Église Saint-Aquilin
te Fontenay-en-Parisis
Geschiedenis.
De oudste vermelding over Fontenay-en-Parisis betreft een verdeling van bezittingen van de abdij Saint-Denis in 832 en bevestigd in 862. De eerste, concrete vermelding van een kerk te Fontenay gaat pas terug tot begin 12de eeuw. Het betreft een charter die een schenking bevestigd door de bisschop van Parijs aan de priorij Saint-Martin-des-Champs van Parijs. Alhoewel deze schenking bevestigd werd door 3 pauselijke bulls van 1119, 1142 en 1147 wordt er nergens melding gemaakt over de naam van de patroonheilige. Een ramp in 1451 over de kerk bevestigt dat zij onder het dubbele patronaat is geplaatst van Saint-Vincent, de patroonheilige van de wijnboeren, en Saint-Aquilin, een weinig verspreide naam als patroonheilige. De 1ste patroonheilige van de kerk zou Saint-Vincent geweest zijn en Saint-Aquilin werd eraan toegevoegd tussen 909 e, 926 toen de relieken aan de kerk werden geschonken. De priorij van Saint-Martin-des-Champs had deze ontvangen van de priorij van Gigny. In de 18de eeuw werden deze bewaard in een reliekhouder van de Renaissance, onder de vorm van een engel in verguld zilver die een kleine, ronde figuur vasthoudt, wat zou gaan om een oogappel van de bisschop van Evreux. Men vermoedt dat de overdracht van de relieken heeft plaats gevonden op een 4de februari, wat de feestdag van de heilige werd. De heilige Lodewijk heeft eveneens een fragment van het Ware Kruis geschonken. Dit werd in een gouden kruis ingebracht dat tijdens de Franse Revolutie verdween. Abt Lebeuf had vermeld dat het Ware Kruis direct vanuit Jeruzalem in het begin van de 13de eeuw was aangekomen en dat het gedurende een ganse tijd te Fontenay had gebleven voor zijn overbrenging naar Saint-Cloud en vervolgens naar de kathedraal Notre-Dame te Parijs, wat de schenking van het reliek enkele jaren later verklaart. Deze werd op 14 december uitgestald, dag van de Kruisverheffing en trok heel wat gelovigen aan. Relieken met een zo grote bekendheid bevorderden de offerandes wat de omvang van de kerk verklaart, in het centrum van een bescheiden plattelandsdorp.
Bij afwezigheid van archiefstukken die de constructie van de kerk vermelden, moet men zich beroepen op de archeologische analyse om de geschiedenis van het gebouw te reconstrueren. De oudste restanten van de huidige kerk dateren van het einde van de 11de eeuw. Het gaat om het onderste gedeelte van de gootmuren van de zuidelijke zijbeuk die nauwe rondbogen inhoudt. De basis van de klokkentoren en zijn 1ste verdieping zijn recenter en zouden dateren van het 2de kwart van de 12de eeuw. Dit Romaanse gebouw was van kleine afmetingen en vertegenwoordigt nog enkel de huidige zijbeuk, buiten de1ste travee die begint met een schuine muur.
In het 3de kwart van de 12de eeuw is deze kerk volledig vervangen door een nieuw gebouw, in dit geval het huidige schip en zijn 2 zijbeuken. Deze zijn nooit overwelfd geweest. Het is onmogelijk na te gaan hoe het koor van deze kerk zich voorstelde. De werken voor de bouw van het huidige koor zijn reeds begin 13de eeuw aangevat. Men begon langs de 4 traveeën van de noordelijke zijbeuk en werden pas beëindigd in de 2de helft van deze eeuw. De klokkentoren ontving een 2de verdieping. Reeds bij het begin van de 13de eeuw bevindt de kerk zich nagenoeg in haar huidige staat. Op 28 juli 1451 is zij heel laat ingewijd door de bisschop van Parijs, Guillaume Chartier, zoals een inscriptie op een zuil het nog aantoont.
Men vermoedt dat het kooreinde van de kerk vernield is door één van de huurlingenbendes die de streek teisterden na de Slag van Saint-Denis in 1567. De kooromgang is gedeeltelijk gereconstrueerd en zijn buitenste muren zijn gedeeltelijk herbouwd. De wapenschilden op de gewelfsleutels duiden de identiteit aan van de opdrachtgevers van deze werken. Het zou hier moeten gaan om een heer van Fontenay, Tristan de Val of eerder François de Val waarvan het hart in het koor begraven werd. De daken van het koor en de zijbeuken werden herdaan. In de 16de eeuw zijn de muren van de zijbeuken verhoogd, en zijbeuken en schip zijn in hun geheel overdekt door een nieuwe structuur in de vorm van een omgekeerde romp wat het dichtstoppen van de hoge bogen van het schip tot gevolg had. Uiteindelijk kenmerkt de toevoeging van een doopkapel ten noorden van de 1ste travee van de noordelijke zijbeuk, in 1583, de laatste uitbreiding van de kerk.
De grafzerk van Germain Pluyette die er priester was vanaf 1618, vermeldt dat de familie Pluyette gedurende 2 eeuwen, priesters heeft gehad te Fontenay. Temidden van hen bevinden zich talrijke leermeesters en dokters in de theologie en Germain Pluyette is de voornaamste van de faculteit theologie van Parijs. Zijn opvolger als priester is Gilles Pluyette, in 1664 gestorven. Einde 18de eeuw zijn het merendeel van de bogen van de zijbeuken herdaan. Enkel 2 Romaanse bogen zijn bewaard aan de zuidelijke zijbeuk. Een sacristie werd voor het kooreinde geplaatst. In 1778 werd de vloer met 50 tot 60 cm verhoogd. Het daaropvolgende jaar werden 18 stallen ontvangen van de abdij Saint-Victor van Parijs waarvan er nog 15 resten. In 1838 liet de priester de kerk bepleisteren, de zuilen met strepen en bloempjes, en gebundelde colonnetten in vals marmer beschilderen.
Op 12 juli 1886 werd de kerk als historisch monument ingeschreven. In 1906 werd de klokkentoren op een sobere manier gerestaureerd door Gabriel Ruprich-Robert die de 4 piramidetorentjes aan de hoeken liet weghalen. De buitenzijde onderging een algemene restauratie in 2013 beëindigd terwijl de binnenzijde sedert het midden van de 19de eeuw onveranderd bleef.
Beschrijving.
De kerk Saint-Aquilin bezit buitengewone afmetingen voor een klein plattelandsdorp en met een lengte van 42 m en een breedte van 17 m wordt zij enkel in de streek overtroffen door de kerk Saint-Pierre-et-Saint-Paul te Gonesse. De kathedraal van Pontoise is ter vergelijking slechts 10 m langer maar 2 keer breder.
Iets onregelmatig georiënteerd wordt het gebouw samengesteld met een schip van 5 traveeën en zijbeuken; met een doopkapel voor de 1ste travee van de noordelijke zijbeuk; met een koor van 5 traveeën waarbij de laatste overeenkomt met de apsis; met 2 zijbeuken van het koor; met een kooromgang zonder straalkapellen; met een klokkentoren die zich verheft boven de 1ste en gedeeltelijk boven de 2de travee van de zuidelijke zijbeuk van het koor; en met een grote sacristie voor het kooreinde. Er is geen transept. Enkel het koor, de zijbeuken en de kooromgang zijn overwelfd met ribgewelven. Het onderscheidt tussen schip en koor is totaal met een verschil in hoogte van de daken, de hoge vensters en de luchtbogen aan de koorzijde maar niet aan de zijde van het schip.
Klokkentoren.
Het Romaanse karakter van de basis van de klokkentoren en zijn 1ste verdieping blijft goed zichtbaar. Men bemerkt er heel platte steunberen die niet allemaal hetzelfde zijn. Deze in het oosten houden een heel schuin aflopende talud in voor het einde van de 1ste verdieping maar zetten zich vandaar nog verder. De zuidelijke rondboog van de 1ste verdieping bezit een dubbele, torische band die op de kapitelen van de colonnetten rust. Een rij van zaagtanding kenmerkt de overgang naar de 2de verdieping welke in Gotische stijl, begin 13de eeuw, is toegevoegd.
Bronnen.
- Gaston Brière in L'église de Fontenay-en-Parisis; Bulletin monumental; Paris 1951.
- Charles Huet in Fontenay-en-Parisis - Saint-Aquilin; Eglises du Val-d'Oise : Pays de France, vallée de Montmorency, Gonesse 2008.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten