Zoeken in deze blog

woensdag 13 juni 2018

Eglise Notre-Dame-de-l’Assomption te Frémécourt (Val d'Oise 95)

Eglise Notre-Dame-de-l’Assomption 
te Frémécourt

Geschiedenis.

Het oudste gedeelte van de huidige kerk is de Romaanse klokkentoren.  Pierre Coquelle klasseert deze klokkentoren temidden deze van de 11de eeuw gebaseerd op de 4 vierkante pijlers waarop de klokkentoren steunt.  Bernard Duhamel baseert zich op dezelfde criteria om deze te dateren op het einde van de 11de eeuw zich beroepend op het feit dat de Romaanse architectuur voor deze periode nog bijna niet aanwezig is in de regio.  De klokkentoren verheft zich bovenop de zuidelijke kruisbeuk van het transept en niet bovenop de kruising van het transept, tegen de regel in di gangbaar is in de Vexin, de streek van Beauvais en de Valois.  Zeldzaam zijn de kerken die in hetzelfde geval verkeren zoals te Acy-en-Multien, Bourdonné, Cramoisy, Davron, Fontenay-en-Parisis, Juziers, Goussainville, Lierville, Limay, Nesles-la-Vallée, Tracy-le-Val.  Omdat de klokkentoren deel uitmaakt van het transept zou deze eveneens moeten dateren van deze periode maar geen enkel specifiek element is zichtbaar.  Het schip is eveneens Romaans wat door de afwezigheid van deze karaktertrekken niet zichtbaar is maar men weet dit met zekerheid door een klein rondboogvenstertje dat ontdekt werd in het metselwerk van de zuidelijke muur in de loop van de jaren 1980.  Met de Gotische periode is het transept herwerkt voor een eerste keer wat wordt vermoed door de boogreeksen in spitsboog rond de kruising van het transept en ten oosten van de zuidelijke kruisbeuk alsook door de gebroken boog aan de zuidelijke kruisbeuk.



In september 1697 bemerkt de groot vicaris van Pontoise, Vincent de Marais, de slechte staat van het gebouw en laat geen misvieringen meer doorgaan vooraleer deze gereconstrueerd wordt.  Deze reconstructie rond het jaar 1700 betreft het vervangen van het portaal aan de gevel van het schip waarbij het decor onafgewerkt blijft, het doorbreken van enkele vensters en waarschijnlijk de hernemingen in het vierkant van het transept en in het koor waar de dekstukken eenvoudige, vierkante tegels zijn.  Bernard Duhamel beweert dat de gewelfsleutels heel erg gerestaureerd zijn wat verbazing opwekt daar gans de kerk met een pleisterlaag bezet is en de details onder de lagen pleisterwerk zijn verdwenen. 
De kerk werd als historisch monument geklasseerd op 28 juni 1974.  Sedert deze datum heeft het binnenste gedeelte van de kerk nog geen restauratie ondergaan.
Het dorp van Frémécourt is voor de eerste maal vermeld in 1190 wanneer de plaatselijke heer zich Eudes de Frémécourt noemt.  Tijdens deze periode bestaat de Romaanse kerk van Frémécourt reeds sedert 2 generaties.  Zij is ten titel van Marie Hemelvaart.  De geschiedenis van de parochie moet nog geschreven worden en in afwezigheid van publicaties kunnen enkel de voornaamste gebeurtenissen vermeld worden.  Ten tijde van het Ancien Régime hing Frémécourt af van de aartsbisschop van Rouen, en het priesterschap is tot de benoemingsplicht van de aartsbisschop van Rouen.  Met de Franse Revolutie is het nieuwe diocees van Versailles gesticht om al de parochies te groeperen op het territorium van het departement Seine-et-Oise.  In het kader van de heroprichting van de departementen in het Île-de-France en de stichting van het departement Val-d'Oise, is het nieuwe diocees van Pontoise opgericht in 1966.

Beschrijving.

Regelmatig georiënteerd beantwoordt de kerk aan een eenvoudig, symmetrisch plan.  Deze stelt zich samen met een niet overwelfd éénbeukig schip, met een transept waarbij de zuidelijke kruisbeuk dient als basis voor de klokkentoren, en met een koor van 2 traveeën met vlak kooreinde aanpalend met 2 zijbeuken of zijkapellen van dezelfde lengte.  Een kleine sacristie flankeert de zuidelijke kruisbeuk.  Het vierkant van het transept, het koor en zijn zijbeuken zijn overwelfd met ribben, de kruisbeuken zijn eenvoudig geplafonneerd.  Men betreedt de kerk langs het westelijke portaal.  Een kleine ingang die nu niet meer dienst doet, bestaat eveneens ten westen van de noordelijke kruisbeuk.  De structuur van de daken weerspiegelt niet het plan daar het koor en het transept in hun geheel overwelfd zijn door het achterste dak waarbij de klokkentoren die getooid is met een achthoekige spits, oprijst.  Het schip bezit een onafhankelijk dak met 2 hellingen en met een puntgevel die de westelijke gevel domineert.


Buitenzijde.
De buitenzijde van de kerk biedt weinig interesse.  In tegenstelling tot de grote meerderheid van de Romaanse klokkentorens in de Vexin, de streek van Beauvais en de Valois die rijkelijk versierd zijn, is de klokkentoren van Frémécourt beperkt tot een eenvoudige weergave.  Een schuin afgewerkte band die sterk uitsteekt, loopt rond de ganse toren op de overgang van de tussenliggende verdieping en de klokkenverdieping.  De klokkenverdieping is doorbroken met 2 rondbogen of in een gebroken boog op iedere zijde.  De archivolten zijn van lijstwerk voorzien met een voetring en een hollijst en de gebruikelijke colonnetten met kapitelen ontbreken.  Er is geen enkele andere vorm van versiering.  Boven de klokkenverdieping veroorzaakt de overgang naar een achthoekig plan naar 4 schuin aflopende vakken een archeologische merkwaardigheid.




De samenstelling getuigt van een tweede klokkenverdieping van het achthoekige plan waarvan men vermoedt dat dit nooit uitgevoerd geweest is.  Enkele voorbeelden van achthoekige Romaanse klokkentorens in de streek zijn Brueil-en-Vexin, Foulangues, Jambville, Rieux, met één enkele verdieping, te Bouconvillers, Cambronne-lès-Clermont, Cauvigny, Condécourt, Lierville, Tracy-le-Val, met twee verdiepingen, te Acy-en-Multien met 3 verdiepingen.  De bovenste verdieping van de klokkentoren te Poissy is eveneens achthoekig.  Pierre Coquelle telt de klokkentoren van Frémécourt temidden van de onvolledige Romaanse klokkentorens met een spits in leisteen.  Hij vermeldt nog 9 andere voorbeelden maar geen enkele betreft een achthoekige klokkentoren.
De westelijke gevel heeft zijn huidige vorm verkregen rond 1700.  Deze gaat door als onvolledig.  Dit is niet geheel zeker daar het hier ook zou kunnen gaan om een zwakke esthetische wens.  Alhoewel het schip niet voorzien was om overwelfd te worden zijn de 2 hoeken van de gevel geflankeerd met 2 zware rechthoekige steunberen.  Zij zijn breed en uitstekend en vallen per keer terug langs een schuinte gecorrigeerd door lijstwerk met een plint, en een tweede keer door een waterlijst op het niveau van de imposten van het portaal, alvorens zich te beëindigen door een talud die een waterlijst vormt.  De puntgevel is onversierd.  De hoogste gedeelte van de gevel is opengewerkt door een rondboogvenster zonder uitsprong en versiering.  De ingang in rondboog is omringd met een brede hollijst begrensd met fijne prismavormig lijstwerk.  Zij is begrensd met 2 half ingewerkte zuilen die voorzien zijn van kapitelen met ruwe cilindrische kapiteellichamen en enkel voorzien enkele eenvoudige delen lijstwerk.  De vierkante dekstukken steunen een vaag zichtbaar kroonwerk dat 3 steenblokken inhoudt.  De afwezigheid van lijstwerk op het kroonwerk zou het voornaamste kenmerk zijn van de onvolledigheid.  De gootklos met lijstwerk zet zich verder op de muren links en rechts van het portaal en gaat tot en met de steunberen.


Bronnen.
Pierre Coquelle in Les clochers romans du Vexin Français et du Pincerais; Pontoise 1903, te lezen in gallica.bnf.fr.
Bernard Duhamel in Guide des églises du Vexin Français, Frémécourt; Editions du Valhermeil; Paris 1988.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: