Zoeken in deze blog

donderdag 14 juni 2018

Eglise Notre-Dame te Wy-dit-Joli-Village (Val d'Oise 95)

Eglise Notre-Dame 
te Wy-dit-Joli-Village

Geschiedenis.

Naar de legende zou de kerk gesticht zijn door Saint-Romain rond 625.  Eigenlijk zou de toekomstige bisschop van Rouen in het kasteel van Rochettes halverwege tussen Wy en Guiry-en-Vexin geboren zijn.  Eveneens de gemeente Salency beroept zich ook als de geboorteplaats van de heilige.  De ouderdom van de kerk is in alle geval bevestigd door de ontdekking van een Merovingisch kerkhof in de nabijheid van de kerk en de aanwezigheid van een kwart sous van Rouen duidt op de banden met dit dorp.  Jacques Sirat bevestigd dat na de aankoop van de gronden rond zijn kasteel, Saint-Romain reeds in 629 de heerlijkheid van Wy aan het kapittel van de kathedraal Notre-Dame van Rouen zou geschonken hebben.  Niets blijft nog over van de oorspronkelijke kerk of kapel van deze periode.  Volgens de documenten in de archieven geconsulteerd door abt Vital Jean Gautier zou de canonieke verheffing van de parochie meer recenter zijn van datum en zou slechts teruggaan tot 1025.  De inwijding van de huidige kerk werd gevierd in 1255 door Eudes Rigaud, aartsbisschop van Rouen, waarschijnlijk na de beëindiging van de zuidelijke kruisbeuk.  In het bisschoppelijk verslag kan men lezen dat hij van Courdimanche 2 koorhemden, 2 schouderdoeken, 3 kazuifels, een kelk, een zilveren kruis en een altaar meebracht.  Tijdens het Ancien Régime hing Wy-dit-Joli-Village af van de dekenij van Magny-en-Vexin, van de aartsdekenij van de Franse Vexin en het aartsbisdom van Rouen.  De begevers van prebenden van het priesterambt zijn 2 kanunniken ter plaatse zelf, gezonden door het kapittel van Rouen.De oudste elementen van het huidige gebouw gaan terug tot de 11de of begin 12de eeuw.  Het gaat om de noordelijke muur van het schip in onregelmatige breukstenen en de westelijke muur die gedeeltelijk gebouwd is in landelijk gesteente met kleine, kubische breukstenen meestal gerecupereerd van vernielde gallo-romeinse gebouwen.  Het portaal en de huidige spitsbogen zijn modern maar de restanten van een klein Romaans venster bestaat nog links van de eerst boog in het noorden, en de gevel bewaart de sporen van een grotere, ook Romaanse boog.  De gootklos van modillons is eveneens vermoedelijk Romaans.  De steunberen met uitstek zijn aangebracht met de overwelving bij het begin van de 13de eeuw.  De vierkante pijlers van de oude basis van de klokkentoren als de eerste koortravee zouden min of meer van dezelfde periode als het schip zijn.  De afwezigheid van een stijl weerhoudt een datering maar zij zijn in alle geval voorafgaand aan de gewelven en de steunen die in dezelfde stijl zijn van de 2 andere koortraveeën.
Op het einde van de Romaanse periode kan men de overwelving van de oude basis van de klokkentoren, en de constructie van de tweede en derde koortravee situeren, een koor dat zich beëindigt met een vlak kooreinde.  De kerk beperkt zich aldus tot één beuk.  In het zuiden bemerkt men nog steeds de sporen van een oude rondboog waarvan de helft verdwenen is met de opening van de muur naar de zuidelijke zijkapel, in het midden van de 13de eeuw.  De diameter van zijn boog schijnt belangrijk voor een venster maar de onderbouw houdt een rondboog in die terugvalt op 2 colonnetten met kapitelen.  Eén van de kapiteellichamen is gebeeldhouwd met waterplanten, de andere is verweerd.  Het spoor in rondboog duidt op de Romaanse periode.  Het gebruik van de spitsboog voor de 3 ribgewelven vormt geen tegenstelling daar zijn verschijning in het Île-de-France is bevestigd rond het jaar 1125.  De kapitelen en de kleine gewelfsleutels zijn van een grote kwaliteit en weerspiegelen de stijl van het midden van de 12de eeuw.  Al de vensters van het koor zijn van na de constructie en het kroonwerk van de steunmuren onder de vensters is toegevoegd geweest met de Renaissance waarschijnlijk op het moment dat de brede boog van het kooreinde werd gecreëerd. 
Eens het huidige koor beëindigd, waarschijnlijk rond 1150/1160 is de overwelving van het schip ondernomen.  De meeste auteurs dateren dit in de 13de eeuw daar de steunen van dezelfde makelij zijn als het koor.  Bernard Duhamel zijn analyse zegt dat de kapitelen zijn gebeeldhouwd met knoppen waarbij sommigen zich transformeren in een weifelende aanzet van menselijke gezichten.  Enkel een gedeelte van de kapitelen op het niveau van de eerste gordelboog zijn versierd met knoppen en men vindt er geen gezichten terug.  De anderen zijn gebeeldhouwd met plat gebladerte of waterplanten waarbij de uiteinden zich geregeld in knoppen samenvouwen.  Deze motieven behoren tot het midden en de tweede helft van de 12de eeuw.  Men kan dus besluiten met een verschuiving van de werkplaats van oost naar west, overeenkomstig de traditie.  Als de datering van de overwelving van het schip problemen stelt, kan de constructie van de zuidelijke zijkapel gemakkelijk vastgesteld worden met de hooggotiek rond het midden van de 13de eeuw te zien aan de bundelpijlers van 3 colonnetten met kapitelen die in de hoeken in het zuiden van de zuidoostelijke travee terug te vinden zijn.  Maar de diepgaande herwerkingen met de Renaissance staan niet meer toe om te weten of de kapel reeds het zuidelijke deel van de oude basis van de klokkentoren inhield.  Een herwerking ondernomen tijdens dezelfde periode als de toevoeging van de kapel, is het doorbreken van de grote vensters in het noorden en het zuiden van de laatste koortravee.
Men moet wachten tot het einde van de periode die volgt op de Honderdjarige Oorlog om de volgende vergroting van de kerk te beleven.  Het is met de flamboyante Gotische periode dat een kapel met 2 traveeën is verheven ten noorden van de oude basis van de klokkentoren en de eerste travee van het koor, tussen het einde van de 15de en het tweede kwart van de 16de eeuw.  Later in het midden of tijdens de tweede helft van de 16de eeuw kende de laatste koortravee eveneens wijzigingen.  In 1682 stort de achthoekige spits in steen van de centrale klokkentoren in en verwoest de zuidelijke kruisbeuk en de laatste travee van het schip maar het gewelf van de basis van de klokkentoren blijft onbeschadigd.  De reconstructie is opgestart in 1695, een datum die Bernard Duhamel voorhoudt van een graffiti die nog steeds zichtbaar is op een steunpijler van de westelijke boogreeks van de basis van de klokkentoren.  De werken betreffen de herstelling van het laatste gewelf van het schip en vooral de constructie van een nieuwe klokkentoren bovenaan de zuidoostelijke travee van de zuidelijke zijkapel en niet op zijn oude plaats bovenaan de kruising van het transept.  De zuidelijke kruisbeuk verandert volledig van uiterlijke schijn maar bewaart de 2 bundelpijlers van de reeds vermelde colonnetten.  Naar Jacques Sirat zou de zuidelijke muur van het schip tijdens deze periode herbouwd zijn.  Naar Bernard Duhamel gaat deze herwerking enkel terug tot de 19de eeuw en zou gemotiveerd zijn door de afschaffing van de zuidelijke zijbeuk.  Het portaal is in de 18de eeuw toegevoegd.  Het gebouw werd als historisch monument geklasseerd op 05 oktober 1981.


Beschrijving.
Regelmatig georiënteerd beantwoordt het gebouw aan een kruisvormig plan maar stelt wel onregelmatigheden voor.  Het stelt zich samen met een schip van 3 onregelmatig langwerpige traveeën zonder zijbeuken, met een kruising van het transept of als eerst travee van het koor dat overeenkomt met de oude basis van de klokkentoren, met 2 andere koortraveeën zich beëindigend met een vlak kooreinde, met een noordelijke zijkapel die in verbinding staat met de oude basis van de klokkentoren en de volgende koortravee, en met een tweede analoge kapel aan de zuidelijke zijde.  Zijn tweede travee is onderverdeeld geweest in 2 traveeën tijdens de constructie van de klokkentoren met zadeldak, aan het zuidoostelijke uiteinde van de kapel die desondanks 3 traveeën telt.  Het schip is voorafgegaan door een portiek.  De sacristie situeert zich aan de hoek tussen de zuidelijke kapel en het achterste deel van het koor.  Een traptorentje getooid met zadeldak bezet de hoek tussen de noordelijke kruisbeuk en het schip.  Het geheel van de kerk is overwelfd met ribben.  Men betreedt het gebouw langs het westelijke portaal, onder het portiek, of langs een kleine deur in de westelijke muur van de zuidelijke kapel.  De 4 uiteinden van de kerk zijn gedomineerd door een puntgevel.  Ten zuiden is deze onvolledig door de aanwezigheid van de klokkentoren.  De 2 nabije traveeën van dezelfde kapel zijn in hun geheel overdekt door een dak met 2 hellingen.

(foto Wikipedia)

De westelijke gevel en zijdelingse verheffingen.
Het portiek, de steunbeer rechts van de gevel en de ganse zuidelijke verheffing van het schip zijn modern.  Het portaal in korfboog onder het portiek is eveneens zonder interesse.  Het portiek is meer naar rechts geplaatst.  Wat de aandacht trekt aan de gevel is het kleine metselverband van de Romaanse periode, de dichtgestopte rondboogvenster links van de noordelijke dakhelling van het portiek en de steunbeer links.  Deze is in uitstek en gescandeerd door een lange talud.  Een analoge talud beëindigd deze.  Loodrecht aan deze steunbeer van de eerste Gotische periode stelt de noordelijke gootmuur van het schip een vergelijkbare steunbeer voor die nog meer uitstekend is en een bijkomende talud inhoudt.  Onder het tweede venster ziet men de afbraaksporen van een steunbeer die zou kunnen overeenkomen met een platte steunbeer van de Romaanse periode.  Onbruikbaar geworden met de onderverdeling van het schip in 3 traveeën tijdens zijn overwelving, is hij voor deze onderneming afgebroken geweest.  Vervolgens situeert zich een andere steunbeer aan de onderverdeling van de tweede en derde travee.  Na de eerste aanzetten vermindert deze in omvang langs een schuinte en is vervolgens gescandeerd door 2 korte taluds, vervolgens een langere derde vooraleer zich te beëindigen door een korte talud.  Men een heel onregelmatig silhouet schijnt deze ouder te zijn dan de andere.  Wat betreft het schip rest er links van het eerste venster in het noorden nog een klein Romaans venstertje welk dichtgestopt werd alsook de gootklos die zich beperkt met modillons of kraagstenen waarvan het binnenste gedeelte bolrond is uitgesneden.








Bronnen.
Bernard Duhamel in Guide des églises du Vexin Français; Editions du Valhermeil; Paris 1988.
Jacques Sirat in Wy-dit-Joli-Village; Pontoise 1979.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: