Eglise Saint-Gervais
te Pontpoint
Geschiedenis.
De kerk Saint-Gervais was oorspronkelijk één van de 2 parochies van Pontpoint die na de Franse Revolutie is gevormd en eveneens de naam van de 5 dorpen en gehuchten welke nu de gemeente samenstelt. De 2de parochie was Saint-Pierre waarvan er nog enkel ruïnes bestaan. De gehuchten waren Le Moncel, rond de abdij Saint-Jean-Baptist van Moncel, Saint-Paterne halverwege tussen Le Moncel en Saint-Gervais met zijn priorij Saint-Nicolas en een afgebroken priorijkerk in 1808, en Moru halverwege tussen Saint-Pierre en Rhuis, ten noorden van Roberval. Moru is nog steeds een geïsoleerd gehucht gebleven van Pontpoint waarvan de naam verwijst naar een koninklijk provoostambt. Geen enkele lokaliteit bestond met deze naam maar Pontpoint bestond reeds tot en met zijn overdracht aan de abdij van Moncel door zijn bewoners in 1364. Le Moncel en Saint-Paterne hingen toen af van de parochie Sainte-Maxence van Pont-Sainte-Maxence en Moru van de parochie Saint-Remy van Roberval.
(ruïnes Saint-Pierre)
De 1ste kerk Saint-Gervais doet voor een deel denken aan de huidige kerk Saint-Gervais-Saint-Protais van Rhuis die heel wat minder herwerkingen heeft gekend. Zij is samengesteld met een niet overwelfd schip aanpalend met 2 zijbeuken, alsook een koor samengesteld uit een rechte travee met tongewelf en een halfronde apsis met halfkoepel. De klokkentoren verheft zich bovenop de laatste travee van de zuidelijke zijbeuk die als zuidelijke kruisbeuk van het transept kan aanzien worden. In dit geval stelt de rechte travee van het koor de kruising van het transept voor. Enkel de klokkentoren bestaat nog van deze 1ste kerk. Het is mogelijk dat er een gelijkaardige toren bestond in het noorden maar dit werd nooit bewezen. In tegenstelling tot andere klokkentorens met verschillende verdiepingen, is deze nooit verhoogd geweest. Zijn 3 verdiepingen zijn dus nog de originele. Geen enkele andere kerk in de Oise bezit een klokkentoren met 3 verdiepingen daterende van de 11de eeuw terwijl er verschillende klokkentorens met 2 verdiepingen tot dit genre behoren zoals deze van Saint-Pierre van Pontpoint en Saint-Aignan van Senlis die allebei gewijzigd werden, deze van Rhuis en van Saint-Pierre van Senlis alsook deze van Noël-Saint-Martin die nog enkel zijn 1ste verdieping bewaart. Deze Romaanse klokkentorens van de Oise toont trouwens een verwantschap aan met de Lombardische klokkentorens die behoren tot de 1ste zuidelijke, Romaanse periode.
Rond 1130/1140 is het 1ste schip neergehaald en vervangen door het schip en zijn huidige zijbeuken waarvan de grote boogreeksen een 50-tal jaar later hernomen zijn. De westelijke gevel en de buitenmuur van de zuidelijke zijbeuk zijn achteraf opnieuw herwerkt geweest zodat de enige zichtbare delen van het 2de kwart van de 12de eeuw de buitenmuur van de noordelijke zijbeuk met zijn dichtgestopt portaal en de hoge muren van het schip met zijn vensters, zijn. Terwijl de Romaanse stijl nog terug te vinden is in het nieuwe schip zijn het koor en de kruising van het transept rond 1160/1170 herbouwd in de ontluikende primitieve Gotische stijl. In een gemeentelijke charter van 1153 verlangt Pontpoint dat zijn kerken zowel de ambities als de noodzaak errond, een vertegenwoordiging zijn van de gemeente. De oorspronkelijke, grote boogreeksen worden vervangen door de gebroken boogreeksen terugvallend op de kapitelen van de geïsoleerde cilindrische pijlers. Hierbij worden de hoge muren en de vlakke overwelving behouden uit economische reden. De pijlers staan in lijn onderaan de hoge vensters. Een nieuwe westelijke gevel en portaal worden tijdens deze campagne opgericht. Na deze 4de constructiecampagne blijft de kerk onveranderd gedurende 125 jaar.
De grote zuidelijke kapel is begin 14de eeuw toegevoegd en de 5de en 6de travee van de zuidelijke zijbeuk tussen het schip en de kapel zijn op hetzelfde moment overwelfd. De kapel met 2 traveeën in het noorden is in de 16de eeuw opgetrokken in flamboyante Gotische stijl maar eenvoudiger van opvatting. In de 17de eeuw is een sacristie toegevoegd in de hoek tussen de klokkentoren en het koor. Tijdens dezelfde periode of in de daaropvolgende eeuw is de buitenste muur van de zuidelijke zijbeuk herdaan en een groot portiek wordt opgetrokken voor het westelijke portaal.
Op 26 september 1902 wordt de kerk Saint-Gervais geklasseerd als historisch monument.
Beschrijving.
Van een kruisvormig plan stelt de kerk zich samen met een schip van 6 traveeën met nauwe zijbeuken, een kapel zowel ten noorden als ten zuiden, met een koor samengesteld met een rechte travee en een halfronde apsis aan de buitenzijde en verdeelde wanden aan de binnenzijde, met een klokkentoren die zich verheft bovenop de oude zuidelijke kruisbeuk, en met een groot portiek voor de westelijke gevel waar zich het portaal bevindt. De noordelijke en zuidelijke kapellen zijn niet identiek wat aan de kerk een onregelmatig plan heeft. Deze in het zuiden stelt zich samen met 2 maal, 2 traveeën en situeert zich voor de 5de en 6de travee van de zuidelijke zijbeuk en de basis van de klokkentoren. De traveeën van de kapellen liggen dus dieper dan deze van de zijbeuken. De noordelijke kapel houdt 2 traveeën in en volgt op de 6de travee van de noordelijke zijbeuk en de noordelijke kruisbeuk. Enkel het koor, de kapellen, de traveeën van de zuidelijke zijbeuk voor de zuidelijke kapel en de basis van de klokkentoren zijn overwelfd. Het schip is overwelfd met een houten tongewelf en de zijbeuken bezitten eenvoudige gelambriseerde plafonds.
Buitenzijde.
Het westelijke portaal is beschermd onder het portiek. De drievoudige archivolt in puntboog is versierd met 3 voetringen en een rij van sterversiering. Deze steunt zich op 6 colonnetten getooid met kapitelen met knoppen. Het timpaan stelt rankenversiering voor met gebladerte die 3 boogreeksen vormen. Dit is een heel zeldzaam portaal in de regio welk men enkel terugvindt aan de ingang van het gasthuis te Senlis. Drie kleine rondbogen zijn doorbroken in de muur bovenaan het portaal en 2 andere zowel links als rechts van deze.
De zijgevels van het schip, de zijbeuken en het koor zijn heel eenvoudig. De muur van de noordelijke zijbeuk is getooid met ruwe modillons en een dichtgestopte ingang in rondboog omringd met 2 rijen van gebroken staven die zich verder zetten op de steunmuren. Deze kenmerken laat toe het portaal te situeren in de 1ste helft van de 12de eeuw. Dit wijst ook nog op het originele van deze muur.
Het koor stelt aan de buitenzijde een halfrond kooreinde voor terwijl het aan de binnenzijde verdeeld is in wanden. De muren zijn zorgvuldig gebouwd in maatstenen en beëindigen zich door een gootklos met modillons. Zij wordt eveneens gestut door ver uitstekende steunberen. Deze steunberen zijn herhaaldelijk verdeeld door een talud op het niveau van de vensters en bovenaan door een waterlijst. Het betreft geen steunberen met de klassieke terugval van de primitieve Gotische stijl. De vensters hebben zowel aan de binnen- als buitenzijde geen decoratie ontvangen. De 2 kapellen zijn eveneens gebouwd in maatstenen en hun afdaken staan loodrecht op de as van het schip.
De klokkentoren houdt 3 verdiepingen in met rondbogen en bereikt een hoogte van 23 meter aan de top van de piramide. Men bemerkt hieronder eveneens een gootklos met modillons. De 2 eerste verdiepingen zijn identiek aan elkaar en aan iedere hoek geflankeerd door verticale steunbeer vertrekkende van de vierkante basis. Aan de hoeken verfraaien colonnetten deze steunberen. Dit treft men eveneens aan de 3de verdieping maar zonder steunberen. Het aantal bogen per zijde en per verdieping is 2 voor de 1ste en 2de verdieping, en 3 voor de bovenste verdieping waar ze ook nauwer zijn. Iedere boog is begrensd met 2 monoliete zuilen met kapitelen versierd met krullen. De boogreeksen zijn omringd met staafvormige kanteelversiering dat zich verderzet op het niveau van de imposten, tot zelfs op de steunberen. Rekening houdend met zijn eenvoudige piramide en zijn algemeen voorkomen is de klokkentoren verwant met deze van de abdijkerk van Morienval, de kerk van Rhuis en met enkele andere kerken van de 12de eeuw. Dit veronderstelt een constructie in de periode van voorgaand vernoemde klokkentorens.
Bronnen.
- Jacques Thiébaut in Île-de-France roman; La Nuit des Temps 76, Editions de Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1988.
- Dominique Vermand in Eglises dans l'Oise, Canton de Pont-Sainte-Maxence, Valois et vallée de l'Oise, Beauvais 1998.
- Pauline de la Maléne in Atlas de la France Romane;; Editions de Zodiaque, Abbaye de Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten