Zoeken in deze blog

dinsdag 20 juni 2023

Chapelle Saint-Martin te Nancelle; La Roche-Vineuse (Saône-et-Loire 71)

 Chapelle Saint-Martin 

te Nancelle; La Roche-Vineuse



Geschiedenis.
Het gehucht van Nancelle, nu toegevoegd aan de gemeente van La Roche-Vineuse, is voor de eerste keer vermeld in 934 in een charter van de abdij van Cluny, door de benaming "Actum Nantel".  De vermelding van deze akte te Nancelle bewijst 2 zaken.  Vooreerst dat Nancelle in deze periode goed bevolkt was om er een akte van te laten doorgaan en vervolgens dat dit gehucht en zijn bevolking een vroeg ontstaan bezitten rekening houdend met de Keltische oorsprong van de naam Nancelle wat vallei of bron betekent.  Het gehucht situeert zich in een zone van grote activiteit reeds tijdens de Galloromeinse periode dankzij de ijzermineralen en de krijtgroeve.  Deze ijzerlagen leverden metaalverwerkende activiteiten en mijnen op dat zal duren tot de middeleeuwen.




De kerk Saint-Martin is voor de eerste keer vemeld in 962 in een charter van Cluny met de benaming "in Nova Cella, capella Sancti Martini".  Deze charter houdt rekening met de schenking van bisschop Adon van een ecclesia en 5 capellae aan Maieul, abt van Cluny waaronder deze van Nancelle.  De kapel wordt bijgevolg een parochiekerk net zoals de andere capellae en ecclesia te Massy, Mazille, Saint-Sorlin en Senecé.  Enkel de kapel Sancti Germani verdwijnt.  Men de "capella Sancti Martini" terug in charters uit de 11de eeuw met de lokalisatie van Nova Cella als deel van de dekenij Saint-Martin-des-Vignes.  In 1412 wordt zij "Ecclesia Nancelle" en het gehucht is uiteindelijk gemoderniseerd tot Nancelles in 1666.  
De exacte oorsprong van het gebouw is onzeker.  De bevolkingsdichtheid te Nancelle doet vermoeden dat een heidense cultusplaats zich op deze plaats bevond, reeds tijdens de paleochristelijke tijd.  Een eerste kerk zou deze hebben opgevolgd waarvan het plan zou teruggaan tot de 8ste eeuw of later.  De kerk Saint-Martin, zoals ze vandaag bestaat, zou opgericht zijn of gerestaureerd op het plan uit de 10de eeuw, net voor de schenking aan Maieul om tegemoet te komen aan de nog dichtbevolkte plaats door de lokale activiteiten.  In de 12de eeuw is het gebouw waarschijnlijk herwerkt met het bovenste gedeelte van de klokkentoren.  In 1350 lijkt de kerk versterkt te zijn als gevolg van de Honderdjarige Oorlog waardoor de bevolking en de geestelijken verplicht waren om zich te verdedigen.  Aldus worden de bogen van de eerste 2 verdiepingen van de klokkentoren dichtgemaakt en de bovenste verdieping werd een wachttoren zonder zijn cultusfunctie te verliezen.
Tot en met de 19de eeuw is de kerk relatief weinig onderhouden geweest.  In de 17de eeuw is de venster van de zuidelijke koormuur vergroot om het altaar te verlichten.  In 1608 wordt de kerk toegevoegd aan deze van Saint-Sorlin, nu La Roche-Vineuse, en behoort tot de collatie van de abdij van Cluny.  In 1705 getuigt een pastoraal bezoek van de slechte staat waarin de kerk zich bevindt waarschijnlijk door de Godsdienstoorlogen die de kerk in de regio beschadigd of van de kaart hebben geveegd.  Geen enkele belangrijke restauratie is zichtbaar ondernomen, enkel de vloer van de apsis en het koor is opnieuw aangelegd met vloertegeltjes.
Met de Revolutie weigert de priester, Jacques Greuze om getrouwheid te zweren aan de Grondwet.  De kerk wordt aldus gesloten voor de vieringen.  Met de verkoop van de nationale bezittingen verkrijgt een zekere Lasnier, de tiendenschuur van Nancelle met een wijnpers en 2 vaten.  De kerk is vervolgens vermeld, maar niet beschreven, in de staat van rubrieken in 1823 als eigendom van de bewoners van Nancelle.  Zij verkeert op dat moment waarschijnlijk in een zeer slechte staat. 
In 1843 is de privé-secretaris van Lamartine, de nieuwe eigenaar van het domein van Nancelle, Jean Chrysogone Guique de Champvons, het voornemen om de kerk opnieuw open te stellen voor de cultus.  Hij laat grote restauratiewerken uitvoeren.  In 1853 is de kerk opnieuw toegevoegd aan Hurigny en Chevagny-les-Chevrières door de bisschop van Autun.  In 1876 is het domein opnieuw verkocht aan Charles François Jacquier, advocaat bij de balie van Lyon.  Twee jaar later koopt hij de kerk en het kerkhof van de Kerkfabriek van Nancelle en onderneemt nieuwe restauratiewerken.  Vanaf dan wordt de kerk een privékapel tot in de jaren '60 van de 20ste eeuw.  De kerk is dan opnieuw verlaten en omgevormd tot schuur door de nieuwe eigenaar van het kasteel dokter Duvernois.  De muren zijn opnieuw afgeschraapt en de vloer als eenvoudige grond gelaten.  In 2005 is de kapel verkocht en krijgt het zijn oorspronkelijk plan en maakt nu deel uit als één van de oudste bewaarde kerken in de regio.  Door zijn geografische ligging, in het midden van de bomen met weinig bewoning in de omgeving, is een vergroting in de 19de eeuw niet nodig geweest zoals dit wel het geval was voor talrijke kerken in de omgeving.  Zij wordt nog steeds met veel zorg onderhouden door de huidige eigenaar. 

Beschrijving.
De kapel is lange tijd buiten de voornaamste werken over de romaanse architectuur in Zuid-Bourgondië gelaten.  Alain Guerreau en Bernard Laymet (eigenaar) hebben de eerste interessante studies over dit gebouw uitgewerkt.
In zijn plan is de oude kerk Saint-Martin heel typisch voor de aanwezige romaanse kerken in de regio.  Zij stelt zich samen met een rechthoekig éénbeukig schip, met een travee onder de vierkante klokkentoren en een apsis.  Het plan van het schip schijnt eveneens afgeweken in overeenkomst met het kooreinde wat heel frequent voorkwam in de romaanse kerken in de regio.  De bewogen geschiedenis van de kapel is eveneens benadrukt door de talrijke onderbrekingen in het metselwerk die getuigen van verschillende hernemingen in de loop der eeuwen.

Plan (Wike-Mâcon-Sud-Bourgogne)

De gevel waarvan de muur heel dun is, is duidelijk een moderne herneming met de originele materialen.  Zij is doorbroken van een eenvoudige ingang met een niet uitstekend linteel.  Bovenaan deze ingang bevindt zich een ontlastingsboog en een oculus.  Het rechthoekige schip is aan iedere zijde gestut door 2 heel zware steunberen.  Deze in het midden van de noordelijke gootmuur is afgebroken op middenhoogte.  Zij zijn waarschijnlijk tijdens een moderne restauratie toegevoegd om een tegengewicht te vormen zodat de muren niet naar buiten toe worden gedrukt.  De gootmuren zijn gedeeltelijk gereconstrueerd voor de westelijke helft.  Een kleine, inspringende rondboog moest zich hier, zowel in het zuiden als het noorden bevinden, identiek aan deze die zich in het oosten bevinden.  Bovenaan de muren loopt een gootklos met naakte modillons. 





De travee onder de klokkentoren die nauwer is als het schip, is aan iedere zijde gestut door 2 zware, moderne steunberen.  In het noorden is deze geopend van een klein, nauw rondboogvenster met een insprong naar de binnenzijde.  Hieronder bemerkt men de omtrek van een vroegere opening.  In het zuiden is de travee doorbroken van een venster met gebroken boog dat vergroot is in de 19de eeuw.  De halfronde apsis is eenvoudig geflankeerd van 2 steunberen met talud en voorzien van een schuin afgewerkte gootklos te vergelijken met deze van de travee die de klokkentoren ondersteunt.  Deze toren is van het vierkante plan en bezit 3 verdiepingen.  De eerste is op iedere zijde geopend van een eenvoudige rondboog waarbij deze in het westen uitgeeft op het schip en dienstdoet als toegang tot de klokkentoren.  De 2 andere niveaus zijn geopend met paarsgewijze bogen met in het midden een terugval op de colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen.  De gootklos is gevormd met 2 rijen van platte stenen en ondersteunt een korte piramide van 4 zijden met lavapannen, net zoals de steunen van de apsis.  Het schip is overdekt met platte dakpannen.








Aan de binnenzijde bewaart de kapel al de charmes van de kleine romaanse gebouwen in de regio.  Zij bezit opnieuw het meubilair eigen aan haar functie en een kleine tentoonstelling over de lokale metaalnijverheid.  Het geraamte is vernieuwd en zichtbaar gelaten.  Het koor bezit tegels en is met 2 trappen verheven boven het schip.






De travee onder de klokkentoren opent zich langs een dunne rondboog die op de naakte imposten terugvalt.  Deze travee is overwelfd met een koepel op trompen en de zijmuren zijn versterkt door de ontlastingsbogen.  Zij staat in verbinding met de apsis langs een rondboog te vergelijken met een triomfboog.  De apsis is overwelfd met een halfkoepel en in hoefijzervorm wat wil zeggen dat zijn diameter breder is als zijn ingangsboog.  Deze configuratie lijkt de veronderstelling te staven van een gebouw dat gesticht is volgens een heel oud plan.






Bijlagen.

Geen opmerkingen: