Zoeken in deze blog

zaterdag 16 juni 2018

Église Saint-Martin te Bonneuil-en-Valois (Oise 60)

Église Saint-Martin 
te Bonneuil-en-Valois

Geschiedenis.

De kerk is geplaatst onder het patronaat van Sint-Maarten van Tours.  In 1052 of 1053 vertrouwt Heddon, bisschop van Soissons van 1052 tot 1064, de kerk van Bonneuil-en-Valois toe aan Raoul III de Vexin, graaf van Valois, misschien in de hoop dat deze ze reconstrueren.  Maar Raoul III behoudt deze kerk niet voor lange tijd.  Door een charter van 1053 schenkt hij deze aan de priorij Saint-Arnoul van Crépy-en-Valois die aldus de begever van de prebenden voor het priesterambt wordt.  Tijdens het Ancien Régime hangt de priorij af van de dekenij van Coyolles, van de aartsdekenij van La Rivière en het diocees van Soissons.  De Franse Revolutie brengt de aanhechting van alle parochies van het departement van de Oise aan het diocees van Beauvais met zich mee die met het Concordaat van 1801 afgeschaft wordt en vervolgens in 1822 opnieuw in ere hersteld.
Niets resteert nog van de kerk die bestond in het midden van de 11de eeuw.  Zij is rond 1120 volledig gereconstrueerd in de Romaanse stijl.  Deze kerk bezit een basicaal schip dat niet overwelfd is en 5 traveeën bezit.  De gevel en de grote boogreeksen in het noorden zijn vandaag de laatste restanten met eveneens een zijdelingse klokkentoren ten noorden van het koor.  Van het koor in deze periode weet men niets meer af.  In de loop van het laatste kwart van de 12de eeuw is deze vervangen door een nieuw, in de eerste Gotische stijl dat zich samenstelt met 3 traveeën waaronder een rechthoekige apsis met vlak kooreinde en waarbij de 2de travee naast een kleine, vierkante kapel aan de noordelijke zijde, naast de basis van de klokkentoren.  Rond 1200 is een andere vierkante maar grotere aangebouwd ten zuiden van de 2, eerste koortraveeën.  Zij vertoont zich aan de buitenzijde als een zuidelijke kruisbeuk van het transept.  In de loop van de 16de eeuw ondergaat de kerk belangrijke wijzigingen met een asymmetrisch schip en waarbij de 2, eerste koortraveeën van het koor in één enkele travee wordt omgezet.
De eerste wijzigingen, na 1530, verklaren zich door de slechte staat van het gebouw naar aanleiding van de Honderdjarige Oorlog en verwijzen naar gedeeltelijke vernielingen.  Zij betreffen de totale reconstructie van de beide zijbeuken van het schip; de 2 laatste boogreeksen ten noorden van het schip die door 1 enkele boog van grote omvang is vervangen; en de 2 eerste koortraveeën waarvan de gewelven en de steunen zijn afgebroken en plaats gelaten hebben voor de basissen ten noorden van de tussenliggende gordelboog.  De basissen zijn u de enige getuigen van de oude staat van het koor.  De 2 gewelven zijn vervangen door een laat flamboyant gewelf begrensd door 2 eveneens flamboyante gordelbogen ten westen en ten oosten.  De steunen van de gordels zijn slecht aangebracht en moesten enkele jaren later vervangen worden.  De herneming luidt de 2 herwerkingscampagnes in die in de Renaissancestijl wordt uitgevoerd.  Het bestaan van 2 te onderscheiden campagnes is bewezen door de onsamenhangendheid tussen de gordelbogen en hun steunen, en door het verschillend profiel van de zuidelijke gordelboog naar de zuidelijke kruisbeuk toe die eveneens herdaan is.  Men stelt zich niet tevreden om de gebreken op te lappen maar men richt nieuwe, grotere gordelbogen op ten zuiden van het schip en voorziet een ribgewelf.  Ondanks deze slecht bedachte tussenkomsten blijft de kerk van grote interesse.  Op 20 januari 1913 is de kerk als historisch monument geklasseerd.  De integrale restauratie is sedert 2014 van start gegaan.  Einde 2016 zijn de daken en de buitenste verheffingen reeds voltooid met uitzondering van de zuidelijke zijbeuk.



Beschrijving.
De kerk is geplaatst onder het patronaat van Sint-Maarten van Tours.  In 1052 of 1053 vertrouwt Heddon, bisschop van Soissons van 1052 tot 1064, de kerk van Bonneuil-en-Valois toe aan Raoul III de Vexin, graaf van Valois, misschien in de hoop dat deze ze reconstrueren.  Maar Raoul III behoudt deze kerk niet voor lange tijd.  Door een charter van 1053 schenkt hij deze aan de priorij Saint-Arnoul van Crépy-en-Valois die aldus de begever van de prebenden voor het priesterambt wordt.  Tijdens het Ancien Régime hangt de priorij af van de dekenij van Coyolles, van de aartsdekenij van La Rivière en het diocees van Soissons.  De Franse Revolutie brengt de aanhechting van alle parochies van het departement van de Oise aan het diocees van Beauvais met zich mee die met het Concordaat van 1801 afgeschaft wordt en vervolgens in 1822 opnieuw in ere hersteld.
Niets resteert nog van de kerk die bestond in het midden van de 11de eeuw.  Zij is rond 1120 volledig gereconstrueerd in de Romaanse stijl.  Deze kerk bezit een basicaal schip dat niet overwelfd is en 5 traveeën bezit.  De gevel en de grote boogreeksen in het noorden zijn vandaag de laatste restanten met eveneens een zijdelingse klokkentoren ten noorden van het koor.  Van het koor in deze periode weet men niets meer af.  In de loop van het laatste kwart van de 12de eeuw is deze vervangen door een nieuw, in de eerste Gotische stijl dat zich samenstelt met 3 traveeën waaronder een rechthoekige apsis met vlak kooreinde en waarbij de 2de travee naast een kleine, vierkante kapel aan de noordelijke zijde, naast de basis van de klokkentoren.  Rond 1200 is een andere vierkante maar grotere aangebouwd ten zuiden van de 2, eerste koortraveeën.  Zij vertoont zich aan de buitenzijde als een zuidelijke kruisbeuk van het transept.  In de loop van de 16de eeuw ondergaat de kerk belangrijke wijzigingen met een asymmetrisch schip en waarbij de 2, eerste koortraveeën van het koor in één enkele travee wordt omgezet.
De eerste wijzigingen, na 1530, verklaren zich door de slechte staat van het gebouw naar aanleiding van de Honderdjarige Oorlog en verwijzen naar gedeeltelijke vernielingen.  Zij betreffen de totale reconstructie van de beide zijbeuken van het schip; de 2 laatste boogreeksen ten noorden van het schip die door 1 enkele boog van grote omvang is vervangen; en de 2 eerste koortraveeën waarvan de gewelven en de steunen zijn afgebroken en plaats gelaten hebben voor de basissen ten noorden van de tussenliggende gordelboog.  De basissen zijn u de enige getuigen van de oude staat van het koor.  De 2 gewelven zijn vervangen door een laat flamboyant gewelf begrensd door 2 eveneens flamboyante gordelbogen ten westen en ten oosten.  De steunen van de gordels zijn slecht aangebracht en moesten enkele jaren later vervangen worden.  De herneming luidt de 2 herwerkingscampagnes in die in de Renaissancestijl wordt uitgevoerd.  Het bestaan van 2 te onderscheiden campagnes is bewezen door de onsamenhangendheid tussen de gordelbogen en hun steunen, en door het verschillend profiel van de zuidelijke gordelboog naar de zuidelijke kruisbeuk toe die eveneens herdaan is.  Men stelt zich niet tevreden om de gebreken op te lappen maar men richt nieuwe, grotere gordelbogen op ten zuiden van het schip en voorziet een ribgewelf.  Ondanks deze slecht bedachte tussenkomsten blijft de kerk van grote interesse.  Op 20 januari 1913 is de kerk als historisch monument geklasseerd.  De integrale restauratie is sedert 2014 van start gegaan.  Einde 2016 zijn de daken en de buitenste verheffingen reeds voltooid met uitzondering van de zuidelijke zijbeuk.


De klokkentoren.
De kerk bezit een zijdelingse klokkentoren, ten noorden van het koor, en geen open centrale klokkentoren, kenmerkend voor het grootste gedeelte van de kerken van de 12de en de 13de eeuw, in het noorden van het historische Île-de-France. 
De basis van de klokkentoren met zijn tongewelf vormt het oudste gedeelte van de kerk.  Ook vindt men hier geen enkel spoor terug van een venster aan de noordelijke zijde.  Boven de basis verheffen zich 3 verdiepingen.  Er is een horizontale scandering tussen de 1ste en de 2de verdieping, en tussen de 2de en de 3de verdieping.  De platte steunberen vallen terug langs een schuinte aan de overgang van de 1ste verdieping en beëindigen zich door een talud bovenaan de 2de verdieping zoals het de gewoonte was in de Romaanse periode, is de bovenste verdieping vrij van steunberen.  De 1ste verdieping vormt een soort van tussenverdiep, enkel met als doel om de toren voldoende hoogte te geven.  Hij is opengewerkt met 1 enkele rondboog in het midden van de noordelijke en westelijke zijde.  Een rij van spijkerkoppen kenmerkt het begin van de 2de verdieping.  Deze is echter in het westen herwerkt geweest en zijn bogen zijn volledig dichtgestopt in het oosten.  Aan de noordelijke zijde bemerkt me nog de oorspronkelijke opvatting.  Deze is doorbroken met 2 relatief nauwe rondbogen die breder schijnen te zijn dankzij de verlenging met colonnetten met kapitelen die de torische archivolten ondersteunen.  Een gootklos met modillons beëindigt de 2de verdieping uitgezonderd ten westen waar nog enkel een tablet overblijft.  De 2de verdieping is opengewerkt met 2 paarsgewijze bogen per zijde waarbij de archivolten zijn gebeeldhouwd met een rij van gebroken staven zoals te Courcelles-sur-Viosne en Labruyere, en met een rij van spijkerkoppen.  De gebroken staven zijn geregeld gebruikt bij de portalen.  Deze versiering is aan de oostelijke zijde verdwenen en het is nog enkel in het noorden dat elk van de bogen nog steeds versneden is in 2 nauwe boogreeksen door een centrale colonnet en een timpaan.  Deze geregeld voorkomende samenstelling treft men eveneens aan te Auger-Saint-Vincent, Béthisy-Saint-Martin, Chamant, Glaignes, Heilles, Jaux, Labruyere, Marolles, Morienval, Néry, Orrouy, Saintines en Saint-Vaast-de-Longmont.  Zoals de archivolten verdelen de 2 bogen eenzelfde colonnet voor een tussenstijl, de nauwe boogreeksen verdelen eenzelfde colonnet in het midden wat een totaal van 9 colonnetten met kapitelen per zijde van de klokkentoren geeft.  De hoogste verdieping beëindigt zich eveneens door een gootklos met modillons die op verschillende wijzen verdeeld zijn maar als bijzonderheid is de tablet met 4 rondbogen tussen 2 modillons uitgehold.  De oorspronkelijke overdekking moest een piramide in steen geweest zijn.




De westelijke gevel en de zijdelingse verheffingen.
De westelijke gevel van het schip is begrensd met 2 platte Romaanse steunberen waarvan deze links herdaan is op gans zijn bovenste gedeelte.  De gootmuren van het schip bezitten geen steunberen.  Boven de grote westelijke boog loopt een reeks van violetbloemen die zich verderzetten op een kort deel op het niveau van de imposten.  Deze versiering, geregeld vergezeld met sterren of diamantpunten, is kenmerkend voor de 12de eeuw en bevindt zich eveneens op de klokkentoren te Angy, op het kooreinde van Bailleval, op het zuidelijke portaal van Bury, bovenaan de noordelijke vensters van het schip van Cambronne-lès-Clermont en Marolles, op de westelijke portalen van Nointel en Saint-Vaast-de-Longmont,... en bij de ribben in het koor van Bonneuil-en-Valois ! Het portaal vormt een licht uitstekend geheel dat versierd is met een korte talud en zonder fronton.  Dit vooruitstekend gedeelte is sterk gewijzigd met de constructie van het portiek dat reeds lange tijd verdwenen is.  Boven de archivolt is het portaal gescandeerd door een schuin afgewerkte tablet dat onderbroken is door een verminkt bas-reliëf van de Liefdadigheid van Sint-Maarten.  De heel archaïsche archivolt is met 2 rijen van niet versierde sluitstenen met daarboven een band van schuin afgewerkte graten.  De rij van de onderste sluitstenen valt direct terug tot op de bevloering.  De bovenste booggordel wordt opgevangen door een dubbele, schuin afgewerkte tablet samen met deze van de binnenste booggordel waartussen 2 colonnetten met kapitelen zijn ingeplant.  De colonnetten zijn monoliet en de kapiteellichamen zijn gebeeldhouwd met hoekkrullen en ruwe palmetten, aan de krullen verbonden door de fijne twijgen.



De noordelijke gootmuur bezit een gootklos met modillons zoals bij de 2de verdieping van de klokkentoren en bovenaan de vensters vindt men dezelfde violetbloemen terug zoals bij de westelijke boog van het schip.





Apsis.
Op de zowel zuidelijke als noordelijke apsis alsook op de noordelijke kapel vindt men een gootklos terug in de Romaanse traditie die zich samenstelt met een ingewerkte voetring en kleine rondboogreeksen die terugvallen op de grijnzende maskers.  De bogen van de boogreeksen zijn gebeeldhouwd met spijkerkoppen.  De vensters bezitten een insprong naar buiten toe.  Deze van de apsis zijn begrensd met 2 colonnetten met kapitelen, van hetzelfde type als aan de noordelijke kapel, met daarboven een torische archivolt alsook een rij van violetbloemen die zich zijdelings verderzet tot aan de steunberen.  De grens van deze verlenging is benadrukt door een waterlijst met een ingewerkte voetring die rond de steunbeer loopt.  Deze steunberen met uitsprong zijn karakteristiek voor de 1ste Gotische periode.  Minder breed van hetzelfde type zijn de steunberen van de noordelijke kapel.  Hun uitsprong is omringd met een voetring, zonder dekstukken noch kapitelen.  Boven de bogen loopt een band met lijstwerk die zich samenstelt met 2 lijstjes gescheiden door een hollijst en zich horizontaal verderzet op het niveau van de imposten vooraleer verticaal naar beneden te lopen met 2 aanzetten in de lengte van de steunberen.  Hier kenmerkt geen enkele band de grens van de overgang.





Bronnen.
- Eugène Lefèvre-Pontalis in L'Architecture religieuse dans l'ancien diocèse de Soissons au XIe et au XIIe siècle, tome II; Editeur, E. Plon, Nourrit et Cie; Paris 1897 te lezen in worldcat.org.
- Dominque Vermand in Eglises de l'Oise, canton de Crépy-en-Valois:Les 35 clochers de la Vallée de l'Automne; Départemental de Tourisme de l'Oise 1996.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: