Eglise Saint-André
te Moussy
Geschiedenis.
De stichtingsdatum van de parochie is niet gekend. De kerk is toegewijd aan Saint-André zoals de kerk van Boissy-l'Aillerie, en een oude kerk te Pontoise. Tijdens het Ancien Régime hing Moussy af van de dekenij van Magny-en-Vexin, van de aartsdekenij van het Franse Vexin met zetel te Pontoise en van het bisdom van Rouen. Ten minste vanaf 1149 is de begever van prebenden van de priester, de abdij Saint-Martin te Pontoise. Dit recht is naar het schijnt ook opgeëist door de abdij Saint-Père te Chartres die volgens het prebendenregister van Rouen in 1648, de priester vertegenwoordigt. Maar in de prebendenregisters van 1704 en 1738 figureert opnieuw de abdij Saint-Martin.
Volgens de kenmerken van de architectuur, en in het bijzonder het kleine aantal kapitelen die men eveneens terugvindt in de kerken van Arthies en Cormeilles-en-Vexin, van het laatste kwart van de 11de eeuw, kan men de oprichting van de apsis en de kruising van het transept in deze periode situeren. Overeenkomstig de traditie in de Vexin en de streek van Beauvais kan men het bestaan veronderstellen van een centrale klokkentoren bovenaan deze kruising. De 2 Romaanse kapitelen die bewaard bleven in de kerk kunnen deze bijna niet anders toebehoord hebben tot dit gedeelte van de kerk. Het ene is gebeeldhouwd met scheuten die knoppen vormen aan de hoeken van het kapiteellichaam en het andere met acanthusgebladerte. De 2 kruisbeuken en hun absidiolen konden recenter van datum zijn te oordelen naar hun vensters met dubbele insprong. Het venster aan de noordelijke kruisbeuk is herdaan geweest tijdens de flamboyante periode en deze van de zuidelijke kruisbeuk is van rond het midden of van de tweede helft van de 16de eeuw.
(foto Wikipedia)
Op 13 oktober 1557 schenkt Antoine Barjot, heer van Moussy, de som van 920 ponden die moeten dienen voor de gebouwen van de kerk. Het moet hier gaan om één van de overeenkomsten om de werken aan de klokkentoren te betalen. Het portaal lijkt op dit van Berville, van 1552, en de toren kent zijn tegenhanger te Nucourt terwijl de overkapping Guiry-en-Vexin herinnert.
Foto's genomen door Félix Martin-Sabon, op het einde van de 19de eeuw, tonen de klokkentoren in een slechte staat. De stenen van de ondermuur zijn sterk vergaan en het merendeel van de gebeeldhouwde blokken van het portaal zijn afgesleten. Het bas-reliëf van het fronton was naar het schijnt tijdens de Franse Revolutie sterk beschadigd. De 2 zijbogen van het gelijkvloers zijn dichtgemetseld en tegels in plaaster hebben de plaats ingenomen van de ontbrekende venstergedeelten onderaan de westelijke boog. De bogen van de klokkentoren zijn dichtgestopt tot op middenhoogte. De binnenzijde van de basis van de klokkentoren is overwelfd met ribben en op het schip geopend dat zich naar het oosten verlengd. Het schip was voorzien van een houten plafond met zichtbare balken. Het is een éénbeukige kerk, dus zonder zijbeuken, met één enkele doorgang "berrichon", verbindend het schip met de zuidelijke kruisbeuk. Naar een herinneringsplaat werd de kerk in 1933 gerestaureerd dankzij de gulheid van Paul Lavigne, eigenaar van het slot te Moussy.
(foto Wikipedia)
In 1944 is de kerk gedeeltelijk vernield door de geallieerde bombardementen die de Duitse V1 installaties viseerden, ondergebracht in de ondergrondse steengroeven van Nucourt. De nabij gelegen kerk van Banthelu werd eveneens getroffen. Foto's genomen van enkele jaren na de oorlog tonen dat het transept en de apsis gespaard zijn gebleven. De triomfboog is afgesloten door een muur. Het schip is volledig verdwenen. Van de klokkentoren rest nog enkel de basis van de traptoren, de noordelijke muur van het gelijkvloers en een gedeelte van het portaal. In de loop van de jaren 1950 besliste de gemeente om de kerk te herstellen. De werken werden geleid door Lebigne, hoofdarchitect bij de dienst historische Monumenten en nemen verschillende jaren in beslag. Lebigne raakt niet aan de restanten van de klokkentoren. Hij restaureert de oostelijke gedeelten en laat de muren aan de binnenzijde volledig afkappen. Dit heeft het verdwijnen van de oorspronkelijke architecturale polychromie tot gevolg die men nog goed kan zien te Cormeilles-en-Vexin. De architect ontwerpt een nieuw schip dat hij uitrust met een noordelijke zijbeuk die de sacristie en een doorgang naar de kruisbeuk, inhouden. Het schip is niet korter maar overeenkomstig de Romaanse constructie. De 2 rondboogvensters laten het licht langs het zuiden binnenvallen en zijn van een overvloedigere afmeting dan van de constructieperiode van het oude schip, begin 12de eeuw.
Beschrijving.
Regelmatig georiënteerd met een lichte afbuiging van de as naar het zuidoosten, stelt de kerk zich samen uit een schip met een duidelijk zichtbare overdekking, met een transept waarbij de kruisbeuken zijn voorzien van rechthoekige absidiolen en met een halfrond koor. Het westelijk portaal is voorafgegaan door de overblijfselen van de oude klokkentoren en beschermd door een afdak, gelijklopend met de gevel. Rechts bemerkt men, als men het schip betreedt, het restant van de trapkoker van de klokkentoren in Renaissancestijl.
Binnentredend links, opent een rondboog zich op de kapel van de doopfont die heel sober is ingericht en niet voorzien is van enig venster. Deze kapel maakt deel uit van de noordelijke zijbeuk die voor een groot deel bezet is door de sacristie. Men betreedt deze langs een vierkante travee, rekening houdend met een doorloop, via een ingang langs de buitenzijde die direct in verbinding staat met het schip en de noordelijke kruisbeuk. Een doorgang van het type "berrichon", verbindt het schip direct met de zuidelijke kruisbeuk. Deze is verbonden met een tweede doorloop en aan de westelijke zijde een deur inhoudt, uitgevend op de buitenzijde. De klokkentoren werd begin jaren '60 gebouwd en verheft zich bovenaan de kruising van het transept, en is overwelfd met kruisribben. De kruisbeuken en de absidiolen bezitten een tongewelf, de apsis een halfkoepel.
Buitenzijde.
De oostelijke delen zijn voor het merendeel gebouwd in breuksteen, gezet in een mortellaag. De omtrek van de steunberen, vensters en de hoekverbindingen van de absidiolen zijn in maatstenen. Alle interesse van de oostelijke delen huist in het naast elkaar zetten van de verschillende volumes en het op de voorgrond plaatsen van sommige architecturale delen van het begin van de Romaanse architectuur in de regio. De kruising van het transept die de kleine klokkentoren ondersteunt, domineert het geheel. Deze bezit een puntgevel aan de oostelijke zijde. Alhoewel zijn graatgewelf en halfkoepel dezelfde hoogte bereiken in de apsis, zijn de gootmuren van het vierkant van het transept een kwart hoger dan de muren van de apsis wat waarschijnlijk een restant is van de tussenverdieping van de oude, centrale klokkentoren. De gootmuren van de kruisbeuken waarbij de daken loodrecht gezet zijn op de as van het gebouw, zijn minder hoog dan deze van de kruising van het transept maar hoger dan de apsis. Er bevinden zich eveneens puntgevels aan de noordelijke en de zuidelijke transeptarmen. Lager dan de andere gedeelten van de kerk, zijn de absidiolen. De top van hun daken bereiken ongeveer het niveau van de gootklos van de apsis. De hoeken van de kruisbeuken zijn gestut door 2 platte, rechthoekige steunberen die zich opwerken door een schuinte en in breedte verminderen voor hun korte talud aan de top.
De apsis is voorzien van 2 platte steunberen die terugvallen langs een korte talud en bovenaan tegen de gootklos steunen. Deze is samengesteld met segmenten in korfboog en rusten op 12 modillons gebeeldhouwd met fabeldieren, geometrische motieven in bas-reliëf. Sommige modillons zijn beschadigd of verweerd. Volgens Roland Vasseur zouden deze modillons hergebruikt zijn wat er zou op wijzen dat de gootklos voor de restauratie niet bestond. Men bemerkt eveneens dat de Romaanse vensters nauw zijn en hun monoliete lintelen zijn zonder sluitstenen. De vensters in de apsis zijn zonder uitsprong naar buiten zoals men eveneens bemerkt te Brignacourt. De andere Romaanse vensters zijn ruimer gemaakt.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten