Ancienne église Sainte-Hélène te Istres;
Les Istres-et-Bury
Geschiedenis.
De oude parochiekerk van Istres die toegewijd was aan de heilige Helena verheft zich net buiten de huidige gemeente van Istres-et-Bury, gevormd door de vereniging van de oude parochies van Bury en Istres. Het gebouw is nu afgeschreven.
De parochie van Istres had als hoofd en voornaamste ontvanger van de tienden, de abt van Hautvillers wat de zeldzame verspreide patroon van de heilige Helena verklaart. De relieken van deze heilige werden te Hautvillers bewaard sinds de 9de eeuw; een periode toen de monnik Teutgise deze had ontvreemd aan Sint-Pieter te Rome.
De parochie van Istres is van voor 1312 vermeld in het oudste prebendenregister van het diocees van Reims. Het gebouw daarentegen is niet vermeld voor het uiterste einde van de 15de eeuw. Het verschijnt in verschillende delen van de dekenij van Epernay maar het oudste dat zou bewaard zijn, dateert van 1499. De inlichtingen over het gebouw zijn heel zeldzaam en heel onduidelijk. Aldus vernemen we dat de kerk ernstig beschadigd werd met de doortocht van de Hugenoten in 1572.
De teksten van de 17de en de 18de eeuw die talrijker zijn, maken melding van verschillende beschadigingen. In 1718 is één van de 2 zijbeuken overdekt met stro en in 1726 zijn het schip en de 2 zijbeuken hiermee overdekt welke dus in een slechte staat verkeren. Enkele jaren later beslissen de inwoners die volgens het gebruik verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van het schip en de zijbeuken terwijl de ontvangers van de tienden dit zijn voor het koor en de kapellen, om deze zijbeuken af te breken. In 1740 breken deze de zuidelijke zijbeuk af en vullen de lege delen van de boogreeksen op terwijl de ontvangers van de tienden de opening met het transept laten dichtstoppen. Tussen 1747 en 1756 wordt de noordelijke zijbeuk afgebroken zonder dat men de opening met de noordelijke transeptarm dichtstopt. Deze arm wordt weinig later afgebroken door de ontvangers van de tienden die hiermee beantwoorden aan de vraag van de priester en de inwoners.
De tussenkomsten achteraf zijn van minder belang daar zij enkel gaan over de overdekking en de vensters. Archiefdocumenten en oud fotomateriaal bevestigen de huidige staat van het gebouw dat ongeveer hetzelfde is als voor 1914. Het betreft hier in het bijzonder de samenstelling van de daken en het witte- en okerkleurige plakwerk van de 18de eeuw dat men vooral aan de binnenzijde aantreft. Het betreft hier dus een voorbeeld van een gebouw dat praktisch geen enkele wijziging heeft ondergaan of restauratie en stelt nog het aspect voor zoals het was rond 1760.
Het gebouw bezit 2 goed te onderscheiden delen. De kerk van de Romaanse periode met een heel eenvoudige structuur van 3 beuken, een koor van het vierkante plan dragend de klokkentoren en een polygonale apsis. Tijdens de Gotische periode voegde men een transept toe met aan de zuidelijke arm geflankeerd van een polygonale kapel, en een traptoren in het westen.
De Romaanse constructies vertonen stenen in blok verbonden met een mortel en een lokale grijze steen, de steen van Faloise, gebruikt voor het binnenste gedeelte van de gevel, het bovenste gedeelte van de klokkentoren, de steunberen, de pijlers, de boogreeksen en de vensteromtrekken; 'de steen van Savonnières', in witte steen verschijnt in de Gotische constructies en is volledig in maatsteen, de traptoren.
Beschrijving.
De Romaanse kerk houdt 3 beuken, een koor van het vierkante plan met daarboven de klokkentoren en een polygonale apsis in. Men stelt zich nog steeds de vraag over het bestaan van een transept welk het transept van de 13de eeuw heeft voorafgegaan. Voorbeelden van gebouwen van de 12de eeuw die 3 beuken inhielden en niet voorzien waren van een transept komen geregeld voor in de streek waarbij de 2 zijbeuken worden beëindigd door een eenvoudige muur. De verheffing is hier op 2 niveaus. De grote, licht gebroken boogreeksen en de kleine rondboogvensters die heel hoog in de muur doorbroken zijn, verlichten het schip bovenaan de daken van de zijbeuken die nu verdwenen zijn. De vierkante en zware pijlers waren waarschijnlijk bekroond met een eenvoudige impost en de licht gebroken boogreeksen ondersteunen de muren. Met uitzondering van de koortravee is de kerk overdekt met een vlak koorgewelf. De kerk van Istres is aldus verwant met het type plattelandskerk, veelvuldig aangetroffen in de streek; een type dat trouwens verspreid is in het ganse noorden van Frankrijk.
De gevel stelt eveneens een gedeelte voor dat geregeld in de regio verschijnt ! De uitsprong van het onderste gedeelte is gecorrigeerd door een talud en wordt verlengd door 2 steunberen die stijgen tot de basis van de driehoekige puntgevel. De fries in dammotief die deze horizontaal verdeelt en het ononderbroken lijstwerk dat het portaal omringt, vormt het enige decor. Het lijstwerk herinnert deze van de portalen van Saint-Martin van Vertus en de vernielde kerk van Chevigny.
Het schip is overdekt met een vlak plafond, de apsis met een polygonale halfkoepel maar het ribgewelf verschijnt bovenaan de koortravee die de klokkentoren ondersteunt. De ribben zijn met 2 zware, aaneensluitende voetringen. Men zou zich de vraag kunnen stellen of dit gewelf in een latere periode in de plaats is gekomen van een gewelf van het Romaanse gebouw maar geen enkel element kan deze veronderstelling staven. De colonnetten die hun terugval ondersteunen, waren blijkbaar voorzien om de ribben te ondersteunen zoals de brede dekstukken die op de schuine elementen gezet zijn, het aantonen. Men kent in de Champagne verschillende vroegtijdige voorbeelden van ribgewelven die op de benedenverdieping van de toren zijn geplaatst zoals bij de Romaanse toren van de kathedraal van Châlons, na 1138 of rond 1150-1160 bij de kerk Notre-Dame-en-Vaux, eveneens te Châlons.
Zoals het gebruikelijk is voor dit type van plattelandskerken, is de klokkentoren het meest verzorgde element van het gebouw. Op al zijn zijden is hij versierd met 2 brede bogen, elk herverdeeld door een colonnet in 2 paarsgewijze, nauwe bogen. De algemene ritmering van de bogen, het lijstwerk, het horizontaal uitspringende lijstwerk op het metselwerk van de bovenste moluur en het beeldhouwwerk van de kapitelen, bevinden zich op een zeker aantal klokkentorens die allen toebehoren aan constructies gesitueerd in een straal van een 20-tal km rond Istres-et-Bury. Torens van grote gebouwen zoals de Romaanse toren van de kathedraal van Châlons of de torens van Notre-Dame-en-Vaux te Châlons, of klokkentorens van plattelandskerken zoals bij Saint-Martin van Vertus, Thibie en Jâlons zijn vergelijkbaar met deze van de kerk te Istres. De meest verwante vergelijkingen constateert men op de 2 hoogste verdiepingen van de Romaanse toren van de kathedraal van Châlons en de klokkentoren van Vertus. De halve colonnet toegevoegd aan de binnenzijde van iedere pijler, bemerkt men enkel te Vertus en te Thibie.
Als men de friezen en het lijstwerk aan de buitenzijde buiten beschouwing laat, is het gebeeldhouwde decor beperkt tot de kapitelen van het koor en de klokkentoren. Deze zijn voor het grootste deel versierd met heel eenvoudige vegetarische motieven met 1 of 2 rijen van brede of nauwe bladeren, aan hun uiteinden steeds versneden of vergezeld met kleine knoppen. Dit type van gebladerte bevindt zich op de kapitelen van de kerken te Jalons, Ambonnay en op de klokkentoren van Vertus. De boven elkaar gestelde, 2 rijen van gebladerte of knoppen, bootst trouwens de kapitelen van de westelijke torens van de kathedraal van Châlons na. Men vindt eveneens in het koor en op de klokkentoren, een versierd kapiteel terug met 2 mensenmaskers dat zwaar gebeeldhouwd is. De kerken van Thibie en Pierre-Morains bootsen vergelijkbare voorbeelden na en het prototype is waarschijnlijk één van de kapitelen van de klokkentoren van Vertus.
Het portaal, de klokkentoren en de gebeeldhouwde kapitelen van de kerk te Istres situeert zich in de uitstraling van Saint-Martin van Vertus, zonder de invloed van de kathedraal van Châlons uit te sluiten wat vooral zichtbaar is in het decor van de klokkentoren.
De ribgewelven met 2 zware, aaneensluitende voetringen en de klokkentoren kunnen niet gedateerd worden van voor 1140. Het type van gebladerte aan de kapitelen verschijnt net na 1160 in de regio. De constructie van de kerk van Istres moet zich dus situeren rond 1150-1160.
Bron.
- Elisabeth Taburet in Congrès archéologique de France, 185ième session 1977 Champagne, église d'Istres p 540 tot 548; Paris 1980.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten