Zoeken in deze blog

zondag 25 november 2018

Eglise Saint-Pierre-et-Saint-Benoît te Perrecy-les-Forges (Saône-et-Loire 71)

Eglise Saint-Pierre-et-Saint-Benoît 
te Perrecy-les-Forges

Geschiedenis.
Op het einde van de Merovingische periode ontving Childebrand, broer van Karel Martel, rond 736 het gebeid rond Perrecy.  Minder gekend zijn de overwinningen van deze, in dezelfde oorlogen als zijn Karel Martel, toen de Sarazenen reeds doorgedrongen waren tot de valleien van de Rhône en de Saône.  Karel Martel had zijn broer uit dank om deze invasie een halt toe te roepen, de grote domeinen rond Perrecy geschonken.
Een afstammeling van Childebrand, de graaf Eccard die kinderloos gebleven was, had deze domeinen geschonken aan de abdij van Saint-Benoît-sur-Loire als dank voor de medewerking die hij had bekomen om een geschikte plaats te vinden om een gebouw op te richten voor een abdij op de vlucht, in geval van een aanval van de Noormannen op de Loire.  Eccart kreeg de bevestiging voor het bezit van de domeinen te Perrecy in 836, door Pepijn II, koning van Aquitanië, en met toestemming van de Karolingische keizer, Lodewijk de Vrome.  In 840 had Eccart de eerste priorij van Perrecy gesticht die in 876 toegevoegd zal worden aan de beroemde abdij van Fleury-sur-Loire.  Deze abdij had begin 8ste eeuw de beroemde relieken van de heilige Benedictus, stichter van het westers monarchisme, verkregen.
De priorij van Perrecy is dus één van de oudste abdijen van de regio en dateert uit dezelfde periode als deze van Charlieu en Anzy-le-Duc.
Dankzij talrijke schenkingen in de 10de en 11de eeuw breidt de abdij zich uit en wordt de 2de belangrijkste van de congregatie van Saint-Benoît-sur-Loire.  Rond 1020-1030 onderneemt de prior, Raoul, de oprichting van een grotere en mooiere kerk.
Deze kerk van de 1ste helft van de 11de eeuw houdt een schip met vlakke overzoldering in die in verbinding staat met de zijbeuken door de tusssenkomst van eenvoudige, vierkante pijlers zonder imposten of gebeeldhouwde kapitelen.  Deze architectuur in de Karolingische stijl, die streng en naakt verschijnt, vindt men eveneens terug bij de kerk van Saint-Nazaire van Bourbon-Lancy die tijdens dezelfde periode rond 1030 is overgegaan in de invloedssfeer van Cluny.
Zoals bij de kerk van Bourbon-Lancy houdt de kerk van Perrecy oorspronkelijk een uitstekend transept in, in steen overwelfd.  De kruising van het transept is begrensd door 4 grote rondbogen.  Deze wordt overwelfd met een 8-hoekige koepel op trompen die op een vierkante tamboer rusten en op iedere zijde doorbroken worden met paarsgewijze vensters gescheiden door een fijne colonnet in hergebruikt marmer afkomstig van een Gallo-romeins monument.  
Oorspronkelijk was het kooreinde samengesteld volgens een benedictijns plan.  Een centrale apsis in halfrond wordt geflankeerd met 4 parallelle absdiolen.  Dit plan vindt men nog terug aan de kerk van Bourbon-Lancy, Anzy-le-Duc en Charlieu.  Het kooreinde werd volledig gewijzigd in de 14de eeuw.  De centrale apsis heeft 3 vlakke zijden voorafgegaan van een travee overwelfd met ribben en zijdelings geflankeerd met 2 vierkante kapellen die de romaanse halfronde abdiolen vervingen.  Aan het uiteinde van de noordelijke kruisbeuk dateert de sacristie eveneens van de gotische periode. 

Beschrijving.
De Narthex die werd aangebouwd in de jaren 1120-1130 wordt beschouwd als één van de meesterstukken van de romaanse architectuur in Bourgondië.



Deze houdt 6 vakken in onderverdeeld in 2 traveeën van verschillende afmeting.  Deze vakken staan in verbinding met elkaar door de rondboogreeksen die terugvallen op de halve zuilen met gebeeldhouwde kapitelen.  Hij dateert van dezelfde  periode als deze van Mâcon.  Voor het portaal herbergt deze een vierkante ruimte begiftigd met een graatgewelf en met 4 series van drievoudige boogreeksen op colonnetten.  De lage gedeelten zijn overwelfd met ribben in de 1ste travee, en tongewelven in de 2de.







 In het centrum vallen de boogreeksen met dubbele gording van de gewelven terug op 2 kruisvormige pijlers met half ingewerkte zuilen, en op 6 halve ingewerkte zuilen aan de zijmuren.



Het meesterstuk vormt het portaal dat alle aandacht naar zich toetrekt.  Op het timpaan is Christus in majesteit in een mandorla voorgesteld omkaderd door 2 serafijnen versierd met 3 paar vleugels.  Het strenge en krachtige beeldhouwwerk bootst de Apocalyps en Christus bij het Laatste Oordeel na.







Op het linteel figuren 5 verschillende episodes van het Passieverhaal met de tuin van Gethsemani, de Arrestatie, het verschijnen voor Pilatus en het afzweren van Petrus.








Twee gehistoriseerde kapitelen tooien de zuilen van het portaal.  Links worden de eremieten, de heilige Paulus en Antonius, in de woestijn voorgesteld.  Rechts een driehoofdige vogel tov een krijger als symbool van het strijd van het goede tegen het kwade.  Twee kraagstenen met dreigende engelen bewaken de ingang.  Links de heilige Michiel en de draak, rechts een engel die dreigend zwaait met zijn zwaard die een ineengedoken personage verdedigd.







De hoge gevel verheft zich op 3 verdiepingen met zijn puntgevel in het centrum.  Ten zuiden hiervan bemerkt men de plaats van de nooit opgerichte klokkentoren en ten noorden de grote romaanse klokkentoren.  Deze stelt 2 verdiepingen voor van 3 openingen versierd met colonnetten en pijlers getooid met kapitelen.








De kapitelen van de Narthex dateren van rond 1120-1150.  De 18 kapitelen bestaan voor een deel uit vegetarische en mythische scenes en benaderen de kwaliteit van enkele kapitelen van Vezelay.  Zo vertoont een kapiteel 2 tov elkaar gestelde olifanten met poten van een ever.  Een ander stelt een sirene voor met een dubbele staart alsook de gestrafte ontucht voorgesteld door een vrouw gebeten door 2 slangen.  Een kapiteel vertoont Sint-Jacobschelpen die de bedevaartweg naar Compostella in herinnering brengt.  Andere kapitelen zijn gebeeldhouwd met gebladerte, fruit, acanthus en dennenappelen.  De basissen van de zuilen zijn eveneens versierd met thema's als monsterhoofden, ossen, gebladerte, bloemen en antropomorfische motieven.











Aan de binnenzijde dateert het schip van de 11de eeuw en vertoont nog de Ottoonse stijl.  Het schip werd opgericht in kleine, vierkante breukstenen.  Aanvankelijk was het schip iets korter maar in de 12de eeuw werd de 1ste travee toegevoegd om verbinding te maken met de nieuwe Narthex.  Zijn boog bewaart 2 kapitelen en 2 basissen van de zuilen.  Het zuidelijke deel van het schip is nog origineel met 6 boogreeksen op de vierkante pijlers met imposten.  Aanvankelijk was het schip overzolderd.  Het gewelf in plaaster dateert van de 19de eeuw en kwam ter vervanging van een houten gewelf;  Enkel de zuidelijke zijbeuk is nog bewaard gebleven.  Van de noordelijke zijbeuk resten nog enkel losse stukken aan de 1ste travee.









Het transept dat een hoge koepel bezit, is nog zeldzame samenstelling van de vroegromaanse architectuur.  De hoge koepel op trompen overdekt de kruising en zijn verheffing beslaat 3 verdiepingen.  Zij bezit grote boogreeksen, diafragmabogen met paarsgewijze openingen en eenvoudige vensters aan de vierkante sokkel van de vroegere lantaarntoren.  De paarsgewijze openingen met Karolingisch voorkomen bezitten marmeren zuilen met gebeeldhouwde kapitelen.  De zuidelijke kruisbeuk die de zijbeuk verlengd, is nu een kleine ruimte met een houten gewelf.







Het koor opgetrokken in de gotische stijl, bezit nog een romaanse basis.  Van de polygonale apsis die dateert van het einde van de 15de eeuw, zijn de onderste gedeelten nog romaans.


Bijlagen.

Geen opmerkingen: