Zoeken in deze blog

zondag 17 juni 2018

Eglise Saint-Remi te Ponchon (Oise 60)

Eglise Saint-Remi 
te Ponchon

Geschiedenis.

Het ontstaan van de parochie is verloren gegaan.  Volgens Louis Graves is het één van de eerste parochies in het diocees van Beauvais.  Zijn territorium strekte zich uit van de vallei van de Thérain, aan de zijde van Hermes, tot aan de weg Brunehaut, aan de zijde van Tillard.  Het hield oorspronkelijk de dorpen van Montreuil-sur-Thérain, Berthecourt, Villars-Saint-Sépulcre en de helft van Tillard in, vooraleer deze op hun beurt tot parochie werden verheven.
Lange tijd behield de pastoor van Ponchon het voorrecht voor het dopen en begraven en droeg de titel van aartspriester.  De heilige patroon van de parochie is Saint-Remi van Reims.  Tijdens het Ancien Régime hing de parochie van Ponchon af van de dekenij van Mouchy-le-Châtel, de aartsdekenij van Clermont en het diocees van Beauvais.  De begever van prebenden van het priesterambt is de abt van Saint-Germer-de-Fly zoals ook voor Berthecourt en Villers-Saint-Sépulcre.
Het oudste gedeelte van de kerk is het schip.  Dominique Vermand somt het op temidden van de oudste in de streek van Beauvais die van traditie Karolingisch zijn en een onversierd en glad aspect bezitten alsook gebouwd zonder enig decoratieve versiering.  Andere hoofdbeuken van deze periode vindt men terug bij Notre-Dame-du-Thil van Beauvais, Bresles, Essuiles, Guignecourt, Hermes, Saint-Martin-le-Noeud, Therdonne, Velennes.  Uitzonderlijk zijn de basilikale beuken in de regio en hiervan kan men enkel het Basse-Oeuvre van Beauvais en Montmille opnoemen.  De eenvoud van deze constructies staat geen precieze datering toe maar men kan in de 11de eeuw veronderstellen.  Louis Graves bemerkt er een metselverband in kleine kubische breukstenen, genoemd "herderlijk (pastoureaux) die geregeld voorkomen van ontmantelde Romeinse gebouwen en vermeld geregeld een constructie voorafgaand aan het midden van de 11de eeuw.  Dominque Vermand treft er enkel een metselverband aan in opus spicatum bij de onderste gedeelten van de muren, een metselverband dat verspreid bleef tot het einde van de 11de eeuw.  Het oorspronkelijke koor is voorzien van een zijkapel tot het einde van de 12de eeuw.  Er bestaat nog een dichtgestopt venster, zichtbaar aan de buitenzijde en de kapitelen aan de zuidelijke zijde heeft men moeten verplaatsen.  Alsook werd het aantal traveeën teruggebracht van 3 naar 2.  De reconstructie van de kapel houdt verband met de bouw van het nieuwe Gotische koor rond 1230.  Zijn overwelving is aldus voorzien zoals de kapitelen het aantonen maar nooit uitgevoerd.  Daarentegen heeft men de 2 resterende vensters aan de zuidelijke zijde herwerkt; het ene tijdens de 2de helft van de 13de eeuw en het andere bij het begin van de 14de eeuw.  Het is rond deze periode dat de binnenzijde van de kerk is begiftigd met een serie van fresco's die een doorlopende fries vormen.  Tijdens de 2de helft van de 16de eeuw is het laatste venster van het schip in het zuiden herwerkt en de serie van fresco's aldus onderbroken.  Nieuwe muurschilderingen hebben de oude overdekt op verschillende plaatsen.  Tijdens de Klassieke periode zijn de 2 nog bestaande Romaanse vensters vervangen door grotere rondbogen en binnenin is de kerk volledig in het wit bezet geweest zodat de muurschilderingen volledig in de vergetelheid geraakten.  De 2 portalen zijn herwerkt geweest.
In het 1979 is men begonnen met het herstellen van de daken waarvoor "la Sauvegarde de l'art Français" een bedrag van 100 000 fr had vrijgemaakt.  De kerk werd op 18 december 1980 ingeschreven als historisch monument en de recentelijk teruggevonden muurschilderingen werden eveneens geklasseerd.  Hun restauratie begon in 1982 langs de noordelijke muur van het schip door het atelier Sorbet de Christen.  De reconstructiecampagnes volgden elkaar op tot in 2006 en nu bevindt de kerk zich in een uitstekende staat. 


Beschrijving.
Regelmatig georiënteerd beantwoordt de kerk aan een eenvoudig plan maar is niet symmetrisch.  Zij is samengesteld met een portiek voor het westelijke portaal van het schip, met een éénbeukig niet overwelfd schip, met een koor van 2 traveeën in de as van het schip samen met een zuidelijke kruisbeuk en het geheel beëindigd door een vlak kooreinde.  Een trapkoker flankeert het koor aan de noordelijke zijde, aan de overgang van de 2 traveeën.  Een 2de portiek met een zijportaal bestaat ten zuiden van het schip, rechts van de tussenliggende steunbeer.  De totale lengte van het gebouw is 35 m waarvan 2/3 voor rekening van het schip.  Deze is overdekt met een gelambriseerd plafond in de vorm van een tongewelf.  Het koor is overwelfd met ribben.  De kruisbeuk is voorzien van een houten plafond bepleisterd naar het zuiden toe wat niet anders is dan de achterzijde van het afdak.  De 2de travee van de kruisbeuk is van het koor gescheiden door een tussenwand en gebruikt als sacristie.  Een klokkentoren staat boven het dak van het koor, op het niveau van de 2de travee.  Hij is getooid met een achthoekige spits.  Het geheel is overdekt met leistenen.

(foto Wikipedia)

Het schip.

Het schip is gebouwd in breukstenen van silex die samengesteld zijn in opus spicatum op de helft van de ondermuur van de zuidelijke gootmuur.  De westelijke gevel is gestut van 2 platte, rechthoekige steunberen op elk van zijn hoeken, en de zuidelijke muur door één enkele steunbeer in het midden.  Deze steunberen zijn opgebouwd in maatstenen.  De puntgevel van de gevel is dit eveneens.  Hij is doorbroken met een oculus die licht uit zijn as staat naar rechts.  Als bijzonderheid is hij uitgehakt in één enkele steen.  Het hoge venster situeert zich loodrecht op deze oculus.  Deze is dichtgestopt en half verborgen door het dak van het portaal en vertoont zich aan de buitenzijde als een unieke gebroken lancetboog zoals men ook ten noorden van het koor terugvindt.  Hierboven loopt een dubbele, schuin afgewerkte band die zich horizontaal verderzet op een korte deel van de imposten. Het is één van de kenmerkende versieringen van de eerste Gotiek.  Het is vanzelfsprekend dat deze boog ingewerkt is na de bouwfase en in deze context is gans de muurwand herdaan geweest in maatstenen.






De laatste wijziging die de gevel kende, werd de herwerking van het portaal in parabolische boog en zonder timpaan.  Zijn archivolt en zijn steunmuren zijn begrensd met een platte band.  Gans dit geheel bootst de herwerking na van een eenvoudig Gotisch portaal.  Ouder is het zuidelijke portaal in hoefijzerboog, zonder enige versiering.  Hij zou van dezelfde periode dateren van het laatste venster dat het grootste is en omringd wordt met fijn lijstwerk en een brede hollijst zoals aan de binnenzijde en verwijst duidelijk naar de flamboyante periode.  Hier kan men eveneens de sporen terugvinden van de oude Romaanse bogen zonder uitstek naar buiten toe.  De 3de is nog ongeveer volledig intact.  Hij is omringd met stenen in middelmatig metselverband waarbij deze van de archivolt gedeeltelijk gegraveerd zijn met een verticale lijn dit om een aantal belangrijke sluitstenen voor te stellen zoals te Balagny-sur-Thérain.  Men vindt hetzelfde deel terug bovenaan het portaal in de dichtgestopte rondboog, aan de laatste travee.








Bronnen.
- Jean Hubert in Ponchon; Cahiers de La Sauvegarde de l'Art Français; Paris 1982, te lezen in sauvegardeartfrancais.fr.
- Dominique Vermand in Eglises de l'Oise, Canton de Noailles, Pays de Bray, Pays de Thelle et Vallée de Thérain, Beauvais 1988.


Bijlagen.

Geen opmerkingen: