Zoeken in deze blog

dinsdag 7 augustus 2018

Abdijkerk Saint-Pierre-et-Paul te Baume-les-Messieurs (Jura 39)

Abdijkerk Saint-Pierre-et-Paul 
te Baume-les-Messieurs


Beschrijving.
Binnenzijde.
Op het plan houdt de kerk een schip van 9 traveeën in met een uitstekende kruisbeuk, verder een koor van 2 traveeën geflankeerd met zijbeuken en een apsis van 5 gelijk samengestelde wanden.
Het schip staat in verbinding met de zijbeuken door grote rondbogen gezet op pijlers van een verschillend plan.  De ene zijn achthoekig, de andere rond en nog andere vierkant.  Men kan niet spreken van een regelmatige afwisseling daar de twee eerste pijlers achthoekig zijn, de tweede zijn vierkant, de derde rond, de vierde achthoekig, de vijfde vierkant, de zesde rond en de zevende, achtste en negende vierkant.  Men vermoedt niet dat er een symbolische betekenis zou zijn voor de achthoeken.  Maar indien er een regelmatige afwisseling zou geweest zijn bij de oprichting, naar de hypothese van M. Tournier die een aanwezigheid veronderstelde van een narthex voorafgaand aan de kerk, kan men daar de aanwezigheid veronderstellen van 2 ronde pijlers die nu verdwenen zijn.




In de 12de eeuw was het schip verlengd door een koor dat werd beëindigd door een halfronde apsis en deze geflankeerd met 2 absdiolen voorafgegaan van een koorruimte tussen koorhek en hoofdaltaar.
Links heeft het overgebleven gedeelte van de kruisbeuk zijn oorspronkelijk tongewelf bewaard net zoals de travee die de absidiool voorafging.  In het zuiden hebben de 2 traveeën van de kruisbeuk hun tongewelf behouden maar de zijdelingse travee van het koor is gewijzigd, waarschijnlijk in de 18de eeuw toen men de trap herwerkt heeft die toestond om direct af te dalen van de slaapruimte naar de kerk.


De zijbeuken zijn overdekt met hun oorspronkelijke graatgewelven.  De traveeën zijn gescheiden door ronde gordelbogen die recht op de zijmuren terugvallen op rechthoekige pijlers en aan de andere zijde op de grote pijlers van het schip.



De ronde en achthoekige pijlers van de hoofdbeuk zijn heel primitief getemperd door de kleppen die het mogelijk maken om het plan van de pijlers aan te nemen bij de vierkante terugval en zware kapitelen vormen.  Alle pijlers hebben geen basis waardoor bevestigd kan worden dat de kerk opgericht is voor de 1ste helft van de 12de eeuw.



Het koor zou heropgericht geweest zijn in het midden van de 13de eeuw alhoewel M. Tournier het wat later bestempelde, bij het einde van dezelfde eeuw of zelfs begin 14de eeuw.  Het is overkluisd met ribgewelven waarvan het rechthoekig profiel 2 voetringen tussen hollijsten inhoudt.  Dit profiel is zelfs in een achtergebleven regio zoals de Franche-Comté was, van voor 1250 moeilijk aan te nemen.  Aan de andere kant rusten deze nerven in het koor op een zuilenbundel van 3 colonnetten versierd met kapitelen met regelmatige knoppen en rusten op basissen met een lijstwerk van voetringen, gescheiden door een hollijst.  Dit alles duidt op het midden van de 13de eeuw.
De apsis is vanzelfsprekend van een latere periode met zijn prismavormige ribben die rusten op half ingemetselde zuilen.  Het zou hier gaan om een reconstructie onder abt Amé de Chalon, of toch verondersteld door deze, maar welk pas 50 jaar later werd afgewerkt onder abt Guillaume de Poupet.

Buitenzijde.
De buitenzijde van de abdijkerk van Baume-les-Messieurs is meer gewijzigd geweest aan de binnenzijde en stelt heel wat minder interesse voor !
De noordelijke zijmuur welke zit verzonken in de grond, heeft enkele vensters via het schip.  Het is vandaaruit dat men kan bemerken dat de vensters oorspronkelijk zonder gleuven waren en bijgevolg zonder vensters. 
Aan de zuidelijke zijde hebben de hoge vensters hun oorspronkelijk aspect behouden maar deze van de zijbeuken zijn volledig herwerkt geweest door hun vergroting zodat zij zonder enige karaktertrek zijn ondanks hun kleine drielobbige boogvulling.


De klokkentoren die zich op de zuidelijke arm van het transept verheft, is aan zijn basis helemaal Romaans met zijn platte en aaneengesloten steunberen en zijn kleine rondboogvensters die de schietgaten in herinnering brengen van sommige versterkte kastelen.  De heropgerichte bovenste verdieping, onder abt Amé de Chalon, is op iedere zijde doorbroken met paarsgewijze spitsbogen.  Hij is verlicht met een hele mooie spits in tufsteen van 8 wanden waarbij de hellende vlakken zijn versierd met een fries van rozetten.


Op de plaats van het vroegere Romaanse portaal dat zich achter de narthex inschreef, heeft men nu een Gotisch portaal ingeschreven dat door zijn heel late periode van begin 15de eeuw, de bijzonderheid heeft in rondboog te zijn.  Het was dus zo dat de restaurateurs verplicht waren om rekening te houden met de oorspronkelijke structuur.  Dit portaal is van lijstwerk voorzien met 4 voetringen, vrij van hollijsten.  Deze zijn gezet op colonnetten met kleine, bijna onversierde kapitelen en waarvan de basissen reeds de prismavormige van de 16de eeuw aankondigen.


In de steunmuren zijn 2 nissen uitgewerkt geweest met daarboven een boogreeks die nu 2 engelen herbergt, van een heel mooie makelij van de 16de eeuw maar die niet op hun oorspronkelijke plaats staan daar ze veel te klein zijn voor de nissen die ze herbergen.  Op de pijler in het midden staat een mooi beeld van " De Eeuwige Vader" en dateert van begin 15de eeuw.

Kloostergebouwen.
Het meest belangrijke deel van de oude kloostergebouwen is de noodkapel.  Het gaat hier eigenlijk om een oude wijnkelder die oorspronkelijk 5 traveeën inhield gescheiden door een topsierstuk van 4 zuilen die de kruisgewelven dragen waarvan de ribben enkel neerwaartse hoeken hebben.  Abt de Watteville die einde 17de eeuw zijn abdij wou wijzigen, heeft de wijnkelder verdeeld om een centrale ingang te maken.  Een volledige travee bevindt zich nu verborgen onder dit ingangsportaal en de laatste travee is in een verborgen hoek genomen.  De oorspronkelijke ingang is exact ten westen van deze wijnkelder gesitueerd om direct in de kloostergang uit te komen.






In het westen bevindt zich wat de kapittelzaal was en die in werkelijkheid een keuken was.  Het is een heel mooie zaal van de 13de eeuw waarbij de ribgewelven door de kapitelen met knoppen worden gedragen.
In de 16de eeuw werd de keuken herdaan en in deze periode heeft men oude materialen opnieuw gebruikt.  Het is hier dat men een mooi kapiteel van de 12de eeuw terugvindt die een terugval van de haard van de nieuwe keuken ondersteund.  In het appartement dat zich boven de keuken bevindt, bevindt zich een schoorsteen met daarop 4 kapitelen die waarschijnlijk kapitelen zijn van een kloostergang van de 12de eeuw zoals men ze eveneens elders in de kerk kan terugvinden.


Bovenaan de wijnkelder, welke abt de Watteville had veranderd in het verblijf van de abt, bevindt zich een serie van zalen met ribgewelven en prismavormige ribben die gelukkig behouden zijn door de eigenaar.
Van de Romaanse kloostergang blijven nog enkele kapitelen over die in de kerk zijn uitgestald of opnieuw gebruikt zijn in de gebouwen die hun originele bestemming verloren hebben.





Van de nieuwe kloostergang van de 15de eeuw bestaan nog enkel de schildbogen en enkele afbraaksporen van de gordelbogen en ribtakken, allen gezet op de driekwart bewaarde colonnetten.


Bron.
- Gustave Duhem in Congrès Archéologique de France; Franche-Comté 165ième session, Paris 1960.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: