Zoeken in deze blog

vrijdag 13 januari 2023

Eglise Saint-Pierre-et-Saint-Paul te Montceaux-l'Étoile (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Pierre-et-Saint-Paul 

te Montceaux-l'Étoile


Geschiedenis.
De kerk van Montceaux-l'Étoile in de 1ste helft van de 12de eeuw gebouwd, is één van de meest gekende romaanse kerken in de Brionnais.  De romaanse apsis werd in de 18de eeuw sterk gewijzigd.  Zij staat onder het patronaat van de heiligen Petrus en Paulus.  Tevens bezit zij één van de mooiste timpanen in de Brionnais.
De naam Montceaux komt uit het oude Frans 'montceau" als kleine heuvel en komt uit de Latijnse benaming "Monticulum".  De naam l'Étoile komt uit de samensmelting door huwelijk in de 17de eeuw van het huis van Fougères, als heren van l'Étoile te Ligny-en-Brionnais en deze van Saint-Georges te Montceaux.
In de middeleeuwen was de kerk van Montceaux een afhankelijkheid van de parochie van Versaugus en werd bediend door de monniken van Anzy-le-Duc.  Op het einde van de 17de eeuw, in 1669, werd zij een parochie maar bleven onder het patronaat van de prior van Anzy-le-Duc.  De heerlijke rechten werden in de parochie gedeeld door de prior en de plaatselijke landsheer.

Beschrijving.
In het centrum van het huidige dorp vorm de kerk Saint-Pierre-et-Saint-Paul, dus bediend door de monniken van Anzy-le-Duc, een andere parel van de romaanse kunst in de Brionnais.  Zijn constructie is relatief eenvoudig met een klein, éénbeukig schip voorafgegaan door een travee onder de klokkentoren en de aanzet van de originele apsis, rond 1775 doorbroken en verlengd om er een grafkapel in onder te brengen voor de heer van de plaats.  De hernemingen uit deze periode en de muurkalk uit de 19de eeuw verbergen aan de binnenzijde het merendeel van zijn romaanse constructie vooral waarneembaar aan de buitenzijde.
Het schip met een lengte van 12 meter is overwelfd met een tongewelf zonder gordelbogen.  De verlichting gebeurt zowel aan de noord- als de zuidzijde langs 3 kleine rondboogvensters met een dubbele insprong en in het westen langs een klein rondboogvenster.  Het schip staat in verbinding met de koortravee langs een rondboog waarvan de terugval in het zuiden gebeurt langs een vierkante pijler, aan de zijde van het schip begrensd door een zuil waarvan de basis is gevormd door een zware voetring die 2 andere van mindere omvang omringt.  Het kapiteel dat deze bekroond draag een rijk versierd kapiteel met gebladerte waarvan de stijl iets verschilt met deze van Anzy-le-Duc en het oude Charlieu.  De koortravee die iets nauwer is, wordt overdekt met een koepel op trompen die de klokkentoren ondersteund.  De stevigheid is zowel in het noorden als het zuiden versterkt door 2 ontlastingsbogen.







De apsis die nog nauwer en minder hoog is, opent zich door een rondboog waarvan de terugval op 2 vierkante pijlers gebeurt zonder imposten.  Zij is overdekt met een halfkoepel die oorspronkelijk op een boogreeks rustte waarvan enkele samenstellingen aan de zijkanten nog zichtbaar zijn.  Ronde colonnetten gesteund op een doorlopend stenen muurtje verzekerde de terugval waarvan er nog 2 resten.  Eén van hen is versierd met geometrische motieven.  Als de rest is geplamuurd en bezit geen enkele interesse.  In het oosten werd werd de apsis verlengd met een grafkapel voor de plaatselijke heren.




Aan de buitenzijde is het gebouw opgericht in middelgroot metselverband van gele kalkstenen uit de Brionnais waarbij de maatstenen gereserveerd werden voor de gevel en de steunberen. 


Deze rechthoekige steunberen met een waterlijst zijn tussen de vensters geplaatst over de ganse lengte van het schip.  De gevel bezit er eveneens 2 in op elk van zijn uiteinden.  De gootklossen van het schip zijn ondersteund door de modillons die geen enkel beeldhouwwerk bezitten.  Dit is niet het geval voor het koor waar men gebeeldhouwde modillons of met krullen aantreft.  Te midden van deze beeldhouwwerken verschijnt de aap, geliefd bij de kunstenaars van de gootklossen in de Auvergne.  Anderzijds weet men dat de modillons met krullen voor de eerste keer verschijnen in de Brionnais namelijk bij de kerk van Anzy-le-Duc. 







De vierkante klokkentoren verheft zich op de koortravee. Nauw en rijzig is de klokkentoren samengesteld met 2 verdiepingen die door een naakte onderbouw wordt ondersteund, en door 2 horizontale bandlijsten worden afgebakend.  De 2 verdiepingen zijn doorbroken op elk van hun zijden door 2 paarsgewijze bogen waarvan de archivolten zijdelings terugvallen op de imposten als lijstwerk en in het midden op 2 gekoppelde colonnetten bekroond met kapitelen.  De omkadering varieert echter van het ene tot het andere niveau.  De onderste verdieping bezit een eenvoudige archivolt, de bovenste verdieping bezit een Lombardische boogreeks van 5 met afsluitstukken voorzien van lijstwerk en waarbij de stijlen aan weerszijden van de bogen zijn uitgehold door een nauwe boogreeks. 







Het portaal is uitgewerkt in de westelijke puntgevel onder een klein rondboogvenster dat samen met het portaal de enige versiering vormt. De gevel in groot metselverband (steenhoogtes van 50 tot 60 cm) van gele kalksteen uit de Brionnais draagt nog de sporen van roodheid, waarschijnlijk na de brand van zijn portiek in hout waarvan de daksporen nog zichtbaar zijn. Het verlies van dit portiek had het nadeel dat dit de heel broze zandsteen niet aantastte.  Vijf boogversieringen stellen de ronding samen.  Het gevaar van een overdadige versiering van deze hield het gevaar in dat deze de uitstraling het timpaan ging verhinderen.  Zij benadrukt er het reliëf terwijl de variëteit  van het lijstwerk iedere pafferigheid verhindert.  Het binnenwelfvlak bezit een naakte boogring, vervolgens een versierde met een motief van "zakjes omgeplooid aan de hoeken" dat men voor de eerste maal in Bourgondië ziet met een dekstuk van het kapiteel "de Stromen van het Paradijs" te Cluny en vervolgens aan de  portalen van Paray-le-Monial en Semur-en-Brionnais.  Op dit decor volgt een band met lijstwerk, vervolgens een nieuwe booglijst en tenslotte een nauwe band met lijstwerk.  Twee zuilen in de uitsparing van de steunmuren ondersteunen de 3 binnenste booglijsten met rijkelijk versierde kapitelen en hierboven nog dekstukken met lijstwerk.  De basissen bieden een traditioneel kenmerk daar zij zich, opnieuw, inspireren op de basissen van het portaal te Anzy-le-Duc.  Een iets bredere voetring dan de schacht en een hollijst aan zijn basis onderlijnd door een klein lijstje domineert een zwaar verweerde torus die versierd is met rankversiering.  Deze torus rust op een blok waarvan de top doet denken aan een abacus van een kapiteel.






Op het linker kapiteel alsook aan de 2 kraagstenen zijn de elementen van een Psychomachie te gefigureerd die men eveneens aantreft te Cluny, bij de muurkapitelen van de kooromgang.  De strijdende engel en een grote strijder die men identiek aantreft aan het portaal van Perrecy-les-Forges.  Het kapiteel rechts stelt een mysterieuze scene voor met een engel die de Christus aanwijst met de rechterhand en zich wendt tot een heilig persoon.  Op het kapiteel links een veldgod beschermd door zijn schild die een vijand aanvalt. 







De kraagstenen die het linteel ondersteunen zijn eveneens heel erg verlevendigd.  Men bemerkt er de heilige Michiel met zijn zwaard die een monsterlijke en mismaakte duivel bedreigd. Rechts een buitenissig wezen in een menselijk lichaam, met kromme poten, de vleugels aangescherpt en uitgemergeld zijn vanzelfsprekend de vleugels van de duivel.  Zij zijn te puntig om engelachtig te zijn.  Het betreft een schrikwekkend wezen, de duivel dus.



Voor het timpaan is één enkel monoliet steenblok gebruikt.  De Christus voor één keer rechtstaand in een mandorla en ondersteund door 2 engelen met ontplooide vleugels.  Deze  bevinden zich op de grond met één knie, de vleugels en de heel wijde klederdracht die hen beschermen.  Zij tonen de hemel die ze samen met hun meester bekijken en schijnen in hun tekens de Apostelen nog op aarde aan te trekken.





Nog nooit werd een zodanige beweging gegeven aan de Apostelen op de dag van de Hemelvaart.  De beeldhouwer heeft zelfbewust afstand gedaan aan de banale en vervelende manier om deze op een rij te plaatsen.  De 14 Apostelen bezitten elk een verschillende lengte en men ziet er hun gezicht met aureool die hun meester zien vertrekken en hierdoor van streek zijn.  In de groep herkent men Petrus als drager van een dubbele sleutel.  Gans het geheel is heel erg persoonlijk en bekoorlijk gedaan. 






Bronnen.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Editions Faton; Dijon 2006.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.
- Raymond et A.M. Oursel in "Eglises romanes de l'Autunois et du Brionnais"; Imprimerie Protat frères; Macon 1956.
- Denis Grivot in "Anzy-le-Duc, Montceaux-l'Étoile" Lecuyer; Lyon.
- Liliane Schneiter in "Le Brionnais, Eglises romanes; Editeur, Institut d'histoire de l'art du moyen âge; Genève 1967.







Bijlagen.

Geen opmerkingen: