Eglise Saint-Denis
te Foulangues
Geschiedenis.
De oorsprong van de parochie van Foulangues is ongekend. De patroon van de kerk die geplaatst is onder de bescherming van Saint-Denis, duidt op een oude stichting. De lokale traditie legt een verband tussen de patroonheilige en de abdij Saint-Denis die in de Middeleeuwen effectief grondbezit verwierf in verschillende nabije parochies, en vertegenwoordigde één van de grote grondbezitters in de regio. Men veronderstelt dus dat de parochie zou gesticht zijn door de religieuzen van Saint-Denis maar dit is een eenvoudige voorstelling. Mocht in alle geval de abdij Saint-Denis een rol gespeeld hebben te Foulangues, verdwijnt deze in de 13de eeuw in het voordeel van andere heren. In 1286 schenkt kardinaal Jean Cholet alles wat hij bezit te Foulangues aan de abdij Saint-Lucien van Beauvais. In 1350 schenkt Philippe II de Trie, heer van Mareil-en-France en van Plessis-Gassot, aan deze abdij al zijn bezittingen die hij verkregen had te Foulangues. Als tegenprestatie moeten 4 grote missen met diaken en onderdiaken gevierd worden, ieder jaar voor het heil van zijn ziel. De abdij Saint-Lucien van Beauvais blijft voor een gedeelte de wereldlijke heer van Foulangues gedurende de ganse periode van het Ancien Regime. Het andere deel behoort toe aan de heer van Balagny-sur-Thérain. Op het geestelijke vlak hangt de parochie van Foulangues af van de dekenij van Mouchy-le-Châtel, van de aartsdekenij van Clermont en van het diocees van Beauvais. De priester wordt er aangesteld door de bisschop van Beauvais.
De archieven bezitten geen enkel document betreffende de constructie van de kerk. Alle inlichtingen moeten onttrokken worden aan de archeologische analyse. Het schip en de zijbeuken zijn overwelfd of opgericht in de jaren 1140. Als het enkel de overwelving betreft die tijdens deze periode heeft plaats gehad dan zouden de hoge muren van het schip kunnen teruggaan tot het einde van de 11de of begin 12de eeuw, en zou er een geplafonneerd schip geweest zijn. Het transept en het koor zijn vroeger opgetrokken dan het midden van de 12de eeuw en de klokkentoren is te dateren van rond 1200. Oorspronkelijk verlengden de kruisbeuken zich door oostelijke kapellen. Deze in het noorden is rond 1200 vervangen door een Gotische kapel en deze in het zuiden door een flamboyante in de loop van de 1ste helft van de 16de eeuw. In dezelfde periode zijn de zuidelijke muur van de zuidelijke kruisbeuk en het kooreinde van het koor eveneens in dezelfde stijl herdaan en een nieuw portaal is uitgewerkt bij het begin van de zuidelijke zijbeuk van het schip. De rest van de muur van de zuidelijke zijbeuk is iets later vervangen.
Ter gelegenheid van zijn congres in 1905 te Beauvais is de kerk van Foulangues voorgedragen als historisch monument en op 11 september 1906 geklasseerd wat heel laat is voor dit belangrijk archeologisch gebouw. Zij bevond zich op dat moment in een ernstige staat van verval en was niet meer het voorwerp geweest van onderhoudswerken sedert de 19de eeuw. De spits van de klokkentoren was sedert 1842 afgebroken om een instorting te voorkomen. In 1927 begonnen de muren over te hellen. Het gewelf van de 1ste travee van het schip dreigde in te storten; de zijmuren weerstonden niet meer aan de druk van de klokkentoren en de klokkentoren zelf begon gevaarlijk over te hellen. De restauratie van de kerk kwam er dankzij een tussenkomst van de vereniging "La Sauvegarde de l'art Français" en in het bijzonder door de gulheid van een Amerikaanse mecenas die een bedrag van 25 000 frank schonk aan de administratie van historische monumenten. De 1ste fase van de restauratie ging door van 1928 tot 1930 onder leiding van de hoofdarchitect A. Collin. Zij droeg bij tot de versteviging van de westelijke muur, de klokkentoren en de gewelven. Een 2de restauratiefase in 1960 droeg bij tot het verlagen van de vloer tot zijn oorspronkelijk niveau om de basissen van de zuilen vrij te maken en de kerk haar verheven karakter terug te geven.
Beschrijving.
Niet geheel oostelijk georiënteerd is zijn as met 32° afgebogen naar het noordoosten aan de zijde van het kooreinde. Het plan van de kerk schrijft zich in een rechthoek in met een lengte van 21,10 m en een breedte van 10,75 m. Zij stelt zich samen met een schip van 2 traveeën met 2 zijbeuken; met een niet uitstekend transept waarbij de kruising van het transept de 8-hoekige klokkentoren draagt; met een koor met plat kooreinde van 1 travee; en met 2 zijkapellen van het koor die dezelfde afmetingen dragen. Het geheel van de kerk is overwelf met ribben. Het enige portaal opent zich in de 1ste travee van de zuidelijke zijbeuk en met daalt 5 treden af wanneer men de dorpel overschreden heeft. De ingang langs de koer van het oude presbyterium en de ingang van de noordelijke kruisbeuk zijn dichtgestopt daar zij uitgeven op privédomeinen. Het schip met zijn zijbeuken, de noordelijke kruisbeuk met de zuidelijke zijkapel en het koor alsook de noordelijke zijkapel zijn onafhankelijk overdekt door 3 daken van 2 hellingen met puntgevels in het westen en het oosten. Twee puntgevels grenzen aan het kooreinde welk trouwens scheef staat ten opzichte van de as van het gebouw. Een bijkomende helling voegt zich toe aan de oostelijke zijde van de klokkentoren, zich invoegend tussen de zadeldaken van de oostelijke gedeelten. De noordelijke kruisbeuk heeft zijn oorspronkelijke puntgevel behouwen die naar het noorden uitgeeft. De structuur van de daken komt dus niet overeen met de samenstelling binnenin. De 2 kruisbeuken zijn trouwens verschillend met de binnenzijde en het schip bezit een verheffing van 2 verdiepingen; met een verdieping van de grote boogreeksen en een verdieping met hoge vensters. Deze zijn echter dichtgestopt en onzichtbaar aan de buitenzijde.
Van de 12 traveeën welk de kerk telt zijn er 10 in een late Romaanse stijl en dateren van de jaren 1140/1150 maar de buitenste muren zijn gewijzigd geweest tijdens verschillende perioden, uitgezonderd aan de 2de travee van de noordelijke zijbeuk en de noordelijke kruisbeuk. Deze laatste is gebouwd in breuksteen, uitgezonderd de puntgevel. De enige versiering is een schuin afgewerkte bandlijst bovenaan de rondboogvenster. De muur van de noordelijke zijbeuk stelt eveneens een metselverband voor in onregelmatige breukstenen en zoals bij de noordelijke kruisbeuk is hij gestut door sterk uitstekende dikke steunberen die een terugval inhouden langs een talud die een waterlijst vormt op zijn 3 zijden en zich beëindigen door een lange waterlijst. De Gotische kapel aan de noordoostelijke hoek van het gebouw bezit analoge steunberen maar minder uitstekend. Hieruit moet men besluiten dat het bij het begin van de 13de eeuw nodig werd om deze 3 Romaanse traveeën te versterken. De 2de travee van de zijbeuk bewaart een klein rondboogvenstertje welk zou dateren van de beginperiode van het gebouw. Het venster van de 1ste travee is in een gebroken boog en omringd met lijstwerk, een hollijst en voetlijst wat wijst op de flamboyante periode van de 1ste helft van de 16de eeuw daar het in deze periode was dat de zuidelijke zijbeuk gewijzigd werd. In de as van de zuidelijke zijbeuk vindt men nog sporen terug van een dichtgestopt venster en de ingang op het schip is eveneens dichtgemaakt.
De muur van de zuidelijke zijbeuk is volledig herbouwd geweest in maatstenen en biedt een flamboyant portaal aan in korfboog van een eenvoudige makelij. Rechts van de zijbeuk wanneer men de kerk bekijkt vanuit het zuiden bemerkt men bovenaan een gootklos "beauvaisine" dat een kenmerkend decoratief element is van de regio in de 12de eeuw. Rondboogreeksen zijn onderverdeeld in 2 kleinere boogreeksjes en vallen terug op gebeeldhouwde gezichten waarvan er 2 zijn bekroond. Geregeld zijn het enkel modillons maar hier vervolgen 2 kleine gezichten de gootklos op de oude muur van de puntgevel. Het reliëf van de gootklos vermindert geleidelijk tot en met zijn verdwijnen rond 1200.
De klokkentoren behoort tot de familie van de 8-hoekige klokkentorens in de streek van Beauvais en de Franse Vexin van de 12de eeuw waarvan de klokkentoren van Foulangue waarschijnlijk de meest recentste is. Hij werd gebouwd rond 1200 en is van dezelfde periode van de noordelijke zijkapel van het koor en heeft niets meer gemeen met de Romaanse architectuur.
Bronnen.
- Roger Ana in Histoire de Foulangues; 2004.
- Dominique Vermand in Eglises de l'Oise, canton de Neuilly-en-Thelle; 2002 te lezen in www.eglisesdeloise.com.
- Eugène Joseph Woillez in Archéologie des monuments religieux de l'ancien Beauvaisis pendant la métamorphose romane; Paris 1849, te lezen in books.google.fr.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten