Zoeken in deze blog

zaterdag 16 juni 2018

Eglise Saint-Pierre et Saint-Paul te Labruyère (Oise 60)

Eglise Saint-Pierre et Saint-Paul 
te Labruyère

Geschiedenis.
Tijdens het Ancien Regime hing Labruyère af van de dekenij van Pont-Sainte-Maxence, de aartsdekenij van Breteuil en het diocees van Beauvais.  De begever van de prebenden voor de priester is het kapittel van Saint-Pierre van Beauvais.  Tijdens de 12de eeuw was Labruyere enkel een gehucht van Catenoy.  Het is mogelijk dat de huidige kerk waarvan het koor met gebroken tongewelf en de klokkentoren teruggaan tot het 2de kwart van de 12de eeuw, nog overeenkomt met de oorspronkelijke parochiekerk.  De zuidelijke kruisbeuk is iets jonger en weerspiegelt de periode van het laatromaans of de 1ste Gotiek.  De noordelijke kruisbeuk is niet op hetzelfde moment opgetrokken daar deze lichtjes verschilt.  Zijn gewelf werd met de flamboyante Gotische periode, op het einde van de 15de eeuw of begin 16de eeuw aangebracht.  Volgens Eugène Wolliez zouden de oostelijke muur en de kleine nis van het altaar Romaans zijn.  Het kooreinde bezit nog een venster van dezelfde periode.  Zijn opvulling is nadien herdaan in de  smaak van de renaissance.
De kruisbeuken zijn voorzien van afdaken en een zadeldak voor de klokkentoren.  De zuidelijke kruisbeuk is opgehoogd en uitgerust van een ruimte waarschijnlijk voorbestemd voor de klokkenluider.  Men betreedt deze via een cilindrische traptoren aan de zuidwestelijke hoek van de kruisbeuk.  De rest van de kerk zoals het schip met 3 traveeën en zijn zijbeuken zijn neoromaans en van het 2de deel van de 19de eeuw.  Dankzij Louis Graves weet men dat het oorspronkelijke schip eveneens  basicaal was maar niet overwelfd en voorzien van een gelambriseerd plafond.  Zijn grote boogreeksen rustten op massieve Romaanse zuilen.  Aan de middelste travee hielden de kapitelen bijzonder vreemde monsters in.  Het westelijke portaal dateert van de 16de eeuw waarin men een Romaans venster aantreft bovenaan het portaal en de rijen zaagtanding benadrukken de 3 zijden van de puntgevel.




Beschrijving.
Regelmatig georiënteerd beantwoordt de kerk aan een kruisvormig plan en stelt zich samen met een schip van 3 traveeën met 2 zijbeuken; met een koor van 2 traveeën waarbij de 1ste dient als basis van de klokkentoren en dienst doet als kruising van het transept; met 2 kruisbeuken naar het oosten verlengd met altaarnissen; en met een sacristie in de hoek tussen de noordelijke kruisbeuk en de 2de koortravee.  De zuidwestelijke hoek van de zuidelijke kruisbeuk is geflankeerd met een traptorentje.  De zuidelijke kruisbeuk bezit een ruimte op zijn verdieping.  Het schip is het enige gedeelte van de kerk dat 2 niveaus bezit waarvan de verdieping met de grote boogreeksen en een verdieping met blinde muren bovenaan de boogreeksen.  Het koor en de nis van het altaar van de noordelijke kruisbeuk zijn overwelfd met een gebroken tongewelf.  Het schip, de zijbeuken en de kruisbeuken zijn overwelfd met ribben.  Het westelijke portaal van het schip vormt de enige toegang tot de kerk.  Het schip en de 2de koortravee bezitten daken met 2 hellingen met puntgevels aan de gevel en het kooreinde.  De zijbeuken zijn voorzien van afdaken die hun steunen tegen de hoge muren van het schip.  De kruisbeuken zijn eveneens voorzien van afdaken, echter met een verschillende helling tussen beide kruisbeuken.  Deze leunen aan tegen de 1ste verdieping van de klokkentoren die zij volledig verbergen.


(foto Dominique Vermand)

Buitenzijde.
Hier resten enkel de klokkentoren en de 2de koortravee, uitgezonderd de puntgevel en het venster, nog als origineel Romaans.  De andere gedeelten zijn zonder interesse maar de noordelijke kruisbeuk is gedeeltelijk gespaard gebleven door de restaurateurs van de 19de eeuw, en stelt een metselverband voor in regelmatige maatstenen.  Zijn 2 rechthoekige steunberen per hoek, vallen terug dmv van een schuinte en beëindigen zich dmv van een talud die een waterlijst vormt.  Aan de buitenzijde bemerkt met geen vorm voor de altaarnis.  De zuidelijke zijbeuk is het resultaat van verschillende hernemingen.  De originele steunberen zijn verdwenen in 1840.  De constructie van de traptoren en de verdieping voor de klokkenluider hebben het geheel een onnatuurlijke vorm gegeven.  Nochtans verdienen deze enige aandacht daar deze de 1ste verdieping van de klokkentoren verborgen hebben uitgezonderd in het oosten waar nog een ontlastingsboog zichtbaar is.




Elk van de zijden van de klokkentoren zijn opengewerkt met 2 paarsgewijze rondbogen waarvan iedere rondboog is verdeeld in 2 nauwe rondbogen met een centrale colonnet en een opengewerkt timpaan. Zoals te Saint-Vaast-de-Longmont is het middelste gedeelte een zware zuil met kapiteel dat gedeeld wordt door de archivolten met 2 bogen en een kleine boogreeks terwijl de paren met fijne colonnetten links en rechts zijn opgesteld.  Hierdoor staat de middelste colonnet niet in de as van de binnenzijde en is het timpaan asymmetrisch.  De zware zuilen zien we eveneens bij de klokkentoren van Nogent-sur-Oise maar hier zijn de bogen zonder onderverdeling.  De archivolten van de bogen zijn van lijstwerk voorzien met 2 aan elkaar gestelde voetringen met daarboven een gemoluurde band, of met een band van uitgeholde violetbloemen.  Zij vormen één van de motieven in de versiering die het meest verspreid is in de regio van de 12de eeuw zoals bij het koor van Bailleval, op het zuidelijke portaal van Bury, bovenaan de noordelijke vensters van Cambronne-lès-Clermont, enz...Deze archivolten vallen terug op een tablet die rond de toren loopt op het niveau van de dekstukken van de zuilen en colonnetten.  Het profiel van deze tablet en deze dekstukken stelt zich van hoog naar laag samen met een platte lijst; met een staaf verbonden met een hollijst; en met een andere platte lijst.  De kapitelen zijn gebeeldhouwd met vlak gebladerte die doen denken aan eierlijsten op de zware kapitelen alsook eenvoudige hogels en met meer ingewikkeldere samenstellingen. Dit alles met hoofden aan de hoeken en verschillende vegetarische elementen.






Op het niveau van de kapitelen loopt een fries van wijnbladeren in bas-reliëf op de muren onderaan de gemoluurde tablet.  Op sommige plaatsen worden deze afgelost door eenvoudig gebladerte.  De colonnetten aan de uiteinden zijn gedraaid en meer in het bijzonder in de vorm van gebroken staven.  De andere colonnetten zijn monoliet.  De middelste zuilen hebben 8-hoekige cilinders zoals eveneens op sommige bogen bij de klokkentoren van Saint-Vaast-de-Longmont.  De verdieping van de klokkentoren bezit geen steunberen alsook geen colonnetten aan de hoeken.  De klokkenverdieping is onderaan begrensd met een rij van gebroken staven zoals te Bonneuil-en-Valois.  Dit van oorsprong Normandisch motief is hier zeldzaam horizontaal gebruikt.  Een gootklos van het type 'beauvaisine' beëindigt hier de verdieping met een verscheidenheid aan modillons die hier de gootklos ondersteunen met motieven zoals menselijke gezichten, monsters, lelies, kleine damversiering, kapiteel met hoekknoppen, en met een opeenvolging van kleine groeven.






Naar het voorbeeld van de zuidelijke kruisbeuk is de 2de koortravee gedeeltelijk samengesteld met maatstenen en onregelmatige breukstenen in een mortellaag geplaatst vooral aan het kooreinde en bovenaan de gootmuren.  De puntgevel is herdaan geweest en ruw bepleisterd.  De 2 hoeken zijn geflankeerd met 2 platte, rechthoekige steunberen.  Als bijzonderheid treft treft men hier een gootklos aan bovenaan de gootmuren maar eveneens aan het kooreinde.  In het zuiden is zij gevormd door een schuin afgewerkte tablet overdekt met 4 rijen van zaagtanding die op 5 mascarons rust en die op onregelmatige afstand van elkaar staan.  Een dwars opgestelde ossenkopversiering vormt de hoek met de gootklos van het kooreinde.  Hier is de schuin afgewerkte tablet gebeeldhouwd met 4 rijen van gevlochten reeksen maar de blokjes zijn eveneens versierd met zaagtanding bovenaan de modillons.  In deze vorm zijn de verschillende motieven zeldzaam.  De gootklos van het kooreinde rust op een stierenkop, een spottend personage, 5 ballen en een koppel van 2 personages.  Zij wordt onderbroken door het grote venster met een opvulling in neorenaissance.  Links en rechts bestaan nog delen van een gebeeldhouwde tablet met 3 rijen zaagtanding die deel uitmaakten van het oorspronkelijke venster.  In het zuiden is de van oorsprong Romaanse boog bovenaan versiert met een dubbele schuin afgewerkte band die zich zijdelings verlengd op het niveau van de imposten.













Bronnen.
-  Lucien Charton, Liancourt et sa région 1988.
- Louis Graves in Prècis statistique sur le canton de Liancourt; Clermont 1837 te lezen in http://books.google.fr.
- Eugène Woulliez in Archéologie des Monuments religieux de l'ancien Beauvaisis pendant la métamorphose romane; Editions Derache; Paris 1849 te lezen in http://books.google.fr.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: