Zoeken in deze blog

donderdag 14 juni 2018

Eglise Notre-Dame te Théméricourt

Eglise Notre-Dame 
te Théméricourt

Geschiedenis.

Volgens Vital Jean Gautier gaat de stichting van de parochie terug tot 832.  De kerk is geplaatst onder het patronaat van de Tenhemelopneming van de Heilige Maagd.  Tijdens het Ancien Régime hing Théméricourt af van de dekenij van Meulan, van de aartsdekenij van het Franse Vexin en het aartsbisdom van Rouen.  In 1205 schenkt de aartsbisschop van Rouen, Gautier de Coutances, de kerk aan de priorij van Saint-Lô te Rouen.  Zijn prior wordt aldus de begever van prebenden van het priesterschap.  Twee religieuzen werden naar Théméricourt gestuurd die er een kleine priorij stichtten en verzekerden de parochiale diensten.  Théméricourt is dus één van de vele gevallen met een priester-prior en is beter in percelen verdeeld dan het merendeel van de andere dorpen in hetzelfde geval waar er slechts één religieuze is. 
Geen enkel document verschaft inlichtingen over de geschiedenis van de kerk voor de Revolutie en de archeologische analyse moet de verschillende bouwcampagnes van de constructie identificeren.  Het oudste gedeelte is de basis van de klokkentoren die getuigt van de overgang van de Romaanse architectuur naar de Gotische en kan misschien gedateerd worden van de periode tussen 1150 en 1180.  Zoals de 4 bogen en de kapitelen het bewijzen, moest de kerk een kruisvormig plan volgen en de basis van de klokkentoren moest terzelfdertijd zich op de kruising van het transept bevinden.  De relatief platte steunberen aan het kooreinde en zijn gewelf met archaïsche ribben laten veronderstellen dat deze travee is gezet tijdens dezelfde campagne als de klokkentoren.  Het is niet zeker of de kruisbeuken van het transept reeds beëindigd waren.  Enkele elementen bewaard in de verheffing laten vermoeden dat de werkplaats gedurende een 50-tal jaren is onderbroken daar de sluitversieringen waarop de ribben terugvallen in de kruisbeuken niet voorafgaand zijn aan het begin van de 13de eeuw en de sterk uitstekende steunberen komen overeen met dezelfde periode.  Het is zeker dat de zijkapellen van het koor zijn toegevoegd op het moment van de overwelving met ribben van de kruisbeuken daar zij geen enkel element bewaren van de 12de eeuw.  De zuidelijke boogreeks van het koor valt in het westen terug op een kapiteel van het eerste kwart van de 13de eeuw in dezelfde stijl als de sluitversieringen van de kruisbeuken.  Het schip en zijn 2 zijbeuken zijn in dezelfde periode gereconstrueerd zonder overwelving met ribben.  In zijn huidig plan stelt de kerk zich samen, uitgezonderd voor de kapel ten noorden van het koor, die geen enkel restant van de 13de eeuw bewaart.
Het is waarschijnlijk tussen het einde van de 13de en de 15de eeuw dat de zijvensters van de kapellen zijn voorzien van een nieuwe opvulling die zich kenmerkt door de soberheid van het lijstwerkpatroon.  Pierre Coquelle heeft hieruit besloten dat deze vensters modern zijn maar heeft geen enkel document gevonden die dit bewijst.  Na de Honderdjarige Oorlog, op het einde van de 15de of begin 16de eeuw heeft de kerk enkele herstellingen ondergaan en de noordelijke zijkapel van het koor is herwerkt.  Zij dient als kapel voor de heren van Théméricourt.  Van de werken uit deze periode getuigen nog de uitgestrekte boog met flamboyante Gotische boogvulling aan het kooreinde van de kapel en de boog met een doorsnede tussen het koor en de kapel.  Op initiatief van de heer Achim d'Abos, tussen 1569 en zijn overlijden in 1607, is het schip overwelfd met ribben in de Renaissancestijl, dmv half ingewerkte kraagstenen in de pijlers bovenaan de kapitelen van de 13de eeuw.  De boog die de zuidelijke zijbeuk met de zuidelijke kruisbeuk in verbinding stelt, is op hetzelfde moment herdaan.  De klokkentoren is verhoogd met een tweede verdieping zonder een reële stijl.  Later, waarschijnlijk in de 19de eeuw, zijn de gewelven van de noordelijke kruisbeuk en de noordelijke zijkapel herdaan met vierkante ribben.  Deze werken verwijzen waarschijnlijk naar de grote constructiecampagne die de kerk in 1836 heeft ondergaan.  Onder deze campagne ontvangt de klokkentoren een nieuwe spits overdekt met leistenen.  Eveneens het gebinte van het schip is vernieuwd, een nieuwe venster is doorbroken in de westelijke muur van het schip, en de muren van de zijbeuken zijn volledig herbouwd met eenvoudige vensters in volle rondbogen.  Volgens de mondelinge overlevering zouden de zijbeuken ribgewelven gehad hebben voor deze reconstructie wat enkel kan bevestigd worden door de  bewaarde elementen in de verheffing.  Misschien hadden de zijbeuken en de kapellen hun zadeldaken bewaard hebben tot hun reconstructie waarvan nog de oude puntgevels van de noordelijke zijbeuk getuigen en waarbij er één is ingewerkt in de grote puntgevel van het kooreinde wat de bewoners verplicht een omweg te maken om de kerk te betreden.
De kerk werd als historisch monument geklasseerd op 07 mei 1929.  Vervolgens zijn de bogen van de klokkenverdieping opnieuw vrijgemaakt.  In 1954 maakt een inwoner, Fernand Tourret, de gewelfsleutels vrij van het schip van de lagen pleister die hun heraldieke emblemen sinds 1793 verborgen.  In 1964 wordt de kerk door een brand getroffen en 3 jaren verstrijken vooraleer de gemeente een kostenraming aanvraagt voor de herstelling ervan.  Deze beperken zich tot de hoogstnodige herstellingen zodat het regenwater in het gebouw insijpelt en het beschadigen.  In 2014 moet de noordwestelijke hoek van de klokkentoren ondersteund worden met spoed en de laatste grote boog van het schip alsook de boogreeks die de zijbeuk met de noordelijke kruisbeuk verbindt, moeten worden ondersteund.


Beschrijving.
Ongeveer  regelmatig georiënteerd, met een afwijking van 13° naar het zuiden, stelt de kerk zich samen met een schip van 4 traveeën met 2 eenvoudig geplafonneerde zijbeuken, met een basis van de klokkentoren of de kruising van het transept, met een koor van één enkele travee die zich beëindigd door een vlak kooreinde, met 2 kruisbeuken of zijkapellen van het koor die de oude kruisbeuken van het transept insluiten en elk 2 traveeën tellen.  Zij beëindigen zich eveneens door een vlak kooreinde.  De lengte is 24,50 m en de breedte is ongeveer 15 m.  Een sacristie bestaat ten zuiden van de tweede travee van de zuidelijke zijkapel.  Uitgezonderd de zijbeuken van het schip is gans de kerk overwelfd met ribben.  Men betreedt de kerk langs een zijportaal in de eerste travee van de noordelijke zijbeuk.  Het westelijke portaal van het schip geeft nu uit op een privédomein.  De zuidelijke zijbeuk beschikt eveneens over een westelijke portaal maar dit gedeelte van de kerk is gesloten voor het publiek om reden van de slechte staat van het plafond.  Het schip en de zijbeuken zijn in hun geheel overdekt door een dak met 2 hellingen, met een puntgevel in het westen.  Het koor en zijn 2 zijbeuken zijn eveneens voorzien van een gemeenschappelijk dak met 2 hellingen, en met een puntgevel in het oosten en 2 halve puntgevels bovenaan de daken van de zijbeuken van het schip.


De klokkentoren.
Deze telt 3 verdiepingen wat niet zichtbaar is aan de buitenzijde daar de eerste verdieping volledig is verborgen door de daken.  Deze is binnenin begrensd door een nauwe gootklos ondersteund door maskers waarvan een exemplaar zich vandaag ingewerkt bevindt in de gevel van de oude priorij.  Iedere zijde van de tweede verdieping is opengewerkt met hoge en nauwe paarsgewijze bogen die in rondboog zijn en zich openen onder een dubbele archivolt met daarboven een rij van spijkerkoppen.  Iedere rij van sluitstenen is van lijstwerk voorzien met een kleine voetring en valt terug op de dekstukken van 2 kapitelen met gebladerte die ondersteund zijn door colonnetten.  Op het tussendeel verdelen de 2 bovenste archivolten in dezelfde colonnet die grote van diameter is dan de andere.  Drie colonnetten met kapitelen bezetten elk van de hoeken.  Men bemerkt aldus een totaal van 30 colonnetten.  De basissen van de colonnetten aan de hoek nemen steun op de talud.  De gootklos is verminkt en ontdaan van iedere versiering.  Volgt nog een derde verdieping die minder verheven is dan de voorgaande en zonder reële stijl.








Bronnen.
Pierre Coquelle in Monographie de l'église de Théméricourt; Vienne 1929; te lezen in gallica.bnf.fr.
Bernard Duhamel in Guide des églises du Vexin Français, Théméricourt; Editions du Valhermeil; Paris 1988.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: