Zoeken in deze blog

maandag 18 maart 2019

Klein Sankt Arnold te Arnoldsweiler (Nordrhein-Westfalen)

Klein Sankt Arnold 
te Arnoldsweiler

Geschiedenis.
Op de document dat de bezittingen van het Keulse Ursulaklooster vermeldt, worden in 922, 2 kerken in Arnoldsweiler opgesomd dat toen nog Ginnizweiler heette.  De 1ste kerk is de voorloper van de huidige Arnoldskapel of Klein Sankt Arnold, de 2de bestaat niet meer maar was mogelijks de Sankt Urbankirche daar de Urbanusviering in Arnoldsweiler nooit verdwenen is.  In 1742 was de heilige Urbanus in de visitatieprotocollen vermeld als parochiepatroon wat hoogst waarschijnlijk op een vergissing berust.
Reeds in 1360 bevestigt hertog Willem I van Jülich de verplichting van de Burgewaldgemeenten om een kaars te betalen op dinsdag na Pinksteren, later op Pinkstermaandag.  Deze verplichting werd pas in de 19de eeuw afgeschaft.
De vroegste weergave van de heilige Arnold is in de huidige Arnoldskapel, een zandstenen figuur op het praalgraf uit de 1ste helft van de 15de eeuw.  In een wijsdom van 1548/49 wordt een Arnoldsbroederschap vermeld, een verwijzing naar de aloude Arnoldusverering.  De zandstenen figuur op het praalgraf van de heilige werd in de 1ste helft van de 15de eeuw vervaardigd.
De oude kerk van Arnoldsweiler was waarschijnlijk al voor 1168 als parochiekerk vermeld en werd in de loop der tijden herhaaldelijk verbouwd en uitgebreid.
Tegen het einde van de 19de eeuw was deze echter zo bouwvallig dat men besloot een nieuw gebouw op te richten.  Zo werd in de jaren 1899/1902 een nieuwe, veel grotere kerk opgericht naar de plannen van de Keulse architect Theodor Ros.
Onder meer op initiatief van de in Niederzier geboren, Arnold Steffens die later het Keulse domkapittel versierde, werd in het begin van de 20ste eeuw de Arnoldskapel gerestaureerd en herbergt nu het graf van de heilige Arnoldus.
In 1913/14 versierde de Rijnlandse schilder Peter Hecker de gewelven met een reeks opmerkelijke fresco's die hij in 1952 herdeed en aanvulde in 1955.



Beschrijving.
De kleine Sint Arnolduskerk is een onregelmatig, driebeukig gebouw uit de 11de tot de 18de eeuw.  De toren, het westelijk gedeelte en de zuidelijke zijbeuk zijn nog volledig, de noordelijke zijbeuk en het koor zijn als ruïne bewaard gebleven.





De oudste delen dateren uit de 11de eeuw.  Het voorgaande gebouw werd reeds samen met een 2de kerk in 922 vermeld in een document.  De drie onderste niveaus van de toren dateren uit de 11de eeuw.  Daarbij sloot in deze periode een eenvoudig met een vlakke overwelfde zaalkerk aan waarvan de delen van de zuidmuur uit deze periode dateren.  In de 12de eeuw werd de toren verhoogd met een 4de verdieping en ontving een westelijk portaal dat nu een raam is.  Waarschijnlijk werd in de 12de eeuw een groter schip aan de noordelijke zijde van de zaalkerk geplaatst waardoor een tweebeukig gebouw was ontstaan.  Dit gebeurde waarschijnlijk toen de plaats tot parochie werd verheven.












In de 15de eeuw werd de kerk herbouwd.  De zuidelijke zijbeuk ontving het huidig, ongelijk gesloten driezijdig koor en een gewelf van kruisribben.  De noordelijke hoofdbeuk kreeg eveneens een driezijdig gesloten koor met gewelf.  Deze wijzigingen werden uitgevoerd in de gotische stijl.  In de 17de eeuw bracht een brand aan de kerk ernstige schade toe.  De middenbeuk stortte grotendeels in, het westelijk deel van de kapel van de zuidelijke zijbeuk zakte in elkaar alsook de klokkentoren werd zwaar beschadigd.
Rond 1671 werd de kerk heropgebouwd.  Alle bewaarde restanten werden opnieuw gebruikt.  In de muur van de zuidelijke zijbeuk die nog steeds een vroegromaanse structuur bezit met lisenen, heeft men de huidige ramen doorbroken en de ingestorte gewelven in het westelijke deel vervangen door graatgewelven.  Het gotische ribgewelf in het oostelijk deel bleef bewaard.  Het schip werd herbouwd met een groter driezijdig koor en een houten tongewelf.  Ten noorden van de hoofdbeuk werd een noordelijke zijbeuk in barok toegevoegd.  Hierdoor was en ongelijk gebouw van 3 beuken ontstaan.  Het schip verkreeg eveneens een rechthoekig voorportaal in het westen.



Einde 19de eeuw verslechterde de staat van de oude kerk aanzienlijk.  De in Niederzier geboren Arnold Seffens, als kapitteldrager, ging zich persoonlijk na 1902 inzetten voor de renovatie van de Arnoldkapel.  De provinciale conservator van de Rijnprovincie, Paul Klemen, en de Keulse ondernemer, Arnold von Guilleaume, boden eveneens financiële hulp aan voor het behoud van de Arnolkkapel.  Het voormalige schip, gebouwd rond 1700, met de ontdekte crypte in 1978 en met een graf van 1600, werd als ruïne behouden.  In 1906/07  gerenoveerde kerk naar de plannen van Ludwig Arnzt, bewaart het graf van Arnold von Arnoldsweiler.





Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kerk sterk beschadigd.  Waarschijnlijk door een schokgolf van een bomexplosie in de omgeving, ging de toren overhellen en dreigde in te storten.  Door een renovatie in 1947 kon dit echter voorkomen worden.  Sedertdien staat de toren enigszins scheef en daarom hangen er geen klokken meer in de toren.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: