Eglise Saint-Vincent
te Auger-Saint-Vincent
Geschiedenis.
De kerk is toegewijd aan Saint-Caprais van Agen en bewaart de relieken van deze heilige. Zijn tweede patroonheilige is Saint-Vincent van Saragossa. De oorsprong van de parochie is niet gekend. Raoul III de Vexin, graaf van Vexin, Amiens en Valois van 926 tot bij zijn overlijden in 943, schenkt de heerlijkheid met zijn rechtspraak en het patronaatschap aan het kapittel van de priorij Saint-Arnoul van Crépy-en-Valois. Deze blijft de ontvanger van de prebenden gedurende gans het Ancien Régime. Op het ecclesiastische plan behoort de parochie tot de dekenij van Crépy-en-Valois in het diocees van Senlis. Met het Concordaat van 1801 wordt het diocees van Senlis opgeheven en alle parochies in het departement van de Oise worden toegevoegd aan het diocees van Beauvais.
Men weet niets van de eerste gebouwen ivm de cultus van het dorp. Een kleine Romaanse kerk werd er gebouwd in het eerste kwart van de 12de eeuw. Zij was samengesteld met een niet overwelfd schip, ook diensdoende als voorraadschuur, en een koor waarvan het soort overwelving niet met zekerheid kan bepaald worden. De westelijke gevel, uitgezonderd het portaal, en de noordelijke muur van het schip met het dichtgestopte portaal, en de noordelijke muur van het koor met de 3 zware kapitelen, bestaan tot op de dag van vandaag nog. Rond het midden van de 12de eeuw met de overgang van het Romaans naar de Gotiek, is een klokkentoren toegevoegd ten noorden van het koor. Enkele jaren later, in de loop van de jaren 1150/1160 is de kerk voor een eerste maal vergroot waarbij het koor met een travee verlengd werd. Op hetzelfde moment is het gewelf van de eerste koortravee herdaan geweest. Voor het einde van de 12de eeuw is de kerk vergroot met een vierkante kapel ten zuiden van de tweede koortravee. Zij is ingericht in een vroeggotische stijl. Een nieuw portaal in dezelfde stijl is voor de Romaanse gevel geplaatst. Bij het begin van de 13de eeuw is het schip begiftigd geweest met een zuidelijke zijbeuk. Nog steeds in de 13de eeuw is eveneens het kooreinde herwerkt geweest, ditmaal in de Gotische stijl. Deze werd doorbroken met een uitgestrekte boog. Nadien vervangen door een flamboyante Gotische cilinder, is enkel de omkadering van de fijne colonnetten en dunne voetringen blijven bestaan. De flamboyante boog is nu voor een groot deel dichtgestopt. De Honderdjarige Oorlog heeft heelzeker schade met zich meegebracht en moet de herwerking van de centrale boog van het kooreinde in flamboyante stijl verklaren. Andere werken werden uitgevoerd op het einde van de 15de eeuw en rond het midden van de 16de eeuw. Dit betreft de toevoeging van een kapel in de hoek tussen de klokkentoren en de tweede travee van het koor op het einde van de 15de eeuw en de constructie van een kapel in Renaissancestijl van de eerste koortravee, tussen de zijbeuk van het schip en de reeds bestaande kapel.
Sedert het midden van de 16de eeuw presenteert de kerk zich in haar huidige vorm uitgezonderd het dichtgemetselde portaal aan de zijgevel van het schip en de boogreeksen van het kooreinde, en het dichten van de bogen ten noorden van het koor die teruggaan tot een meer recentere periode. In zijn geheel is de kerk Saint-Vincent een gebouw met eigen kenmerken waarbij verschillende delen relatief goed bewaard zijn gebleven aan de buitenzijde en weerspiegelen de stijlen goed van zijn verschillende constructieperiodes. Aan de binnenzijde biedt de kerk een bijzonder heterogeen aspect aan. De indruk is voor een groot deel tot te schrijven aan de onhandigheid van de verbinding tussen de tweede travee van het koor en zijn zijkapel in het zuiden, en aan de herwerkingen en halfslachtige restauraties die tot de afbraak van de Gotische triomfboog hebben geleid en eveneens de colonnetten met hun kapitelen lieten verdwijnen. De restauraties van de 18de en 19de eeuw hebben talrijke details van het lijstwerkpatroon en het beeldhouwwerk verminkt. De kerk was bij deze datum ook niet ingeschreven of geklasseerd door de dienst Monuments historiques. Zij heeft nog enkele restauratiewerken ondergaan in 1973 en 1989 maar recentelijk in 2012 heeft de gemeente zich voorgenomen om in een meerjarenplan de kerk te restaureren die 5 fases inhoudt.
Beschrijving.
Licht onregelmatig georiënteerd met een afwijking van de as naar het noordoosten aan de zijde van het kooreinde, stelt de kerk zich samen met een schip van 2 traveeën, met een zuidelijke zijbeuk waarbij de tweede travee is meer verheven is dan de eerste, met een koor van 2 traveeën met een vlak kooreinde en een zuidelijke zijbeuk van eveneens 2 traveeën of kapellen en zich eveneens beëindigt met een vlak kooreinde, en een zuidelijke zijbeuk met eveneens 2 traveeën of kapellen en zich evenzo beëindigend met een vlak kooreinde. Deze ligt in het verlengde van de zijbeuk van het schip. De andere gedeelten van de kerk staan niet in directe verbinding met de rest van de binnenste ruimte. Het gaat om de basis van de klokkentoren ten noorden van de eerste koortravee, en de kapel dienstdoend als sacristie ter hoogte van de eerste koortravee. Geen enkele travee komt overeen met een andere. Het schip is overwelfd met een vals tongewelf. De eerste travee van de zijbeuk is voorzien van een houten plafond terwijl het plafond van de tweede travee de onderzijde is van zijn afdak. De 4 oostelijke traveeën zijn overwelfd met ribben. Men betreedt de kerk langs het westelijke portaal van het schip. De basis van de klokkentoren en de sacristie beschikken eveneens over een kleine ingang. Het schip beschikt over een dak met 2 hellingen, overeenkomend met de westelijke puntgevel. De zijbeuk is overdekt met 2 afdaken waarvan de glooiing niet hetzelfde is. De 2 kapellen van de zijbeuk genieten van een zadeldak met 2 onafhankelijke puntgevels aan de zuidelijke zijde. Het koor stelt een samengesteld dak voor. In de nabijheid van de klokkentoren vertoont de sacristie een dak met 2 hellingen overeenkomstig met de hoofdbeuk terwijl het grootste gedeelte van de sacristie een zadeldak voorstelt met de puntgevel in het noorden, zoals bij de kapellen ten zuiden van het koor.
(foto Wikipedia)
Buitenzijde.
Het centrale gedeelte van de westelijke gevel komt overeen met het schip. Deze is gebouwd in middelmatig metselverband en wordt door 2 relatief platte steunberen gestut. Deze steunberen alsook de muur zouden dateren van de Romaanse periode van rond het eerste kwart van de 12de eeuw. Het venster bovenaan het portaal is waarschijnlijk van een latere periode, te zien aan zijn gebroken boog. Het portaal is geplaatst voor de oorspronkelijke gevel van het einde van de 12de eeuw. Het is ingeschreven in een klein uitstekend massief en opent zich onder een drievoudige archivolt die op 2 groepen van 3 op elkaar uitstekende colonnetten terugvalt. De kapitelen zijn allen gebeeldhouwd op gelijke wijze met licht gekrulde platte bladeren aan hun uiteinden. Als dekstuk hebben zij allen een doorlopende tablet. Een band loopt boven de bovenste archivolt. Het portaal zelf is minder breed dan de ruimte tussen de colonnetten zelf. Het linteel is herdaan geweest en het timpaan is naakt op dezelfde wijze als de muren. De gevel van de zijbeuk is opgericht in breuksteen gezet in een mortellaag en niet voorzien van een steunbeer. Uitgezonderd het kleine venster in gebroken boog is er niets bijzonders te vermelden.
De noordelijke verheffing van het schip is eveneens sober. Zijn interesse huist voor in zijn ouderdom. De gootklos is ondertussen verdwenen. De muren zijn opgericht in kleine onregelmatige breukstenen en stenen van middelmatig metselverband zijn voorbehouden voor de hoekverbindingen. De enige steunbeer bevindt zich in de nabijheid van de noordwestelijke hoek. Twee kleine rondboogvensters zijn bovenaan gesitueerd. In het midden de muur, halverwege tussen de beide vensters, ziet men een kleine dichtgemetselde ingang in rondboog.
De klokkentoren, ook vermeld als "assez grosse tour", bezet de ongewone positie ten noorden van het koor, en niet bovenaan de noordelijke kruisbeuk daar de kerk geen transept bezit. Over het algemeen verheffen de klokkentorens van de 12de en 13de eeuw in de regio, zich bovenaan de kruising van het transept zoals te Béthisy-Saint-Martin, Cramoisy, Fontenay-en-Parisis, Frouville, Nesle-la-Vallée, Raray, Villers-Saint-Frambourg en Warluis. De klokkentoren stelt zich samen met een basis, een naakte tussenverdieping, de klokkenverdieping en de spits. Iedere hoek is gestut door 2 vierhoekige steunberen die inspringen langs een talud vormend een waterlijst op het einde van de 1ste verdieping. Bovenaan zijn ze gescandeerd door 2 waterlijsten op gelijke afstand gesitueerd, zonder rekening te houden met de begrenzing tussen de tweede en de derde verdieping. Deze beëindigen zich langs een talud vormend een waterlijst ter hoogte van de klokkenverdieping. De eerste 2 verdiepingen van de klokkentoren zijn doorbroken met talrijke bulstergaten. Het gelijkvloers bewaart een kleine ingang in rondboog waarbij de sluitstenen van weinig lijstwerk zijn voorzien. Bovenaan is de muur doorbroken met een schietgat aan het monoliete linteel.
Er is geen andere opening dan op de klokkenverdieping. Deze is opgewerkt met 2 paarsgewijze rondbogen per zijde die ieder op hun beurt zijn onderverdeeld in 2 nauwere bogen door een colonnet met kapiteel en een toegevoegd timpaan. Deze veel voorkomende verhouding herinnert aan kerken zoals te Béthisy-Saint-Martin, Chamant, Glaignes, Jaux, Néry, Orrouy en Saint-Vaast-de-Longmont. Het tussendeel tussen de 2 hoofdbogen is voorafgegaan door 2 colonnetten met kapitelen. Hun dekstukken die geprofileerd zijn met een platte lijst en met een schuine kant, ontvangen de archivolten die samengesteld zijn met een eenvoudige rij van sluitstenen met daarboven een dubbel inspringende band. Links als rechts zijn de colonnetten met kapitelen verborgen achter de steunberen. Het beeldhouwwerk van sommige kapitelen is merkwaardig en verschijnen met opgerold gebladerte, met mensen-of spottende maskers. Onderaan de bogen herinnert een vreemde kordonlijst waarbij de versnijding in driehoeken of in vertanding aan Saint-Vaast de la Ferté-Milon, de Tempeliers van Laôn of Merovingische smeedkunst herinnert en wordt ondersteund door modillons. De gootklos boven de klokkenverdieping is van lijstwerk voorzien met een voetring en een hollijst. Zonder de gootklos te raken zijn de vaasvormige versierselen die een tablet ondersteunen, half in de muur ingewerkt. De torenspits begint met een piramidaal deel wat misschien getuigt de klokkentoren aanvankelijk met een eenvoudige piramide te overdekken zoals te Rhuis bij het einde van de 11de eeuw. Een waterspuwer onder de vorm van een draakvis maakt zich aan iedere hoek los. De spits is achthoekig en geflankeerd van 4 kleine piramides.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten