Eglise Saint-Martin
te Lierville
Geschiedenis.
De stichtingsdatum van de parochie is niet gekend. Zij gaat minstens terug tot het einde van de 11de eeuw, datum van de kleine Romaanse bogen van het schip van de kerk die met een eenvoudige uitsprong en gesimuleerde sluitstenen zijn. De patroonheilige is Sint-Maarten van Tours. Tijdens het Ancien Régime hangt de parochie af van de dekenij van Magny-en-Vexin, de aartsdekenij van de Franse Vexin met zetel te Pontoise en het aartsbisdom van Rouen. De begever van prebenden van het priesterambt is de abt van Saint-Gemer-de-Fly. De kerk Saint-Martin is niet de enige katholieke cultusplaats van de gemeente. Er bevindt zich eveneens de kapel Saint-Jean-Baptiste in het gehucht van Boulleaume, die gedeeltelijk dateert van de 13de eeuw en aan een particulier is verkocht tijdens de Franse Revolutie.
De oorspronkelijke kerk stelt zich samen met een ruim schip zonder zijbeuken en met een koor waarvan het niet meer mogelijk is het plan te reconstrueren. Reeds op het einde van de 11de of gans begin 12de eeuw is het schip verhoogd zoals een dichtgestopte Romaanse boog laat vermoeden aan de zuidelijke zijde, analoog met de andere maar hoger gesitueerd. Iets voor het midden van 12de eeuw is een nieuw portaal geplaatst tegen de gevel, men werkte een oculus uit met een versierde kordonlijst, en men richtte een klokkentoren op van 2 verdiepingen ten zuiden van het koor. Zijn basis is reeds bij de aanvang overwelfd met ribben. Zijn tweede verdieping is achthoekig zoals dit het geval is met een aantal Romaanse klokkentorens in de Franse Vexin en de streek van Beauvais, en getooid met een stenen piramide.
Vanaf de tweede helft van de 12de eeuw begint men de kerk te vergroten, vooreerst met het vervangen van het Romaanse koor door een Gotisch koor van 2 traveeën met een vlak kooreinde. In de 14de eeuw voegt men een kapel toe van één travee in de hoek tussen de klokkentoren en het koor, vervolgens een zijbeuk van 2 traveeën ten noorden van het koor. Op hetzelfde moment vervangt men de boog van het Gotische kooreinde door een venster met een invulling onder invloed van de hooggotiek die reeds de flamboyante stijl aankondigt. In het tweede kwart van de 16de eeuw tenslotte is het schip voorzien van één zijbeuk aan de noordelijke zijde waarbij de verzorgde constructie opvalt. Deze is overwelfd met ribben terwijl het schip zijn rustiek karakter behoudt. Het jaartal 1544 gegraveerd op de doopfont geplaatst bij het begin van de zijbeuk, kan misschien beschouwd worden als de einddatum van de werken. De vensters zijn reeds in rondboog zoals bij de Renaissance.
Met de Franse Revolutie is de organisatie van het diocees opgegeven en het geheel van de parochies van één departement gehergroepeerd in één enkel diocees, ten nadele van het diocees van Beauvais voor het departement van de Oise. Het aartsbisom van Rouen beperkt zich nog enkel tot het departement van de Seine-Maritime. De Franse Vexin werd aldus verdeeld tussen het diocees van Versailles dat opgericht was met de Revolutie, en het diocees van Beauvais. De parochie van Lierville hing van de dekenij van Chaumont-en-Vexin af dat reeds bestond tijdens het Ancien Régime maar met een verschillend grondgebied. In 1859 vermeldt Jean-Baptist Frion dat de gemeente van Lierville geen presbyterium meer bezit maar vermeld niet waar de priester is gehuisvest. In 1967 stort de spits van de klokkentoren in en wordt opnieuw op identieke wijze gereconstrueerd. Weinig later wordt het gebouw op 30 april 1969 ingeschreven op de lijst van historische monumenten.
Beschrijving.
Op regelmatige wijze georiënteerd stelt de kerk van Lierville zich samen met een niet overwelfd schip van 5 onregelmatig langwerpige traveeën en één zijbeuk ten noorden, met een koor van 2 traveeën zich beëindigend op een vlak kooreinde, met een basis van de klokkentoren ten zuiden van de eerste koortravee, met een kapel van één travee ten zuiden van de tweede travee die eveneens in verbinding staat met de basis van de klokkentoren, alsook met een kapel van 2 traveeën ten noorden van het koor en in de as van de zijbeuk. Een nauwe doorgang "berrichon" verbindt het schip direct met de basis van de klokkentoren. Het schip is overdekt met een gelambriseerd plafond, de rest van de kerk is overwelfd met ribben. De klokkentoren is ten zuiden geflankeerd door een traptorentje. Er bevind zich geen sacristie. Men betreedt de kerk langs het westelijke portaal, door een kleine deur ten zuiden van het schip of langs een kleine deur ten zuiden van de zuidelijke zijkapel. De klokkentoren is getooid met een stenen piramide op het achthoekige plan. Het schip is overdekt met een dak van 2 hellingen met een puntgevel aan de gevel. De zijbeuk met een afdak dat steun neemt tegen het dak van het schip. De drie beuken van de oostelijke delen beschikken elk van een onafhankelijk zadeldak wat uitkomt op 3 puntgevels aan het kooreinde.
(foto Wikipedia)
De westelijke gevel en de zijdelingse verheffingen.
Het Romaanse schip is gebouwd met kleine, onregelmatige breukstenen. De westelijke gevel is begrensd met 2 brede, platte steunberen in maatstenen. Net voor hun top vernauwen zijn 2 keer door een schuinte, vervolgens beëindigen ze zich door een korte talud. Deze steunberen zijn vatbaar om van dezelfde periode als het portaal te zijn dat voor de oorspronkelijke gevel werd geplaatst in het tweede kwart van de 12de eeuw. Zijn drievoudige archivolt houdt een omvangrijke diepte in en vraagt een uitstek dat wordt beëindigd door een fronton zonder enige versiering. Dit fronton is slecht gebouwd daar de onderste gedeelten van zijn 2 flanken het buitenwelfvlak van de archivolt raken. Het portaal daarentegen gaat door voor één van de meest geslaagde in de Franse Vexin maar zijn effect is aangetast daar de kapitelen van de bovenste gordelboog ontbreken en de 4 anderen zijn vervangen door een betonblok. Een eeuw later heeft men de steenblokken in een ruwe vorm beknopt nagebootst en heeft men dezelfde kleur van de steen genomen. De dekstukken van de kapitelen van de onderste booggordel zijn eveneens herdaan geweest en zijn nu eenvoudige schuin afgewerkte tabletten terwijl de andere zich van hoog tot laag samenstellen met 2 ineengestrengelde kordonlijsten. Een bijzonderheid is dat de bovenste gordelboog over dekstukken beschikt maar niet over kapitelen en dat de colonnetten fijner zijn dan de 4 andere. Zij zijn passend samengevoegd en niet voorzien van basissen. De colonnetten van de tussenliggende en de onderste booggordel zijn monoliet en hebben aan hun basissen klauwen verkregen tijdens de laatste restauratie. Dit zijn dus reproducties.
Aan de steunmuren is de archivolt goed bewaard en authentiek. De binnenste booggordel stelt van laag naar hoog, een hollijst tussen 2 voetringen voor met een rij van zaagtanding, een rij van spijkerkoppen of diamantpunten. Links heeft men de tussenliggende booggordel niet correct opgebouwd en om een afwijking te voorkomen tussen 2 booggordels heeft men een halve rij van platgedrukte spijkerkoppen ingevoegd. De tussenliggende booggordel is gebeeldhouwd met 2 rijen van gebroken staven in hoog-reliëf. Dit originele anglo-normandische motief is sterk verspreid in de Franse Vexin en de streek van Beauvais en vindt men terug te Brignancourt, Davron, Le Heaulme, Lavilletertre, Marquemont, Santeuil, enz... en eveneens geregeld op de bogen van de klokkentorens en op de grote boogreeksen aan de binnenzijde van de kerken. De bovenste booggordel vertoont een hollijst tussen 2 voetringen die breder zijn dan deze van de onderste booggordel en oorspronkelijk versierd met 8 kleine gebeeldhouwde hoofden. Slechts 2 blijven intact, de andere zijn volledig verdwenen. Boven de bovenste gordelboog loopt een dubbel schuin afgewerkte band die als functie heeft om het regenwater van het portaal te verspreiden. De bovenste oculus is voorzien van een buitenste uitstek en is omringd met brede, niet gebeeldhouwde houwstenen, vervolgens op kleine afstand van de opening met een gebeeldhouwde rij van gebroken ineengestrengelde lijnen. De uitholling van de intervallen is belangrijker dan op de dekstukken van hetzelfde profiel en het resultaat is verwant met het effect van uitgeholde violetbloemen, geregeld vermengd met sterren van 4 stralen of met zaagtanden.
De zuidelijke gootmuur van het Romaanse schip houdt verschillende elementen van verschillende perioden in. De enige steunbeer is modern. In het midden zijn het portaal in korfboog en de flamboyante venster de voornaamste structurerende elementen. Het portaal is omringd met een booggordel buitenaan begrensd met een uitstekende boog en zowel de booggordel als de boog zijn voorzien van analoge basissen aan de pijlers van de grote boogreeksen van het schip. Het buitenwelfvlak is versierd met een kleine accolade in het midden versierd met wapen en een driepas, en begrensd met 2 dunne torentjes die zich later met de bogen vermengen. Het venster heeft een mooi effect en zijn omtrek is van lijstwerk voorzien. Dit is niet het geval voor de 3 moderne rondbogen waarvan één links en twee rechts. Er zijn eveneens 2 kleine archaïsche Romaanse bogen met een monoliet uitgesneden linteel en gegraveerd met gesimuleerde sluitstenen maar waarbij de ene lager is gesitueerd als de andere. Enkel de uitsprong van de bovenste boog bestaat aan de binnenzijde van de kerk. Niet zichtbaar langs aan de binnenzijde is de dichtgemetselde deur in rondboog naast de klokkentoren. De huidige gootklos is modern.
De klokkentoren.
Na het portaal is het interessantste deel van de kerk ongetwijfeld de achthoekige Romaanse klokkentoren. De Franse Vexin telt enkel 4 achthoekige Romaanse klokkentorens, namelijk te Bouconvillers, Brueil-en-Vexin, Condécourt en Jambville. Er zijn eveneens de klokkentorens die naar een achthoekig plan overgaan onmiddellijk onder de spits zoals te Frémécourt en Tessancourt-sur-Aubette. Maar de achthoekige Romaanse klokkentorens zijn verre van gelimiteerd in de Vexin. Men kan eveneens Achères, Acy-en-Multien, Cambronne-lès-Clermont, Cauvigny, Epône, Feucherolles, Orgeval, Poissy, Rieux, Tracy-le-Val. Het gaat over het algemeen over centrale klokkentorens met uitzondering van Poissy waar de klokkentoren zich aan de gevel bevindt, Epône en Tracy-le-Val waar hij de plaats bezet aan de noordelijke kruisbeuk, en Acy waar de positie analoog is met Lierville. Terwijl de inplanting eigen is aan de ontwikkeling van de bogen die niet riskeren om verborgen te zijn achter de daken, heeft men één verdieping voorzien voor de klokkenverdieping. De overgang naar het achthoekig plan laat zich hier gelden op de eerste verdieping. Tot hier is de toren gestut met 2 platte steunberen per hoek uitgezonderd aan de zuidelijke verheffing waar de rol van steunbeer is verzekerd door een rechthoekige traptoren. De laagste gedeelten van de toren zijn onversierd en in breukstenen gerealiseerd. De eerste verdieping is doorbroken met kleine Romaanse bogen die hun dichtgestopte evenknie van het schip nabootsen. De westelijke boog van het gelijkvloers is iets groter en opent zich boven een buitenste talud wat heel zeldzaam is, en zijn archivolt is passend samengevoegd. Rechts bevindt zich een dichtgestopte deur vergelijkbaar met deze van het schip. De zuidelijke boog van het gelijkvloers openbaart aan de buitenzijde zijn flamboyante aard daar zijn omtrek van lijstwerk is voorzien met een hollijst. De traptoren wordt enkel verlicht door kleine rechthoekige openingen.
De overgang van het vierkante plan naar het achthoekige openbaart zich ter hoogte van de eerste verdieping dmv de driehoekige waterlijsten aan de vier hoeken. Een zware cilinder omringt de basis van het achthoekige gedeelte, dus op de verdieping van de klokken die passend is opgebouwd met maatstenen. Zoals voor de andere achthoekige klokkentorens is aan elk van zijn zijden de breedte identiek en opengewerkt met één opening in rondboog. Deze opening is heel nauw en schrijft zich in onder een meer verheven en bredere archivolt. Naar het voorbeeld van de onderste en bovenste booggordel van het portaal is deze van lijstwerk voorzien met een hollijst tussen 2 voetringen, en vervolledigd door een dubbel schuin afgewerkte band. Deze rusten op een schuin afgewerkte tablet die terzelfdertijd dienst doet als dekstuk voor de kapitelen en loopt gans rond de torenomtrek op het niveau van de imposten van de bogen. De heel archaïsche kapitelen zijn gebeeldhouwd met 4 verschillende motieven. Met eierlijsten die een Normandische invloed verraden, met diagonale lijnen die zich aan de hoek vermengen tot een soort van mouwstrepen, met knoppen aan de hoeken waar heel ruwe ineengestrengelde takken domineren. Er bevindt zich geen gootklos en de zijden van de achthoekige piramide zijn eenvoudig omringd met half ingewerkte voetringen. Deze zijn gebeeldhouwd met zaagtanding.
Bronnen.
- Pierre Coquelle in Les clochers romans du Vexin Français et du Pincerais; Pontoise 1903, te lezen in gallica.bnf.fr.
- Bernard Duhamel in Guide des églises du Vexin Français, Lierville; Editions du Valhermeil; Paris 1988.
- Dominique Vermand in Eglises de l'Oise, Canton de Chaumont-en-Vexin. Vexin et pays de Thelle 2003, te lezen in www.eglisesdeloise.com.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten