Zoeken in deze blog

woensdag 13 juni 2018

Eglise Notre-Dame-de-l'Assomption te Haravilliers (Val d'Oise 95)

Eglise Notre-Dame-de-l'Assomption 
te Haravilliers

Geschiedenis.
De geschiedenis van de kerk kan enkel vermeld worden door haar verschillende samenstellingen en hun archeologische analyse.  De meest oude gedeelten zijn Romaans en dateren van het midden van de 12de eeuw met de westelijke gevel, het portaal niet meegerekend, en de zuidelijke gevel van het schip, meer bepaald zijn zuidelijke zijbeuk.
De kerk werd reeds in de daaropvolgende eeuw vergroot, een periode die teruggaat tot de oprichting van de noordelijke kruisbeuk van het transept.  Deze kerk moest een kruisvormig plan gehad hebben en hield een centrale klokkentoren in.  In de 14de eeuw zijn het koor en zijn zijbeuk herwerkt maar dit gedeelte van de kerk moet teruggaan tot de 13de eeuw.  Zoals bij het merendeel van de kerken in het Franse Vexin bracht de Honderdjarige Oorlog heel wat schade toe tijdens het tweede kwart van de 15de eeuw.  Het is waarschijnlijk ook om deze reden dat de centrale klokkentoren werd weggehaald en de huidige klokkentoren is gebouwd op het einde van deze eeuw.  Het schip en de noordelijke zijbeuk zijn herwerkt in de 16de eeuw en alle gewelven werden herdaan.  Een grote kapel van 2 traveeën is toegevoegd ten noorden van het koor, duidelijk in de Renaissancestijl.  Niets werd er aan de kerk ondernomen in de 17de eeuw maar in de 18de eeuw ziet men de constructie van een nieuwe westelijk portaal in de Klassieke stijl.  Uiteindelijk werden er belangrijke restauraties ondernomen in de 19de eeuw.
Het gebouw werd als historisch monument geklasseerd op 02 augustus 1915.

Beschrijving.
Onregelmatig georiënteerd stelt de kerk een sterk onregelmatig en asymmetrisch plan voor dat nog steeds toestaat om het oorspronkelijk kruisvormig plan te ontwaren, benadrukt rond de oude kruising van het transept.  De centrale beuk telt 6 onregelmatig langwerpige traveeën waarvan de 3 eerste overeenkomen met het schip, de vierde met de oude kruising van het transept en de 2 laatste van het koor.  De hoogte van de hoofdbeuk blijkt onregelmatig over zijn ganse lengte maar de breedte vermeerdert licht vanaf de oude kruising daar de grote boogreeksen in het noorden de rechte lijn doen afwijken.  De diepte van de traveeën verschilt volgens de gedeelten.  De traveeën van het schip met identieke afmetingen zijn korter, de oude kruising is vierkant, de eerste travee van het koor is dieper dan breed en de laatste travee heeft dezelfde diepte als de kruising van het transept.  Gans de centrale beuk is in het zuiden aanpalend met een nauwe zijbeuk die eveneens 6 traveeën telt waarbij de breedte en de hoogte onregelmatig  blijven op de ganse lengte.  De hoogte is trouwens identiek aan deze van de centrale beuk.  Een vergelijkbare kruisbeuk paalt aan het schip in het noorden.  Volgen dan de oude noordelijke kruisbeuk van het transept en 2 zijkapellen van het koor.  Deze traveeën zijn ongeveer 2 keer breder dan de kruisbeuken.  De noordelijke muur is parallel aan de grote boogreeksen van het zuiden en aan de zuidelijke muur vermindert de breedte van de 3 traveeën opeenvolgend naar het oosten, op hetzelfde moment als de breedte van de hoofdbeuk vermeerdert.  Aan dit geheel voegt zich de klokkentoren toe voor de vierde travee in het zuiden en zijn basis hield een kapel in die vandaag gebruikt wordt als opslagplaats.  Een sacristie is toegevoegd aan het kooreinde in de verlenging van de hoofdbeuk.  Het geheel van de kerk is overwelfd met kruisribben uitgezonderd de eerste travee van het schip en de kruisbeuken.  De kerk bezit 2 portalen; het westelijke portaal en een zijportaal in de tweede travee van de zuidelijke zijbeuk van het schip.  De structuur van de daken is ingewikkeld.  Het schip en zijn zijbeuken zijn in hun geheel overdekt door een hoog dak met 2 hellingen terwijl het koor in zijn geheel is overdekt met enkel de zuidelijke kruisbeuk.  De 2 kapellen ten noorden van het koor bezitten een zadeldak evenwijdig aan de as van het gebouw.  De oude noordelijke kruisbeuk is voorzien van een zadeldak loodrecht op de as van de hoofdbeuk.  Dit is eveneens het geval voor de klokkentoren waarschijnlijk om een puntgevel te bekomen naar het zuiden daar de zuidelijke verheffing is het best te zien van afstand.


De westelijke gevel en de zuidelijke verheffing.
De westelijke gevel en de zuidelijke muur, van de zijbeuk, zijn de oudste gedeelten van de kerk en in late Romaanse stijl.  Men kan deze dateren rond het midden van de 12de eeuw.  Het westelijke portaal gaat terug tot de 17de eeuw en is in klassieke stijl.  De deur in korfboog is begrensd met pilasters met daarboven een kroonwerk en vervolgens met een gebroken cirkelvormig fronton die plaats laat aan een rondboog zich openend onder een Romaanse boog.  Deze boog is versierd met een rij van violetbloemen die terugvallen op 2 maskertjes.  Een stenen kruis verheft zich voor het venster.  Buiten dit detail en de Sint-Jakobschelp in het midden van een guirlande bovenaan de ingang, is het portaal heel sober.  Bovenaan de puntgevel bestaat een niet versierde Romaanse boog die uitgeeft op de kapconstructie.  De zuidwestelijke hoek van de kerk is geflankeerd met een achthoekig traptorentjes die de kapconstructie bediend.  Als bijzonderheid beëindigt deze zich door een lantaarntorentje getooid met een stenen dak zoals bij de kerk Saint-Lucien van Bury.  Aan zijn middelste en bovenste uiteinden bekronen de gootklossen in diamantpunten het geheel.  Elk van zijn zijden is doorbroken met een rondboog begrensd met 2 zuilen die een groot deel van hun kapitelen hebben verloren en met daarboven 2 voetringen en een rij van diamantpunten.  De imposten zijn eveneens gevormd met diamantpunten.








De zuidelijke gevel van het schip bewaart 3 Romaanse bogen vergelijkbaar met deze bovenaan het westelijke portaal.  De vrijwel overvloedige afmetingen van deze bogen duiden het einde van de Romaanse periode aan.  Het zijportaal onderaan de tweede venster is niet versierd.  De gootklos die de muren beëindigd, is gegraveerd met een eenvoudige rij van zaagtanden.  De 2 steunberen tussen de eerste en tweede, alsook tussen de tweede en de derde travee, zijn identiek aan deze van de klokkentoren maar verlengen zich tot over de gootmuur van het dak en zijn getooid met een frontaal of kap, naar het zuiden georiënteerd wat een verwijzing schijnt naar het dak van de klokkentoren.





Bron.
Bernard Duhamel in Guide des églises du Vexin Français, Haravilliers; Editions du Valhermeil; Paris 1988.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: