Zoeken in deze blog

zondag 17 juni 2018

Eglise Saint-Sulpice te Béthancourt-en-Valois (Oise 60)

Eglise Saint-Sulpice 
te Béthancourt-en-Valois

Geschiedenis.

Men weet praktisch niets van de geschiedenis van de parochie, zelfs niet van zijn stichtingsdatum.  Zij bestond ten laatste bij het begin van de 12de eeuw.  Jacques Téaldi dateert de Romaanse klokkentoren van rond 1110.  De kerk is toegewijd aan saint-Sulpice de Vrome, ook genaamd Sulpice van Bourges.  Rond het midden van de 12de eeuw is de parochie aan de abdij Notre-Dame van Morienval geschonken die aldus de begever van de prebenden van het priesterambt is.  Béthancourt behoorde tot de dekenij van Béthisy, van de aartsdekenij van La Rivière en het diocees van Soissons.  De oprichting van de huidige kerk begint rond dezelfde periode.  In een 1ste periode is het oude schip vervangen door een lang schip van het basicale plan waarbij de noordelijke zijbeuk de klokkentoren van het voorgaande gebouw omsluit aan zijn laatste travee.  Het is niet zeker dat men een verband moet zien tussen de schenking aan de abdij van Morienval en de constructie van het schip daar het onderhoud van de beuken ten laste van de parochianen was tijdens het Ancien Regime.  De gevel is niet gerealiseerd in de 1ste periode en men stelde zich tevreden met een voorlopige muur.  De Gotische stijl van de archivolt van het portaal staat geen datering toe voor het einde van de 12de eeuw alhoewel de kapitelen van de colonnetten nog van een eerder Romaanse makelij zouden zijn.  Jacques Téaldi vermoedt dat deze misschien gerecupereerd zouden zijn van de oudere kerk.  Op hetzelfde moment dat men de gevel verheft, is een nieuw koor gebouwd ten oosten van het schip.  Deze houdt enkel 2 traveeën in evenals 2 zijbeuken en beëindigd met een vlak kooreinde.  In tegenstelling tot het schip is deze wel overwelfd.  Téaldi situeert zijn oprichting tussen 1195 en 1210 maar benadrukt dat de grote boog van het kooreinde, voorzien van een Gotische opvulling teruggaat tot rond 1230.  Enkele kapitelen gebeeldhouwd met monsters verwijzen de constructie van het koor naar deze periode. Dominique Vermand stelt een latere datering voor het geheel van het koor voor welk hij verwijst naar een eeuw na de oprichting van het schip.  In de 16de eeuw is het schip voorzien geweest van een vals tongewelf in bepleisterd hout en de noordelijke zijbeuk is herbouwd in dezelfde periode.  In de 17de eeuw volgde de zuidelijke.  Het schip en de zijbeuken zijn voorzien van een gemeenschappelijk dak met 2 hellingen.  Op 22 februari 1949 is de kerk ingeschreven als historisch monument en einde 20ste eeuw onderging de kerk een grondige restauratie.


Ongeveer regelmatig  georiënteerd met een lichte afwijking van de as naar het zuidoosten aan de zijde van het kooreinde, stelt de kerk zich samen met een schip van 5 traveeën met zijbeuken; met een koor van 2 traveeën met zijbeuken en waarbij de 3 kooreinden zich beëindigen door een vlak kooreinde.  De klokkentoren met zadeldak verheft zich boven de 5de travee van de noordelijke zijbeuk.  Zijn basis, alsook het koor en zijn zijbeuken, zijn overwelfd met ribben.  Het schip en de zuidelijke zijbeuk zijn voorzien van een vals tongewelf, of een half tongewelf voor de zijbeuk, en de noordelijke zijbeuk met een gebinte van een half omgekeerd schip.  Een sacristie is toegevoegd aan de zuidelijke zijbeuk van het koor.  Men betreedt de kerk langs het westelijke portaal of langs een zijportaal aan de 3de travee van de zuidelijke zijbeuk.  Het schip en zijn zijbeuken zijn in hun geheel overdekt door een uitgestrekt dak met 2 hellingen terwijl de zijbeuken van het koor hun eigen afdaken behouden hebben en aldus de hoge vensters van de hoofdbeuk vrijlaten, dat voorzien is van een dak met 2 hellingen met een puntgevel in het oosten.

Het westelijke portaal.

Het uitstekende gedeelte van het portaal is zo breed dat het voor de helft het onderste gedeelte van de steunberen omsluit.  Tussen de steunberen en het fronton van het portaal blijft nog enkel plaats over voor 2 kleine, cirkelvormige oculi maar een groot rondboogvenster is in de puntgevel uitgewerkt.  Het portaal is voor de 1ste Gotische periode in de regio wat het portaal van Catenoy is voor de 1ste Romaanse periode; namelijk dat het, het grootste aantal booglijsten en colonnetten met kapitelen bezit.  De archivolt bezit 6 booglijsten in gebroken boog, elk voorzien van een voet- en een hollijst.  De grote verscheidenheid van decoratieve elementen die men met de Romaanse periode aantreft, is hier verdwenen.  Elk van de voetringen valt terug op het vierkante dekstuk met een kapiteel van Romaanse makelij.  Deze geven kleine personages met verheven armen terug, of gebladerte samen gehouden of vormend knoppen die men merkwaardig genoeg onderaan het kapiteellichaam terugvindt, of palmetten van verschillende vormen.  Het gebladerte met verschillende vegetarische motieven zijn gegroefd en schijnen dicht achter elkaar gevormd te zijn.  Gans het beeldhouwwerk verschijnt meer gegraveerd te zijn dan gebeeldhouwd en het reliëf is zwak.  De beeldhouwer heeft zich tevreden gesteld om de intervallen tussen de motieven lichtjes uit te hollen.  Elk van de colonnetten is gezet in uitstek op het massief.  De kapitelen worden gedragen door opgebouwde cilinders die in een opeenvolgende uitstek op het massief gezet zijn.  Twee colonnetten met bijkomende kapitelen zijn voor het linteel gereserveerd.  Hun afstand met de nabije colonnetten is belangrijker dan tussen de andere colonnetten en links bevindt er zich een kapiteel voor de interval.  Het linteel is monoliet en even hoog dan de rest van het portaal, zonder enige versiering.  De dekstukken van de buitenste kapitelen lopen door tot aan de hoeken.  De helling van het fronton is op dezelfde manier van lijstwerk voorzien als de dekstukken. 











De klokkentoren.
De basis van de klokkentoren is reeds van ver zichtbaar.  Het is het enige gedeelte van de kerk dat opgebouwd is in maatstenen.  De 2 zichtbare hoeken zijn geflankeerd met 2 platte, rechthoekige steunberen die de gootklos niet bereiken welke het begin van de 1ste verdieping kenmerkt.  De muur is doorbroken met 2 nauwe rondbogen waarvan deze rechts volledig en deze links gedeeltelijk is dichtgemaakt.  De 1ste verdieping heeft een geringe hoogte en stelt enkel 1 rondboog voor per zijde welke breder is dan de sokkel en voorzien van een uitsprong naar buiten toe.  Een band van het profiel als een platte lijst, met een hollijst en een lijstje duidt het begin aan van de klokkenverdieping.  Een andere die hetzelfde profiel deelt, loopt rond het niveau van de imposten van de vensters.  Het profiel weerspiegelt zowel de Gotische als de Romaanse periode en geen enkel detail, eigen aan het Romaans, figureert op de 1ste als op de klokkenverdieping.  Deze is aan iedere zijde opengewerkt met 2 nauwe spitsbogen, gescheiden door een tussenstijl in de vorm van een colonnet met kapiteel en schrijven zich in onder een ronde ontlastingsboog.  Met de restauratie van de jaren 1990 is het horloge onhandig aangebracht voor de timpanen en kapitelen.  De klokkentoren bezit een gootklos met eenvoudige kraagstenen.  In zijn algemene samenstelling herinnert de klokkenverdieping deze van Allonne, Auvillers, Frouville en Warluis.




Bijlagen.

Geen opmerkingen: