Zoeken in deze blog

woensdag 20 juni 2018

Eglise Saint-Martin te Cramoisy (Oise 60)

Eglise Saint-Martin 
te Cramoisy

Geschiedenis.
Door analyse van de architectuur van de klokkentoren en vergelijking met andere Romaanse klokkentorens in de regio heeft Dominque Vermand de klokkentoren van Cramoisy kunnen dateren van het begin van de 12de eeuw.  Stilistisch is deze  verwant met de klokkentorens van de tweede helft van de 11de eeuw in de regio.  In het begin stelde de kerk zich samen met een éénbeukig schip en een koor van 2 traveeën.  De klokkentoren was ingeplant ten zuiden van de eerste koortravee.  Van het oorspronkelijke schip bestaat nog enkel de platte steunbeer links van de gevel en van het koor rest nog enkel het kapiteel ten zuiden van de oude triomfboog met zijn dekstuk en zijn cilinder van de colonnet.   Rond 1180 is de zuidelijke muur van het schip doorbroken met 2 boogreeksen ter hoogte van de tweede en derde travee om deze te verbinden met een nieuwe kapel in de primitieve Gotische stijl.  De interessante half ingewerkte kapitelen in de pijlers van de boogreeksen zijn bewaard gebleven.  De kapel zelf werd in het eerste kwart van de 19de eeuw afgebroken om plaats te maken voor de rue de l'Eglise.  De rest van de kerk dateert van het midden van de 13de eeuw toen de kerk vergroot en herwerkt werd.  De noordelijke muur van het schip werd afgebroken en de gevel verlengd naar het noorden toe.  Een nieuwe noordelijke muur werd opgetrokken en vooral een nieuw koor opgericht.  Zoals de kapitelen het aantonen moest de eerste travee overwelfd zijn met ribben maar zij werd tenslotte overwelfd met een gebroken tongewelf.  De tweede travee is in de stijl van de hooggotiek.  Van het midden van de 13de eeuw dateert eveneens de zuidelijke zijkapel van het koor in een meer rustieke stijl.  Op 26 december 1906 werd de kerk geklasseerd als historisch monument.

De kerk is toegewijd aan Saint-Martin (Sint-Maarten) van Tours.  Tijdens het Ancien Régime hing zij af van de dekenij en aartsdekenij van Clermont, en het diocees van Beauvais.  De priester werd er aangesteld door de bisschop van Beauvais.  Met het Concordaat van 1801 werd het diocees toegevoegd aan dit van Amiens, nadien in 1822 herkreeg het zijn onafhankelijkheid.  Sedertdien maakt Cramoisy er deel van uit in navolging van alle andere gemeenten in de Oise.






Beschrijving.
De kerk is met precisie georiënteerd naar het zuidoosten met de zijde van het kooreinde.  Zij volgt een asymmetrisch plan waarvan de onregelmatigheid is toe te schrijven aan de topografische situatie.  Het niet overwelfde schip van 3 traveeën is gevolgd van een koor met 2 traveeën, beëindigd door een vlak kooreinde.  De eerste travee ligt dieper en zijn gebroken tongewelf ondersteunt de klokkentoren die zich ten zuiden van deze travee verheft.  De tweede travee is ongeveer vierkant en samen in het zuiden met een kapel die nu als sacristie functioneert.  Deze beide oostelijke traveeën zijn overwelfd met ribben.  De tweede en derde travee van het schip stonden in verbinding met een zijbeuk waarvan de restanten zowel aan de binnen- als buitenzijde zichtbaar zijn gebleven.




Door zijn ligging zou de basis van de klokkentoren een zijkapel kunnen inhouden maar in werkelijkheid is zij afgesloten van de rest van de kerk.  De boog naar de zuidelijke zijkapel van het koor is voor 3/4 afgesloten door een voorlopige scheidingswand.
Het geheel van de kerk is overdekt met een dak van 2 hellingen.  De eerste verdieping van de klokkentoren is verbonden met de kapconstructie van het koor door een structuur van balken die van een afdak voorzien is.  De kerk beschikt over 3 toegangen ttz langs het westelijke portaal, een dichtgestopte ingang in de eerste boogreeks in het zuiden, en de ingang van de sacristie aan de zuidelijke zijde die niet meer gebruikt wordt.

Buitenzijde.
De klokkentoren is het meest aantrekkelijke gedeelte wat betreft de Romaanse periode.  Hij is nog heel nauw verwant met de Romaanse klokkentorens van de tweede helft van de 11de eeuw die de regio bezit en dit samen met de toren van het kooreinde van Morienval, Rhuis, Saint-Aignan van Senlis en de noordelijke toren van Saint-Pierre te Senlis.  Samen met deze van Laigneville en Warluis is de klokkentoren van Cramoisy de enige die oorspronkelijk niet voorzien was van steunberen.  De drie steunberen die het gelijkvloers stutten in het zuiden dateren van midden 13de eeuw, van hetzelfde moment dat de zuidelijke zijkapel van het koor werd opgericht.  De steunbeer die uitsteekt op het schip in de nabijheid van de triomfboog dateert eveneens van een latere periode.  Het geheel van de klokkentoren is zorgvuldig opgebouwd in maatstenen.  Zijn plan schrijft zich zorgvuldig in een perfect vierkant van 4.30 meter aan de buitenzijde en de hoogte vanaf de bevloering binnenin tot en met de bovenste gootklos meet 14,80 meter.  Hierop volgen nog 6 aanzetten toegevoegd tijdens een modernere periode en het eveneens moderne dak heeft een eenvoudige piramide in steen vervangen.  Het gelijkvloers beëindigd zich langs een gewelf met een hoogte van 6,13 meter.  De verlichting wordt enkel verzekerd langs een soort van schietgat in de zijmuur, ongeveer ter hoogte van het niveau van de vensters van de zijkapel van het koor.  Deze samenstelling heeft de indruk dat de binnenzijde nooit voorbestemd was om te dienen als kapel in tegenstelling tot Morienval en Rhuis, en alle Romaanse klokkentorens van de 12de eeuw.  De basis van de klokkentoren is uitsluitend bereikbaar langs de sacristie en er is een ladder nodig om de andere verdiepingen te bereiken.


De 2 verdiepingen stellen dezelfde samenhang voor.  Elk van zijn zijden worden doorbroken met 2 paarsgewijze rondbogen maar de versiering verschilt.  De bogen van de eerste verdieping nemen hun steun op een band die van lijstwerk is voorzien met een rij zaagtanden onderaan en zijdelings een rij zaagtanden in bas-reliëf.  De bogen zijn begrensd met 2 colonnetten met kapitelen die als dekstuk een doorlopende tablet bezitten die rond de klokkentoren loopt.  Zijn profiel is erg bescheiden en stelt zich samen met een bandlijst en een afschuining waarop gebroken lijnen zijn gegraveerd.




De colonnetten zijn monoliet en sommige cilinders zijn voorzien van 8 brede groeven wat heel zeldzaam is.  De basissen zijn met een zware, onregelmatige stijl en geflankeerd van klauwen.  Het gebeeldhouwde decor van de kapitelen is archaïsch en weinig gevarieerd.  Als originaliteit zijn sommige kapitelen van groeven voorzien zoals bij de cilinders.  Er zijn eveneens kapitelen met eierlijsten wat een invloed betreft vanuit Normandië rond 1080/1085 en in de Oise zo'n 5 jaar later verschijnen.  De andere kapitelen zijn met vluchtig gedane en weinig ontwikkelde hoekknoppen.  Steeds zijn deze verbonden met van parels voorziene twijgen in de vorm van een meander of een ruit is tussen 2 knoppen ingevoegd in het midden van de voorzijde van het kapiteellichaam.  De sluitstenen van de vensters zijn niet versierd maar hebben hierboven een schuin afgewerkte bandlijst.  Op de andere vermelde klokkentorens vindt men een rij van staafvormige kanteelversiering terug.




De overgang met de tweede verdieping is gekenmerkt door wat er van ver uitziet als kanteelversiering maar zoals te Saint-Aignan van Senlis zijn 4 of 6 kleine rondbogen in de zware steenblokken gegraveerd.  De tweede verdieping is analoog aan de eerste.  Deze beëindigt zich door een gootklos waarbij het eivormig sieraad tussen 2 kraagstenen verfraaid is met ingewikkeld lijstwerk.  De kraagstenen zijn met 6 in aantal per zijde en als bijzonderheid houdt iedere hoek één in die in een schuinte is ingeplant.  Enkele kraagstenen stellen gebeeldhouwde gezichten voor, anderen zijn voorzien van een eenvoudig geometrisch decor of zijn onbewerkt.





Bronnen.
-Dominique Vermand in Eglises de l'Oise; Canton de Montataire, vallées de l'Oise et du Thérain; Beavais 1998.
-Eugnène Joseph Woillez in Archéologie des monuments religieux de l'ancien Beauvoisis pendant la métamorphose romane te lezen in google books; Editions Derache; Paris 1849.


Bijlagen.

Geen opmerkingen: