Zoeken in deze blog

zaterdag 12 mei 2018

Eglise Saint-Georges te Larzicourt (Marne 51)

Eglise Saint-Georges
te Larzicourt

Geschiedenis.

De kerk Saint-Georges van Larzicourt komt voort uit 2 verschillende constructies.  Vooreerst gaat het om een gebouw van de 2de helft van de 11de eeuw dat ongeveer geheel bewaard is gebleven en in de 2de plaats een transept dat Gabrielle d'Estrées, een vriend van Hendrik IV, koning van Frankrijk, na 1590 liet oprichten.
De omstandigheden van de 2de periode steken af met deze van de 1ste periode om reden van haar afhankelijkheid van de Frans-Duitse kunst van de 11de eeuw tussen Maas en Marne.
Deze kerk was in 991 door de bisschop van Troyes, aan de abdij van Montier-en-Der geschonken.  De perioden van verval van het monasterium hebben geregeld deze van voorspoed opgevolgd tijdens hoge perioden en de oprichting van de kerk van Larzicourt behoort tot één van deze laatste.  Men verkoos deze naar de archeologische gegevens van, tussen 1060 en 1098.
Larzicourt aan de rechteroever van de rivier was één van de gunstigste plaatsen van de scheepvaart, één van de zwaartepunten zou men nu zeggen, in de richting van de Aube en het westen van Frankrijk naar de Atlantische zone.  De prevoost van de graaf van de Champagne, Raoul, volgde in 1141 de interesses van zijn meester en geboot zijn sergeant om tol te heffen op handelsgoederen die over water vervoerd werden of per karavaan, volgens de seizoenen.
In perioden van hoge waterstand bereikte het water Larzicourt tot het naburige dorp van Arrigny op de linkeroever, zodanig dat de grens van beide dorpen verdween.  Men moet er zich aldus ook niet over verbazen dat men in de kerk van Arrigny en Cloyes, architecturale gedeelten terugvindt, identiek aan deze van Larzicourt.
Een schets op een tablet waarvan er nog enkele foto's bestaan, toonde in 1628 en 1629, niet enkel de kerk en het centrum maar eveneens de priorij van Larzicourt.  Reeds in deze jaren hadden de Jezuïeten van Reims er bezit van genomen, alhoewel het reeds in 1550 geseculariseerd werd.  Hun inname verhinderde op dat moment ook de Duitse voornemens daar de priorij afhing van de abdij Saint-Léon van Toul, op dat moment in het gebied van het Duitse Keizerrijk.  In 1114 opgericht verdwenen haar laatste restanten rond 1810.  Het telde 4 geestelijken waarvan een priester en haar stichting was voorafgaand aan de vernietiging van Vitry-en-Berthois in 1142 door Lodewijk VII, koning van Frankrijk.  Dit had een einde gesteld aan de rivaliteit van de koning en de graven van de Champagne waardoor men vrijheden aan de Cisterciënzers had toegestaan om van 1116 tot 1142, 4 abdijen te stichten in de streek van Perthois en verschillende priorijen op het grondgebied van het Duitse Keizerrijk.  De politiek van de graven was in 1060 begonnen door het bezoek van Thibaut I, die aan de abdij van Der, de uitzondering had toegestaan op alle taksen op wijnproducten van Epernay en de streek van Bar.  Deze inkomsten op wijn hadden nochtans de inhaligheid van de abten niet laten verdwijnen.  In 1098 had abt Roger, met dezelfde naam als de 3 bisschoppen van Châlons van de 11de eeuw en waarschijnlijk verwanten, van paus Pascalus II, een bull bekomen die de onafhankelijkheid van de abdij verzekerde en die ze direct verbond met de Heilige Stoel.  De kerk van Larzicourt heeft niets gemeen met de Cisterciënzers, haar datering tussen 1060 en 1098 vindt men bestendig terug in hun akten.
In zijn geschiedenis van het oude diocees van Châlons, vermeldt Ed. de Barthélemy dat het oude geslacht van Larzicourt, het leen behield tot 1369 waarna het overging aan het kapittel van de kathedraal van Châlons.  Misschien waren er toen reeds werken aan het gewelf van de apsis daar de kraagstenen kenmerkend zijn voor de 14de eeuw.
De geschiedenis van Larzicourt in de 16de eeuw is gekend dankzij de familie de Vavray, baljuws van Beaufort-Montmorency en Larzicourt en verkiezingsvoorzitters geworden in 1700 van Vitry-le-François.  In 1507 hing Larzicourt af van het parlement van Parijs daar Lodewijk XII, koning van Frankrijk, het aan Gaston de Foix, in ruil met dezelfde voorrechten, tegen de heerlijkheid van Narbonne.  Germaine de Foix, koningin van Aragon, en zuster van Gaston de Foix, het in 1517 als bruidsschat had gekregen voor haar persoonlijk gebruik.  Na enige opvolgingen had koning Hendrik IV Larzicourt aangekocht en voegde het toe aan Beaufort-Montmorency om het in 1590 als hertogdom om te vormen van Beaufort-Montmorency, in het voordeel van Gabrielle d'Estrée.  Larzicourt ging vervolgens over aan de zoon van de Franse koning en zijn gunsteling de hertog van Vendôme.
Aan Gabrielle d'Estrées is de heel mooie kerk van Villeret, nabij Montmorency-Beaufort, te danken waarvan het transept van Larzicourt hernomen werd, in zijn plan maar dan kleiner.
Door een proces-verbaal van een pastoraal bezoek op 06 juni 1698 weet men dat aan de buitenzijde, aan de muur van de apsis, de houten wand van 2 voet hoog die het dak ondersteunde, met zijn opvulling van pleisterspecie weggehaald werd.  De verhoging van de muur van het kooreinde werd pas nadien gerealiseerd.
De departementale archieven van de Marne bewaren de nota's van de herstellingen aan de kerk vanaf 1643.  Geen enkele hiervan slaat op een wijziging van de architectuur van de kerk.  Enkel de spits, herdaan in 1829 had een toevoeging aan zijn basis namelijk een ongeveer kubische kamer om de nieuwe klokken te herbergen.
Maar de priesters en de Kerkfabriek waarvan de registers zijn bewaard in het presbyterium, vermelden talrijke initiatieven met in 1862 het afkrabben van het pleisterwerk, verwijdering van het retabel en het aanbrengen van grillen voor de vensters; in 1874 verwijderen van de versierde zuilen van de drielobbige boogreeksen met kapitelen; in 1890 het vervangen van het houten plafond door een tongewelf in hout; in 1910 herstelling van de bevloering.

Beschrijving.
De gevel.
De gevel van Larzicourt is bovenaan doorbroken met een oculus van de Karolingische traditie maar omzoomd zoals bij de puntgevel en de archivolt van het portaal met een beeldhouwwerk van zaagtanding. 


Dit portaal, geopend in een dunner gedeelte van de muur, is geflankeerd met zuilen met omgekeerde kubische basissen en met ongewone kapitelen.  In het lofwerk van één van beide bezit een gezicht met platte baard, ook qua ouderdom, enkel een tegenwaarde met de streek van de Loire maar andere kleine besneden hoofden, in de nabije kapitelen en achteraan de gevel herinneren de antieke traditie van besneden Keltische hoofden welk men nog kan zien in het koor van Cloyes en vooral in het schip van Quedlimburg in Duitsland, van 960 gedateerd.


De veronderstelling bij de huidige basissen van de zuilen van het portaal, zou zich baseren op het feit dat de oorspronkelijk, voorziene kapitelen, in de loop vervangen zouden zijn, dankzij de aankomst van een beeldhouwer met een groter talent die om dezelfde reden te Cloyes heeft gewerkt, vervolgens de Arrigny waar hij een travee van het schip heeft bewerkt.
Iets hoger dan de archivolt van het portaal moesten 4 kraagstenen, versierd met ruw beeldhouwwerk, een klein portaal met afdak ondersteunen.  Het huidige dat zich uitstrekt over de ganse gevel, is een ontwerp van schrijnwerkers van de regio, overeenkomstig met het houten schip van Arrigny.





Aan de buitenzijde is de apsis opgehoogd geweest door een muur die waarschijnlijk een wandstructuur van hout heeft vervangen, vergelijkbaar met deze kan men zien te Cloyes.  Het is dus een karakteristieke kerk van de regio die een invloed heeft ondergaan uit het oosten langs Lotharingen.


Het schip.
Gaande van oost naar west betreedt men het Romaanse koor in het schip.  De laatste travee van deze die de tweede van het transept is geworden, herkent men aan zijn diepte, minder dan de andere maar gelijk aan de 4 bewaarde traveeën.  Men telde dus 5 traveeën met de zijbeuken zoals in het merendeel van de kerken met een Frans-Duitse kunst tussen de Maas en de Marne.
De eenvoudige boogreeksen rusten op de pijlers met een doorlopende impost, zoals bij het gelijkvloers van het schip van Montier-en-Der maar de pijlers zijn afwisselend met een zware opvolgend door een lichte volgens de Duitse gewoonte.  Bovenaan herinnert een gebeeldhouwde kordonlijst, het uitstekende lijstwerk dat de plankenvloer van de kerken met tribunes omzoomd.  Dit genre met uitstek bestond in de Karolingische kathedraal van Reims en zijn imitatie ging verder in het gekende koor van Sint-Michil te Hildesheim.  Hier verplichten de banden met zaagtanding aan de zuidelijke zijde en het gebladerte aan de noordelijke zijde, om aan het schip van Larzicourt een datum toe te kennen na deze van het gelijkvloers van het schip van Montier-en-Der.




Het decor van de imposten en de gebeeldhouwde kordonlijsten is een lokale productie van kunstenaars van druiplijsten.


Bronnen.
- Anne Prache in Champagne romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1981.
Etienne Paillard in Congrès Archéologique de France 1977; Champagne session 185;  Paris 1980.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: