Zoeken in deze blog

woensdag 20 juni 2018

Église Saint-Lucien te Ansacq (Oise 60)

Église Saint-Lucien 
te Ansacq

Geschiedenis.
Tijdens de hoge middeleeuwen is Ansacq de hoofdplaats van een versterkt kasteel en het dorp is tamelijk welvarend maar blijft in de schaduw staan van het naburige dorp van Angy.  Net zoals het naburige dorp Bury wordt Ansacq in de 9de eeuw geplunderd door de Noormannen.  Een deel van het grondgebied hangt af van de baronnie van Mouchy-le-Châtel en het andere deel van het graafschap van Clermont.
Rond 1037 vertrouwt de kasteelheer van Beauvais, Heilon, de benoeming van de pastoor toe aan het kapittel van de collegiale Saint-Barthélemy te Beauvais, door hemzelf gesticht in datzelfde jaar.  Het kapittel van de kathedraal Saint-Pierre te Beauvais verwerpt echter enkele rechten van het patroonnaatschap in de 12de eeuw.  In 1157 moet de bisschop van Beauvais, Henri de France, over het geschil recht spreken.  Het kapittel van de kathedraal benoemt een priester van april tot november, het kapittel van Saint-Barthélemy van december tot maart.  Tijdens het Ancien Regime hangt de parochie van Ansacq af van de dekenij en aartsdekenij van Clermont.
De oudste delen zijn het schip en het westelijke portaal waarvan D. Vermand oordeelt dat dit zou zijn van het 2de kwart van de 12de eeuw.  Het schip zou niet veel ouder zijn dan het portaal en de het rondboogvenster dat hierboven staat.
Het Romaanse koor, waarvan bijna niets gekend is, werd tijdens de vroege Gotische periode vervangen door een transept en een rechthoekig koor maar de zuidelijke kruisbeuk is volledig van de flamboyante periode.  Op de noordelijke kruisbeuk en de apsis verschijnen rijen van spijkerkoppen bovenaan de vensters alsook de dakgoot met modillons zijn kenmerkend voor de 2de helft van de 12de eeuw maar ondergaan nog volop de invloed van de Romaanse periode.


Na de Honderdjarige Oorlog ondergaat de kerk nog een aantal wijzigingen met tussen 1480 en 1530 het driehoekig fronton van het kooreinde, waarvan de sporen nog duidelijk zichtbaar zijn aan de buitenzijde en vervangen werd door een Gotische flamboyante boog.  Een andere wijziging was het dichtstoppen van de Romaanse vensters van het schip welk zou gebeurd zijn tijdens een restauratie in het laatste kwart van de 19de eeuw daar deze in 1873 nog bestonden.  Het eerste is kleiner dan de 3 volgende en waren voorzien van een uitsprong aan de buitenzijde.  Eveneens werd een kleine ingang in rondboog, bij het begin van de zuidelijke gootmuur dichtgestopt.  Ook zou er in 1619 een  overdekt portaal zijn toegevoegd in het westen voor het nog bestaande ingangsportaal.

Beschrijving.
De kerk is van het kruisvormige plan en stelt zich samen uit een schip en zijn zijbeuken, een breed transept, een koor met vlak kooreinde, een zware polygonale traptoren in de hoek tussen de zuidelijke kruisbeuk en het koor, een kleine klokkentoren dat zich verheft op de kruising van het transept.  Binnen meet het schip een lengte van 20,55 meter, een breedte van 7,25 meter en een hoogte van 9,50 meter aan de gevel en 8,75 meter in het oosten.
De westelijke gevel is gebouw in stenen van middelmatig metselverband, uitgezonderd de hoogste gedeelten en de puntgevel die in breuksteen zijn opgetrokken.  Elk van zijn hoeken worden begrensd door steunberen met terugval.  De top van de puntgevel is getooid met een kruis.  Bij de puntgevel zijn de 4 laatste aanzetten in maatstenen met daaronder een beeldhouwwerk dat sterk vergaan is en een grijnzend gezicht voorstelt.
Onderaan de puntgevel is het schip doorbroken van een klein venster in gebroken boog maar zonder versiering.  Bovenaan het ingangsportaal bevindt zich een zwaar beeldhouwwerk met een voorstelling van een bisschop getooid in mijter, met een heel erg uitgestreken gezicht, in zijn linkerhand een staf met kruis vasthoudend en de rechterhand verheffend om te bidden.  Dit zou gaan om Saint-Lucien.


Het portaal met zijn rijkelijke, versierde, drievoudige archivolt, steekt lichtjes uit op de westelijke gevel maar is voor het grootste gedeelte wel ingewerkt in de gevel. De ingang is in een gebroken boog maar zijn huidige vorm dateert van bij de verwijdering van het timpaan welk nodig was toen de vloer van het schip werd verhoogd waarvan de 3 treden nog getuigen, tussen de basissen van de colonnetten.  De 3 gebroken booggordels bevinden zich onder een band van violetbloemen, veelvuldig voorkomend in de regio.  De bovenste booggordel houdt van onder naar boven een rij van gebroken staven en een rij van zaagtanding in, in zwak reliëf.  De 2 binnenste houden een voetring, een hollijst en een staaf in.  De binnenste booggordel stelt stengels voor versierd met bladeren.  De dekstukken waarvan er 2 gedeeltelijk herdaan zijn, zijn gebeeldhouwd met rankenversiering.  Rankenversiering of vuurtongen, uitgespuwd door monsters zijn het hoofdthema bij de kapitelen.  Aan weerszijden van de linker en rechterkapitelen vertonen de bas-reliëfs rankenversiering en Christus aan het kruis tussen Maria en Johannes voor.  De cilinders van de colonnetten zijn van een verschillend type.  Aan de zijde van de voetmuren van het portaal gaat het om gewone cilinders.  In het midden zijn deze ingegroefd en aan de buitenzijde zijn er gewoonweg geen cilinders meer maar om gebroken staven en zetten zich bovenaan verder met het motief van de bovenste booggordel.  In de omgeving zijn portalen met gebroken staven niet echt uitzonderlijk zoals te Bury, Catenoy, Pontpoint, Saint-Vaast, Nointel en Rully alsook in de Vexin daar het motief van oorsprong uit Normandië afkomstig is.











De zijdelingse verheffingen van het schip behouden de sporen van de vroegere openingen.  Zij zijn in aantal van 4 in het zuiden en 5 in het noorden.  De eerste in het zuiden is licht van insprong en telt 6 onregelmatige sluitstenen.  De andere 3 zijn niet inspringend, zijn groter en tellen 8 à 9 sluitstenen.





Het kleine portaal in het zuiden is zonder versiering en in rondboog maar zou niet origineel zijn zoals dit in het noorden.  Zijn linteel bestaat uit 3 stenen en met bovenaan een ontlastingsboog in rondboog.  Beide steunberen in het zuiden zijn herdaan geweest tijdens een restauratie.

Bronnen.
Anne Prache in Île-de-France Romane; Editions Zodiaque La Nuit des Temps 60, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: