het diocees van Chalon-sur-Saône. Alhoewel sommigen beweren op de aanwezigheid van een priorij te Grevilly, is het waarschijnlijk eerder dat de kleine parochie eenvoudig een bezit was van de abdij waarmee zij een soort van patronaat onderhield. In de 13de eeuw is het gebouw blijkbaar herwerkt. De klokkentoren die eveneens romaans is, zou tijdens deze periode opgericht zijn.
Wat er vervolgens gebeurt met de kerk is onduidelijk. In 1320 vindt men "Ecclessia de Grevilly terug in een kerkelijk register, zonder grote details. In de 16de of 17de eeuw is het gebouw gedeeltelijk herwerkt en gerestaureerd, waarschijnlijk om de vernielingen aangebracht tijdens de Godsdienstoorlogen te herstellen; een periode die bijzonder gewelddadig was voor de regio. De gevel is tijdens deze periode herwerkt. In de 17de eeuw is de parochie bijzonder arm zowel in bevolking als materieel. Het is tijdens deze periode dat het dorp zijn uitspraak aannam die nu nog gebruikt wordt; "Pauvre comme le curé de Grevilly qui n'a qu'un calice en buis". Blijkbaar is de parochie tijdens deze periode eveneens in conflict geweest met het kapittel van Tournus.
Tijdens de Revolutie houdt Grevilly op te bestaan als parochie. In 1795 wordt de cultus hersteld en de bewoners vragen of de kerk zou bediend worden door Pierre Maréchal, pastoor te Lugny van 1767 tot 1803. Begin 19de eeuw verkeert de kerk in een heel slechte staat. Reeds in 1802 is Grevilly toegevoegd aan Cruzille voor de cultus. De diensten gaan op dat moment reeds door in de kerk Saint-Pierre te Cruzille waar eveneens de sacramenten worden toegediend en de teraardebestellingen doorgaan. De klok van Grevilly is eveneens overgebracht naar Cruzille. De kerk Saint-Martin wordt een eenvoudige bijkerk en kan ook niet meer genieten van de staatstoelagen. Voor het dorp en zijn inwoners wordt het onmogelijk om de kerk nog te onderhouden en zij wordt uiteindelijk voor het publiek gesloten door Mgr. d'Héricourt.
De bewoners van Grevilly aanvaarden niet dat zij ontdaan zijn van hun kerk, zich moeten verplaatsen naar Cruzille voor de diensten en vooral om te worden begraven te Cruzille. Rond 1851 doet de burgemeester een oproep aan de prefect in de hoop de cultus te herstellen te Grevilly. Verschillende bewoners tekenen deze oproep en uiten hierop eveneens hun verontwaardiging. Zij zetten zich in voor de restauratie van de kerk om alzo de vieringen te Grevilly te herstellen. In 1856 wordt deze oproep hernomen en vragen de oprichting van een kapel met kapelaan die eigen is aan de gemeente. De kerk wordt versterkt en gerestaureerd en een kapel die dienst doet als sacristie wordt eveneens ten zuiden van de travee onder de klokkentoren toegevoegd. Op 01 april 1859 wordt een nieuwe klok ontvangen door de gemeente en Mr. Collignan, de bedienaar van de kapel.
Deze werken zijn echter onvoldoende en reeds in 1880 volgen nieuwe restauraties. Na een weigering van de overheid ivm financiële steun voor de herstellingswerken richt de burgemeester zich tot de bisschop van Autun voor een officieel statuut van de kerk om alzo financiële tussenkomsten te kunnen genieten van de staat. In 1934 worden uiteindelijk enkele herstellingen verricht waarbij de gevel wordt herwerkt. In 1992 worden de kerk en het kerkhof geklasseerd als "Monument Historique".
In de 2de helft van de 20ste eeuw worden werkelijke herstellingswerken uitgevoerd op initiatief van de gemeente, de bevolking en een vereniging voor het behoud van de kerk. In 1878 wordt de binnenzijde volledig gerestaureerd. In 1994 wordt de buitenzijde van de kerk gerestaureerd met een opkuis, opvoegen en bepleisteren van de muren; een herneming van de muren van de klokkentoren en zijn structuur, de steunmuren van het dak en de overdekking met lavapannen.
In 2015 wordt de vereniging "Saint-Martin de Grevilly" opgericht en in hetzelfde jaar worden enkele stukken van het meubilair gerestaureerd.
In april 2019 voeren archeologen een preventieve diagnose uit om de problemen te achterhalen die de structuur bedreigen. Bij deze gelegenheid komt de structuur van een voorgaande constructie aan het licht onder de funderingen van het huidig gebouw alsook lichaamsresten en verschillende materialen die een vroeg gebruik van de plaats bevestigen.
Beschrijving.
Opgericht in goudgele steen is de kerk typisch voor de kleine romaanse kerken in de regio die bescheiden en gedrongen zijn. Zij volgt een plan met een éénbeukig, rechthoekig schip, een travee onder de klokkentoren geflankeerd van een sacristie in het zuiden en een halfronde apsis.
Aan de buitenzijde is de eenvoud van het gebouw overal aanwezig. Hoger gelegen in de omsluiting van het kerkhof lijkt de kerk in de heuvel ingebed die de constructie lijkt recht te houden aan de heuvel van het terrein. In het westen is de gevel gescheiden in 2 delen. Het onderste gedeelte is samengesteld met een soort van licht uitstekende uitbouw dat gevormd wordt door 2 brede steunberen aan de uiteinden verbonden door een druiprand met afdak ondersteund door naakte modillons. Een portaal in rondboog zonder versiering is in deze uitbouw ingeschreven. Hierboven staat een fronton met dubbele uitsprong. Het hoogste gedeelte van de gevel bewaart enkel een ovale oculus maar dichtgestopt waar zich nu een beeld in bevindt. De gootmuren van het schip zijn elk gestut door 2 steunberen. De zuidelijke muur is doorbroken van een moderne rondboog. Men bemerkt eveneens de omtrek van een vroegere doorgang.
De travee onder de klokkentoren is gestut door 2 mini-kruisbeuken omlijst van steunberen. In het noorden is een kleine inspringende romaanse rondboog doorbroken. In het zuiden is de travee geflankeerd door een sacristie, aan de zuidzijde geopend door een brede rondboog en in het westen met een ingang. De travee ondersteunt een korte, gedrongen klokkentoren van het vierkante plan. Hij is samengesteld met een naakte sokkel, enkel voorzien van een toegang tot de klokkentoren in het zuiden en 2 verdiepingen met bogen. De eerste verdieping bewaart een rondboog in het zuiden en een dichtgestopte in het oosten. De tweede verdieping ondersteund door een kordonlijst is in het noorden en het oosten geopend met een rondboog en een paarsgewijze boog op colonnetten in het zuiden, en met 2 bogen met een langwerpige boog in het westen. De klokkentoren is getooid met een korte piramide van 4 zijden met bovenaan een ijzeren kruis.
De halfronde apsis is gestut door 2 platte steunberen. Zij is doorbroken met 2 bogen uit verschillende perioden; een kleine, romaanse inspringende boog in het noorden en een moderne in het zuiden. De apsis en de mini-kruisbeuken zijn overdekt met lavapannen. Het schip en de sacristie met dakpannen en de klokkentoren met platte dakpannen. Een gootklos met naakte modillons loopt rond de apsis, de mini-kruibeuken en de zuidelijke gootmuur van het schip. Een gelijkaardige gootklos ondersteunt het dak van de klokkentoren.
Aan de binnenzijde is de kerk al even sober als aan de buitenzijde. Zij bewaart heel weinig meubilair en decor. Het klein geplaveid schip bezit nog zichtbaar metselverband. De muren zijn elk voorzien van 2 platte steunberen. In het zuiden bemerkt men de omtrek van een klein, nauwe rondboogvenstertje alsook van een andere lagere opening met linteel. In het noorden bewaart een nis het beeld van de heilige Jozef. Het zou gaan om een oude romaanse maar nu dichtgestopte boog. Het schip opent zich op de travee onder de klokkentoren via een nauwe triomfboog met imposten. Hij is omkaderd van 2 stenen tabletten waarvan deze rechts een linteel in hergebruik bezit. Deze is versierd met fabelachtige dieren die een wapenschild omkaderen.
De eveneens geplaveide koortravee onder de klokkentoren is met 2 trappen verheven om de helling van het terrein op te vangen. Het koor wordt afgesloten door een gesmede ijzeren grill en is overwelfd met een licht gebroken tongewelf waarin zich de toegangstrap tot de klokkentoren bevindt. In het zuiden opent de travee zich op een kapel langs een dunne rondboog die lange tijd gebruikt werd als sacristie. Deze is geplafonneerd en bezit een directe uitgang naar de buitenzijde toe.
De apsis is eveneens geplaveid en met 2 trappen verheven. Nauwer dan de voorgaande travee is zijn openingsboog niet aangegeven. De apsis is overwelfd met een halfkoepel en bewaart een mooi hoofdaltaar in hout op een sokkel met hierboven een tabernakel versierd met een kruis. Een kleine houten bank omringt de apsis en een liturgisch wijwaterbekken is doorbroken in de zuidelijke muur.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten