Zoeken in deze blog

maandag 26 juni 2023

Eglise Saint-Pierre te Cruzille (Sâone-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Pierre 

te Cruzille


Geschiedenis.
Het dorp van Cruzille is een oude bevolkingszone.  Twee plaatsen uit het Paleolithische tijdperk zijn in 1954 ontdekt op het grondgebied van de gemeente. Verschillende Galloromeinse overblijfselen als een Romeinse heirbaan en constructies, en Merovingische zoals begraafplaatsen zagen in verschillende gehuchten van het dorp, het licht.  Trouwens oorspronkelijk was het gehucht Collonges de hoofdplaats van de parochie.  Deze is voor de eerste keer vermeld in charters van de abdij van Cluny in de 10de eeuw; "In agro Criviliaco, in villa Colonicas, Villa Colonias".  Cruzille is pas voor de eerste keer vermeld in 1277; "Crusilles".  Het is op dat moment de hoofdplaats van een belangrijke heerlijkheid die afhangt van de graaf van Chalon terwijl de parochie van Collonges afhangt van het diocees van Mâcon.  In de 16de eeuw bevindt het kasteel van de landsheer zich in het centrum van de Godsdienstoorlogen dat verschillende malen veroverd of verloren ging zowel door de Ligue als door de koninklijke troepen.  In 1581 bekomt de heer van Cruzille, Georges de Beauffremont dat zijn heerlijkheid als graafschap wordt opgericht.  Dit graafschap bestond uit Collonges, Sagy, Ouxy, Gratay, Cruzille, Grevilly en Ozenay.  In de 18de eeuw neemt het dorp tijdelijk de naam van van Cruzille-la-Mâconnoise maar wordt uiteindelijk Cruzille vanaf 1790.  Vanaf dat moment was de gemeente Cruzille samengesteld uit 2 verschillende gemeenschappen; Cruzille met Collonges en Sagy, en Fragnes en Ouxy.  Vanaf 1790 zijn deze gemeenschappen samengebracht in één enkele gemeente namelijk deze van Cruzille.  Reeds in het midden van de 18de eeuw is de hoofdplaats van de parochie gewijzigd van Collonges naar Cruzille.  Het dorp en zijn gehuchten zijn steeds landbouwgebieden geweest met wijn- en graanproductie. 
De kerk Saint-Pierre is een romaans gebouw waarvan de constructie schijnt terug te gaan tot begin 12de eeuw.  Een kapel is reeds in de 10de eeuw vermeld in het gehucht van Collonges in een charter van het kapittel van Saint-Vincent van Mâcon; "Capellam Sancti-Petri de Colonicas".  De kerk is in het begin van de 12de eeuw zichtbaar gereconstrueerd.  Zij is er het centrum van de parochie en behoort tot de collatie van het kapittel van Mâcon.  Het plan is eenvoudig met een klein, rechthoekig en éénbeukig schip, een travee onder de korte, vierkante klokkentoren en een apsis.
De kerk is vervolgens verschillende keren vermeld in verschillende documenten; "Ecclesia de Colongiarum Matisconensium", in 1412, "Ecclesia de Colongiis, in de 15de en begin 16de eeuw.  Het gebouw is verschillende keren gewijzigd na de constructie maar een datering van de verschillende delen is onzeker.  De gotische kapel ten noorden van de travee onder de klokkentoren gaat allicht terug tot de 15de eeuw.  Zij is onder het patronaat van Saint-Georges en is door de familie Montrevel, de landsheren van Cruzille gesticht.
In de 16de eeuw hebben verschillende pastorale bezoeken plaats te Cruzille.  De rapporten van deze bezoeken beschrijven de kerk in een heel slechte toestand alsook armzalig en beroofd, zonder preek- en biechtstoel.  In 1673 is een overkomst gesloten met Benoît André, ondernemer te Mâcon, voor de herstellingen van het metselwerk.  Twee jaar later toen de parochie meer dan 250 communiekanten telde, is de kerk nog steeds in een armzalige en bouwvallige toestand.  De gotische kapel die 2 eeuwen voordien was toegevoegd, dreigt in te storen en zijn toegang is afgesloten daar zij te gevaarlijk werd.  In 1691 komt een deel van de tiendenopbrengst toe aan de priester, het andere deel aan het kapittel van Mâcon.  Een nieuw pastoraal bezoek, het daaropvolgende jaar, preciseert dat het gewelf van deze kapel op instorten staat terwijl er nog steeds 1 mis per maand doorgaat.  Op het einde van deze eeuw schijnt de kapel gerenoveerd te zijn en in het algemeen de kerk gerestaureerd.  Het is waarschijnlijk in deze periode  dat de gedeeltelijke constructie van de apsis dateert. 
In de 18de eeuw is de hoofdplaats van de parochie verplaatst naar Curzille.  Met de Revolutie is de kerk vernield en geplunderd.  De wapenschilden en grafstenen die de kapel versierden zijn met een hamer vernield.  In 1806 is de parochie van Cruzille toegevoegd aan deze van Cruzille.  In de loop van de 19de eeuw zijn verschillende restauraties uitgevoerd aan de kerk.  In 1840 richt de burgemeester van Cruzille een schrijven aan de perfect om deze in te lichten over de vergevorderde staat van verval waarin de kerk zich bevindt.  Plannen en voorstellen zijn voorbereid door architect Vaillant.  In 1847 zijn de plannen gewijzigd door een reizende ambtenaar, Cadot van Tournus, en enkel het hernemen van het plafond is voorzien.  De werken vinden nog steeds niet plaats maar het kerkhof wordt verplaatst buiten het dorp.
Het is pas in 1850 dat de voornaamste verbouwingswerken zijn uitgevoerd.  De plannen van Vaillant zijn uiteindelijk goedgekeurd door de prefect en voorzien een algemene restauratie van het schip dat nog niet hernomen was sedert de vernielingen aangebracht door de Revolutie.  Een travee is toegevoegd aan het korte, romaanse schip, de gevel is herwerkt met hergebruik van het romaanse portaal en het plafond herdaan.  Het merendeel van het meubilair dateert klaarblijkelijk uit deze periode.  In 1852 is een bijkomend voorstel uitgevoerd voor de verhoging van de klokkentoren en het toevoegen van een nieuwe spits.  Deze verhoging moet reeds in 1893 hersteld worden.  Vanaf 1908 bezit Cruzille niet meer over een eigen priester en gedurende WO I wordt Cruzille toegevoegd aan Lugny.  Sedertdien is de kerk regelmatig onderhouden en talrijke keren gerestaureerd.  In de 2de helft van de 20ste eeuw is een restauratie aan de binnenzijde uitgevoerd en verbergt in het koor de restanten van een adellijke grafzerk waarschijnlijk de wapens van de familie Montreval.  Van 1990 tot 1993 is een restauratie aan de buitenzijde uitgevoerd die de afbraak en reconstructie van de sacristie, het hernemen van de muren en de daken van het gebouw, de restauratie van de klokkentoren en zijn toegangstrap, het houtwerk van de deuren, vensters en portaal, en zinkwerken inhielden.

Beschrijving.
De kerk Saint-Pierre volgt een eenvoudig plan met een éénbeukig en rechthoekig schip, een travee onder de klokkentoren met aan de noordzijde geflankeerd door een brede kapel, en in het zuiden door de sacristie, en een apsis. Het kooreinde is verbonden met de oude omheiningsmuur van de pastorij waarvan nog enkele gebouwen bestaan.  Er rest nog enkel het klassieke portaal en zijn boog uit de 1701 die geopend is op de oude koer, en een kleine deur voor de voetgangers.
De gevel van het gebouw is heel eenvoudig.  Deze wordt enkel door een romaans portaal in hergebruik geopend.  Deze is voorzien van een booglijst die terugvalt op de fijne colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen met palmetten in het noorden en zware maskers in het zuiden.  Het schip is samengesteld met een eerste, moderne travee en 2 romaanse.  De gootmuren zijn elk doorbroken met 3 brede rondboogvensters omkaderd door de platte steunberen waarvan de eerste de overgang met de moderne travee versterkt.  In het zuiden is in het uiterste oosten hiervan een doorgang in rondboog geopend, naast een kleine boog van hetzelfde profiel.  In het noorden is de toegangstrap tot de klokkentoren tegen de muur aangezet.  De laatste travee is gedeeltelijk verborgen door een brede, vierkante kapel.  In het noorden is deze geopend door een kleine ingang waarvan het linteel in korfboog is uitgewerkt, en in het oosten door een brede gotische boog met opvulling.  Zijn westelijke zijde bewaart enkel de toegang tot de klokkentoren.





De travee onder de klokkentoren is in het noorden door deze kapel verborgen.  In het zuiden is deze geflankeerd van een kleine, vierkante kapel.  De travee ondersteunt de vierkante, korte klokkentoren.  Deze is samengesteld uit 2 verdiepingen.  De eerste, uit de romaanse periode, is per zijde van 2 kleine rondbogen geopend en ingeschreven in de banden uitgehold in het metselwerk waarvan deze in het westen verborgen is.  De tweede is modern en houdt per zijde een brede rondboog in, zonder versiering.  De klokkentoren is getooid met een een spits van 4 zijden ondersteund door een gootklos.  De halfronde apsis is verlicht door zijdelingse rondbogen en is toegevoegd aan de muur van de oude pastorij.  De apsis en de sacristie zijn overdekt met lavapannen.  De klokkentoren is bedekt met beschilderde leistenen terwijl het dak van het schip en de kapel gedaan zijn met platte dakpannen.  Een gootklos met modillons loopt langs de oude traveeën van het schip.







Bijlagen.

Geen opmerkingen: