Ancienne église Saint-Valérien
te Tournus
Geschiedenis.
Pierre de Saint-Julien wijdt de constructie van de kerk Saint-Valérien toe aan abt Bernier die het monasterium van 1008 tot 1028 leidde. Waarschijnlijk wou Bernier hiermee met de stichting van een parochiekerk de abdijkerk ontlasten van haar parochiale functies.
Op archeologisch vlak is de datum van 1019 moeilijk aan te nemen.
In 1680 werd de kerk aan de benedictijnen van La Villars geschonken. Vervolgens werd de kerk afgeschaft en verkocht als nationaal bezit in 1797.
Aanvankelijk diende het gebouw als opslagplaats, cinema maar nu gaan er tijdelijke tentoonstellingen of andere culturele evenementen in door.
Beschrijving.
De kerk Saint-Valérien stelt zich nu samen met een schip en een koor van 2 traveeën. De apsis is verdwenen. De algemene afmetingen van het gebouw zijn een totale lengte van 27m50 met een totale breedte van 9m65. De lengte van het schip bedraagt 20m40 en het koor 6m10.
Het schip is overwelfd met een licht gebroken tongewelf, over de ganse lengte ondersteund door 2 gordelbogen. De zijmuren zijn versterkt door grote blinde bogen die de terugval van het tongewelf opvangen en het schip in 5 traveeën verdeeld. Een soort van afwisseling regeert aldus in de samenhang van het schip daar de boogreeksen aan de muur, uitgezonderd de eerste travee, zich 2 per 2 groeperen tussen de gordelbogen. Deze gordelbogen dragen op brede onderzijden samengesteld door 2 boven elkaar geplaatste imposten die elk gedragen worden door 3 zware modillons. De profielen stellen een brede bandlijst voor gevolgd door een hollijst of een afschuining. Imposten van hetzelfde type onderlijnen de terugval van de zijbogen aan hun top. Het is hoogstwaarschijnlijk dat 3 vensters dit schip verlichtten onder de boogreeksen maar een herwerking en bepleistering hebben deze sporen uitgewist. Drie openingen die achteraf zijn aangebracht aan de zuidzijde, verdelen de boogreeksen en komen uit op het gewelf in de eerste, tweede en vijfde travee. Een verhoogde ingang in rondboog waarvan de stijlen verloren zijn gegaan in het metselwerk opent zich aan de zuidzijde aan de vierde travee. Een kapel was aan de noordzijde toegevoegd op het einde van de 15de eeuw. In de derde travee bemerkt men nog een dichtgestopte opening.
De triomfboog met dubbele cilinder valt terug op de pilasters, bekroond door een brede impost waarvan de uitsprong ondersteund is van 3 modillons. Deze impost zet zich verder als een kordonlijst in het koor aan de noordzijde door 2 brede doorbrekingen uit de 17de en 18de eeuw. Aan de zuidzijde is deze verdwenen. De 2 koortraveeën zijn zoals bij het schip overwelfd met een gebroken tongewelf op de blinde boogreeksen. Een afsluitmuur beëindigt het koor dat zich oorspronkelijk verder uitstrekte.
Aan de buitenzijde opent het westelijke portaal zich in een uitstekend massief van metselwerk en is bekroond met een puntgevel. Hierboven bevinden zich 3 rondboogvensters. Deze in het midden bezit een dubbele insprong, de andere 2 slechts één naar de binnenzijde gedragen. Zij zijn tevens nauwer en hun cirkel is doorbroken in een diep uitgesneden linteel. Twee brede steunberen met een talud verheffen zich aan de uiteinden van de gevel.
Het portaal is omkaderd door 2 gecanneleerde pilasters bekroond met kapitelen die versierd zijn met kleine platte bladeren. Twee booglijsten vallen met de eerste op 2 steunen, de tweede op 2 colonnetten waarvan de kapitelen gedecoreerd zijn met verlengde bladeren die een soort van kapiteellichaam ondersteunen. De erg verweerde basissen laten een hollijst zien tussen 2 voetringen van een verschillende breedte. Het dekstuk zet zich verder als een impost met aan de ene kant op de gecanneleerde pijlers, aan de andere op de steunen.
De noordelijke verheffing bezit bijna geen interesse maar aan de zuidelijke ziet men dunne steunberen die zich recht verheffen tot het dak in een rechte lijn van iedere pilaster van het schip. De muur van de koortraveeën heeft een decoratieve boogreeks gekregen op de wijze van de gootklos. De steunberen die zichtbaar gemetseld zijn aan de buitenste muur bewijzen dat de voormalige kerk reeds van bij de aanvang overwelfd was met zijn systeem van boogreeksen aan de muur die richten naar de binnenzijde en de druk van de tongewelven opvangt. Het gaat hier zeker om een oorspronkelijke samenhang.
In dit gebouw kunnen het verzorgde metselverband van middelgrote omvang samen het gewelf en de breedte van de steunberen niet verwijzen naar een datum van 1019. De architecturale kenmerken komen overeen met de eerste jaren van de 12de eeuw of hoogstens het uiterste einde van de 11de eeuw.
Bronnen.
- Marcel et Christiane Dickson in "Les églises romanes de l'Ancien Diocèse de Chalon"; Imprimerie Protat Frères; Macon 1935.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Edition Faton; Dijon 2006.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.
Bijlagen.
-https://monumentum.fr/monument-historique/pa00113492/tournus-eglise-saint-valerien
Geen opmerkingen:
Een reactie posten