Ancien prieuré Saint-Christophe
te Le Puley
Geschiedenis.
De romaanse kerk van Le Puley die waarschijnlijk dateert uit het begin van de 12de eeuw, was reeds in 1263 de zetel van een priorij verbonden aan de benedictijnerabdij van Lancharre.
Het betreft een gebedsplaats voor jonge edelvrouwen en weduwen van lokale heren die de Regel van de heilige Benedictus volgen. De geschiedenis van Le Puley verbindt zich met deze van Lancharre vanaf 1615. De abdis van Lancharre, Marie de Blé d'Uxelles die haar abdij hervormt, bekomt van de bisschop van Chalon, Cyrus de Thiard, om beide gemeenschappen met elkaar te verbinden.
De priores van Le Puley, Constance de Blé, laat de verwaarlozing van de gebouwen en de onveiligheid van de plaats vaststellen. De 2 gemeenschappen werden in 1636 overgebracht naar Chalon. De kerk van Le Puley was tot dan parochiekerk onder het patronaat van de heilige Christof, een heilige uit de 3de eeuw uit Klein-Azië, als patroon van de reizigers. Zij naam betekent zoveel als "drager van Christus".
De kerk werd aldus verlaten. De Revolutie zette al de bezittingen van de gemeenschap te koop en zond de religieuzen terug naar het burgerleven. In 1844 voorzag de kerkfabriek de afbraak van de priorijkerk daar zij niet meer gebruikt werd en de parochie toegevoegd was aan Saint-Micaud. De dringende stappen van de gemeente te Le Puley en de bisschop van Autun bereiken in 1854 niets. Net voor de officiële afbraak van de achthoekige klokkentoren met cluniaanse inspiratie, stortte deze in 1877 in.
In 1968 vormt M. Semage, e eigenaar van het kasteel te Le Puley de "Association de sauvegarde et de mise en valeur du vieux Puley". Zijn zoon, Deniz Sermage neemt de fakkel over en ieder jaar is de restauratietaak voorgesteld aan de "Association Rempart"
Beschrijving.
De westelijke gevel is voornamelijk opgetrokken in een klein regelmatig metselverband. De gevel is versierd met Lombardische banden en boogreeksen met 3 rondboogvensters. De licht gebroken boogreeksen rusten op versierde modillons. Het portaal opent zich in een licht uitstekend massief van metselwerk. De licht gebroken archivolt rust op de rechte steunen bekroond met imposten en omkaderd het naakte timpaan (oorspronkelijk misschien beschilderd) dat ondersteund is door kraagstenen met lijstwerk. Deze gevel en zijn puntgevel verraden een eenvoudige overdekking van 2 zijden en aldus een schip zonder directe verlichting.
De licht uitstekende steunberen stijgen tot net onder de dakconstructie. De steunberen van de apsis beëindigen zich in een talud onder de gootklos die gedragen wordt door de kleine gebeeldhouwde modillons.
Een merkwaardig venster in de vorm van een kruis opent zich in het oosten, net onder de koepel op trompen zoals bij de romaanse kerken in de vallei van de Rhône veel voorkomend is.
Aan de binnenzijde is het schip van 3 traveeën geflankeerd van zijbeuken en wordt verlicht door kleine rondboogvensters per travee met een dubbele insprong. Het schip was overwelfd met een gebroken tongewelf waarvan nog enkele restanten bestaan. Zijn overdekking en zijn overwelving in een gebroken tongewelf met gordelbogen viel oorspronkelijk terug op de steunen van de pijlers. De zijbeuken waren op hun beurt overwelfd met graatgewelven zonder gordelbogen.
Het transept is niet uitstekend. De kruising laat nog de trompen zien waarop de koepel rustte alsook de kleine boogreeks met versierde modillons die de kruising met het vierkant versterkte om beter de koepel en de klokkentoren te dragen. De transeptarmen zijn overwelfd met een overlangs tongewelf.
Het koor dat het oudste gedeelte zou omvatten, bezit een halfronde apsis en begrensd met absidiolen van hetzelfde type. Hun halfkoepel is bijzonder goed samengesteld. Het koor is gevormd met een korte travee dat de eenvoudige apsis voorafgaat.
Aan de binnenzijde treft met nog zeldzame sporen aan van bepleistering in de hoeken. Het verschil in metselverband tussen de oostelijke en westelijke delen van het gebouw hebben enkele archeologen laten besluiten dat er misschien 2 bouwcampagnes plaats vonden. Maar de basis van het plan, de gelijkmatigheid van de aanzetten van vierkante breukstenen, tot en met de aanvang van de bogen veronderstellen waarschijnlijk een herneming van de constructie bovenaan en niet van oost naar west tussen het einde van de 11de en het begin van de 12de eeuw.
Bron.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Editions Faton; Dijon 2006.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten