Zoeken in deze blog

donderdag 14 juni 2018

Eglise Saint-Martin te Omerville (Val d'Oise 95)

Eglise Saint-Martin 
te Omerville

Geschiedenis.
De patroonheilige van de parochie en van zijn kerk is Saint-Martin van Tours.  De stichting van de parochie zou niet van voor 1249 zijn volgens abt Vital Jean Gautier.  Onder het Ancien Régime hing Omerville af van de dekenij van Magny-en-Vexin, van de aartsdekenij van de Franse Vexin met zetel te Pontoise en van het aartsbisdom van Rouen.  De Franse Revolutie bracht de oprichting van het diocees van Versailles met zich mee die het geheel van de parochies van het departement Seine-et-Oise omvatte.  In 1966 met de nieuwe stichting van de departementen van het Île-de-France en de oprichting van het departement van het Val-d'Oise bracht eveneens de stichting met zich mee van het nieuwe diocees van Pontoise waarvan Omerville deel ging uitmaken.
De Romaanse gedeelten van de kerk zou kunnen teruggaan tot het laatste kwart van de 11de eeuw of gans begin 12de eeuw.  Het is nog steeds vrij gemakkelijk om het oorspronkelijke plan van de kerk te reconstrueren dat een heel eenvoudig plan heeft en wijd verspreid met een éénbeukig niet overwelfd schip, een basis van de klokkentoren en een apsis in halfkoepel.  Uitgezonderd te Gadancourt et Auvillers zijn de plannen van de kerken van dit type in de regio begiftigd geweest met één of twee zijbeuken.  Hiervan zijn de kerken van Bellay-en-Vexin, Brignancourt, Chérence, Gadancourt, Gouzangrez, Lierville, Marquemont, Seraincourt en Wy-dit-Joli-Village enkele voorbeelden in de regio.  Rond het midden van de 12de eeuw is de bovenste verdieping van de klokkentoren gewijzigd geweest en getooid met een achthoekige spits in steen en geflankeerd met 4 kleine piramides aan de hoeken.  Op 02 april 1897 sloeg de bliksem in op de spits en de stenen hiervan vielen op het koor dat ernstig vernield werd.  De gemeenteraad besliste toen om de ganse spits te laten afbreken.
Van het koor bestaat nog enkel een restant van zijn gewelf met in het oosten de oostelijke gordelboog van de basis van de klokkentoren.  De eerste 2 koortraveeën zijn door Jules Formigé gedateerd van de 13de eeuw.  Anderen hebben niet geprobeerd zich hieraan te wagen.  De vensters met eenvoudige lancetbogen, de steunberen met uitstek, de half ingewerkte cilinders in de steunmuren of gezet in de uitstek van de half ingewerkte pijlers, alsook de ribben van het gewelf van de eerste travee zijn kenmerkend voor de eerste Gotische periode.  De kapitelen gebeeldhouwd met knoppen verwijzen naar het einde van deze periode, hetzij de jaren 1220/1230.  De apsis is recenter.  Jules Formigé dateert deze van de 16de eeuw maar baseert zich op geen enkel architecturaal detail.  Roland Vasseur en Françoise Waro dateren de apsis van de 14de eeuw.  De hooggotische stijl is iets meer geavanceerd dan in het koor van Genainville dat gebouwd werd rond de jaren 1260.  Een constructie van het laatste kwart van de 13de eeuw is dus goed mogelijk.  De opvulling van de vensters kan wijzen op een vergissing daar deze gedaan zijn met wijzigingen in lijstwerkpatroon.  Enkel de venster in het noorden van de apsis schijnt zijn originele cilinders bewaard te hebben wat zich kenmerkt door de afwezigheid van kapitelen en een schuin afgewerkt lijstwerkpatroon van de tussendelen.  De boog in de as van het kooreinde blijft omringd met een dunne voetring versierd met kapitelen dat aanduidt dat men zich nog niet situeert in de overgangsperiode naar de flamboyante Gotische stijl.  De Honderdjarige Oorlog ligt dus niet aan de basis van de vervanging van het kooreinde van de jaren 1220/1230 door een apsis met verdeelde wanden.  Twee aanwijzigingen wijzen er wel op dat een gedeeltelijke vernieling van de twee koortravee aanleiding gaf tot deze vergroting.   Aan de ene kant zijn de bogen van de tweede koortravee versneden in het midden van de muren van de campagne tijdens de hooggotiek wat erop wijst dat de apsis geen deel uitmaakte van het oorspronkelijke project.  Aan de andere zijde is het gewelf van de tweede travee homogeen met deze van de apsis terwijl de steunzuilen analoog zijn met deze van de eerste travee. 
Met de Renaissance, tijdens de tweede helft van de 16de eeuw, zijn 2 grote bogen geopend in de zuidelijke muur van het schip die de kleine Romaanse bogen vervingen die men nog steeds aan de noordelijke muur terugvindt.  Tijdens een vierde bouwfase sedert de beëindiging van het Romaanse schip, is dit schip verlengd met een travee overwelfd met ribben, naar het westen toe.  De lengte van het schip is aldus verdubbeld sedert zijn oorsprong.  De constructie is heel bescheiden opgericht en de kapitelen beperken zich tot een fries waarvan er één enkele is gebeeldhouwd.  Waarschijnlijk bij gebrek aan middelen is de oprichting van het portaal uitgesteld tot begin 17de eeuw.  Door zijn heel sobere en zuivere stijl is deze verwant met de Klassieke architectuur.  Vanaf de Franse Revolutie staan de bewaarde documenten toe om de voornaamste restauraties te kennen.  In 1792 herstellen Jean Cauchard van Omerville en Dominique Cauchard van Hodent, de klokkenverdieping.  Twee klokken van 1738 zijn opnieuw gesmolten en opnieuw geïnstalleerd in de klokkenverdieping.  De wet van 10 september 1793 beveelt echter aan de gemeenten om de klokken te laten smelten om er kanonnen van te maken uitgezonderd één, die bewaard wordt om als alarmklok te dienen.  Men bewaart aldus de laatste klok van 1738.  In 1806 beraadt de gemeenteraad zich over de slechte staat van het koor en verstevigingswerken worden uitgevoerd.  In 1814 wordt het plafond herdaan maar het is achteraf in 1875 dat het huidige plafond is geïnstalleerd.  In 1892 wordt de klok van 1738 opnieuw gegoten.  In 1897 wordt de torenspits opnieuw vernield door een blikseminslag en vervangen door het huidige dak, door de architect van het arrondissement, Descamps.  Het gebouw wordt als historisch monument ,in zijn geheel ingeschreven op 04 juni 1926.  De basis van de klokkentoren en het koor zijn op 27 april 1927 geklasseerd.



Beschrijving.
Perfect georiënteerd volgt de kerk het plan van een éénbeukig schip en alle traveeën volgen elkaar op, op regelmatige afstand.  Het gebouw stelt zich samen met een schip van 3 traveeën waarvan de eerste is overwelfd met ribben terwijl de andere opnieuw overwelfd werden met een modern plat plafond, met de basis van de klokkentoren overwelfd met een tongewelf, en met een koor van 3 traveeën overwelfd met ribben alsook 2 rechte traveeën en een apsis van 5 wanden.  Een kleine moderne sacristie is toegevoegd ten noorden van het koor.  Ten zuiden flankeert een trapkoker van het vierkante plan, de klokkentoren.  Men betreedt de kerk langs het zuidelijke portaal in de eerste travee van het schip.  De ingang aan de tweede travee is dichtgestopt.  Het schip en het koor zijn voorzien van daken met 2 hellingen, met één enkele puntgevel in het westen.  De klokkentoren is getooid met een gearceerd dak.

(foto Wikipedia)



De kerk is vooral gebouwd in kleine breukstenen, de maatstenen zijn gebruikt voor de omtrek van de vensters, voor de steunberen en voor de zeldzame steenblokken van lijstwerk voorzien.  De zuidelijke muur van de eerste travee van het schip en de apsis zijn vervaardigd in maatstenen.  De 2 steunberen die de hoeken van de westelijke muur stutten, verwijzen naar een periode van rond het midden van de 16de eeuw of later.  Deze steunberen alsook de 2 tussenliggende in het zuiden zijn gescandeerd door een druiplijst op twee kwart hoogte en beëindigen zich door een talud.  Het portaal in rondboog van de 17de eeuw is omringd met hetzelfde lijstwerk als de triomfboog aan de binnenzijde.  Hij is gestut door 2 Dorische pijlers die het kroonwerk ondersteunen.




De kerk is vooral gebouwd in kleine breukstenen, de maatstenen zijn gebruikt voor de omtrek van de vensters, voor de steunberen en voor de zeldzame steenblokken van lijstwerk voorzien.  De zuidelijke muur van de eerste travee van het schip en de apsis zijn vervaardigd in maatstenen.  De 2 steunberen die de hoeken van de westelijke muur stutten, verwijzen naar een periode van rond het midden van de 16de eeuw of later.  Deze steunberen alsook de 2 tussenliggende in het zuiden zijn gescandeerd door een druiplijst op twee kwart hoogte en beëindigen zich door een talud.  Het portaal in rondboog van de 17de eeuw is omringd met hetzelfde lijstwerk als de triomfboog aan de binnenzijde.  Hij is gestut door 2 Dorische pijlers die het kroonwerk ondersteunen.






De kerk is vooral gebouwd in kleine breukstenen, de maatstenen zijn gebruikt voor de omtrek van de vensters, voor de steunberen en voor de zeldzame steenblokken van lijstwerk voorzien.  De zuidelijke muur van de eerste travee van het schip en de apsis zijn vervaardigd in maatstenen.  De 2 steunberen die de hoeken van de westelijke muur stutten, verwijzen naar een periode van rond het midden van de 16de eeuw of later.  Deze steunberen alsook de 2 tussenliggende in het zuiden zijn gescandeerd door een druiplijst op twee kwart hoogte en beëindigen zich door een talud.  Het portaal in rondboog van de 17de eeuw is omringd met hetzelfde lijstwerk als de triomfboog aan de binnenzijde.  Hij is gestut door 2 Dorische pijlers die het kroonwerk ondersteunen.




De kerk is vooral gebouwd in kleine breukstenen, de maatstenen zijn gebruikt voor de omtrek van de vensters, voor de steunberen en voor de zeldzame steenblokken van lijstwerk voorzien.  De zuidelijke muur van de eerste travee van het schip en de apsis zijn vervaardigd in maatstenen.  De 2 steunberen die de hoeken van de westelijke muur stutten, verwijzen naar een periode van rond het midden van de 16de eeuw of later.  Deze steunberen alsook de 2 tussenliggende in het zuiden zijn gescandeerd door een druiplijst op twee kwart hoogte en beëindigen zich door een talud.  Het portaal in rondboog van de 17de eeuw is omringd met hetzelfde lijstwerk als de triomfboog aan de binnenzijde.  Hij is gestut door 2 Dorische pijlers die het kroonwerk ondersteunen.







Bronnen.
Pierre Coquelle in Les clochers romans du Vexin Français et du Pincerais; Pontoise 1903, te lezen in gallica.bnf.fr.
Bernard Duhamel in Guide des églises du Vexin Français, Frémécourt; Editions du Valhermeil; Paris 1988.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: