Zoeken in deze blog

zondag 5 augustus 2018

Église Saint-Jean-Baptiste te Saint-Jean-de-Côle (Dordogne 24)

Église Saint-Jean-Baptiste 
te Saint-Jean-de-Côle


Geschiedenis.
Tussen 1086 en 1099 heeft bisschop Renaud de Thiviers deze priorij gesticht en de priorij onder de regel van de heilige Augustinus geplaatst.  Er waren heel vlug 16 reguliere kanunniken.  De bouw van de priorij nam niet onmiddellijk een aanvang maar na talrijke schenkingen was een deel klaar rond het midden van de 12de eeuw.
In 1173 bevestigde Pierre Mimet deze schenkingen.  Een bull van 1192 vernoemt de bezittingen van de priorij.  In 1305 ontvangt deze het bezoek van Bertrand de Goth.  In 1394 maken de Engelsen er zich meester van en versterken de priorij maar in 1404 zijn de Fransen er opnieuw meester.  De 15de eeuw betekende het begin van het verval van de kerk en de priorij.  Een protestantse bezetting versnelt het verval op het einde van de 16de eeuw en vervolgens doet de commende het religieuze leven nog meer verzwakken.  Het jaar 1635 is de stichting van de congregatie van al de reguliere kanunniken met aan het hoofd ervan, de abt van Sainte-Geneviève te Parijs; vandaar de benaming Génovéfains gegeven aan deze religieuzen.  Saint-Jean-de-Côle sluit zich aan bij deze organisatie.  In 1669 versterkt deze voor een bepaalde tijd het monastieke leven maar spoedig zet het verval zich opnieuw in. 
In 1789 bevinden er zich nog slechts 3 religieuzen in de priorij en zullen er met de Revolutie verdreven worden.  In 1801 wordt de kerk een parochiekerk.  In 1877 herneemt het monastieke leven er zich met de norbertijnen maar deze verdwijnen er in 1904.  De kerk werd als historisch Monument geklasseerd in 1862 en sindsdien heeft zij talrijke restauraties ondergaan.

Beschrijving.
Het plan van de kerk wordt gevormd rond één travee van het schip onder een koepel.  Deze travee beëindigt zich in het oosten door een polygonale apsis omkaderd met 2 straalkapellen, schuin afgesneden geënt op de travee van het schip.  De noordelijke verheffing met de apsis en de 2 kapellen is moeilijk zichtbaar daar deze uitkomt op een privédomein. De zichtbare zuidelijke verheffing is het meest herwerkte gedeelte.


Buitenzijde.
Het geheel is opgebouwd met een heel mooi regelmatig metselwerk van grijze en ruwe graniet.  Enkel de kapitelen en de omkaderingszuilen van de bogen zijn in kalksteen.

  
De westelijke verheffing is onafgewerkt gebleven en verminkt door afbraak.  De gevel is er gevormd door een gebroken boog waar ze van een afsluitstuk is voorzien door een dichtgestopte muur.  Hierin opent zich een rondboog met portaal onder een gebroken boog.  De zuidelijke pijler van de boog verraadt de aanvang van een boog en afbraakstenen van de zuidelijke gootmuur.  Dit is heel goed zichtbaar dat men kan veronderstellen dat de kerk zich in het westen verderzette door een travee onder een koepel van 8m50 diameter.



Deze verheffing wordt gedomineerd door een onregelmatig langwerpige klokkentoren.  Deze wordt doorbroken door 5 bogen op 3 verdiepingen aan de westelijke zijde en met 4 bogen op 2 verdiepingen aan de noordelijke en zuidelijke zijde.


De opzet van de apsis en de straalkapellen is van een vijfhoekig plan.  Zij worden aan iedere zijde versierd met een gebroken boog met ingelegd versiersel die terugvallen op steunbeerzuilen.  De kwartronde gootklossen van de apsis worden gedragen door modillons gebeeldhouwd met mensenmaskers, monsters, varkenssnuiten, afgesneden koppen, tonnetjes, gleuven, een obscene slangenfiguur en strijders.  De bogen hebben een booglijst versierd met een zware torische voetring die terugvalt op colonnetten van dezelfde omvang en waarbij hun kapitelen versierd zijn met gebladerte en monsters.






De steunbeerzuilen van de noordelijke straalkapel heeft enkel ruwe kapitelen met een dun kwartrond dekstuk.  De apsis bezit enkele interessante kapitelen.  Van het noorden naar het zuiden figureert Daniël tussen 2 leeuwen.  Bij het tweede bewerkt God het hoofd van de mens.  Beide personages zijn onder een boog die omkaderd is met een engel met ontplooide vleugels en met een boog waarin zich een personage inschrijft met een kruisvormige stralenkrans.  De derde stelt de Roes van Noë voor; twee personages waarbij de ene rechtstaand, de andere liggend, verschijnen achter een wijnstok.  De vierde is onherkenbaar geworden door de vernielingen.  Hierbij omkaderen 3 bogen er 3 rechtstaande personages.



De zuidelijke straalkapel is op 2 van zijn 3 zijden bekleed met een muur waaraan men de oude gootklos en zijn modillons heeft bevestigd.  Twee kapitelen van de steunbeerzuilen zijn er nog zichtbaar.  Deze in het oosten is gebeeldhouwd met elegante kapitelen.  Deze in het westen stelt Maria Boodschap voor waarbij links een engel zijn enorme vleugels ontplooit en zich naar Maria begeeft.  Deze is in het midden gezeten op een bisschopstroon.  Rechts is het personage met moeite zichtbaar.









Een sacristie van de 17de eeuw met een klassiek portaal is tegen de apsis en de noordelijke straalkapel gebouwd.  Symmetrisch bestond er ten zuiden van de apsis, een kapel overwelfd met ribben.  Het verbindingsspoor van de apsis en de 2 straalkapellen ziet men op een onregelmatig afgeronde muur met bogen doorbroken.  Deze onversierde muren vormen een grote tegenstelling met de elegantie van de apsis en de kapellen.



De zuidelijke verheffing van het schip vertoont zijdelings een uitstek waarin zich een traptoren bevindt met eveneens een portaal met 2 gebroken boogringen en van lijstwerk voorzien met voetringen en een archivolt met spijkerkoppen.  Bovenaan zou een ontlastingsboog het spoor kunnen zijn van een naakte boog.

Binnenzijde.
Hier verschijnt het architectonisch geheel volledig met de enige travee van het schip onder een koepel.  In het oosten heeft de polygonale apsis de vorm aan, omkaderd met 2 kapellen van dezelfde afmeting en samenstelling en deze voegen zich samen in de as van het schip in.  Hiervoor heeft men in het oosten de grote bogen van de koepel moeten afslanken.



Deze meest ruime koepel in de Périgord heeft het door een mirakel, de tand des tijds doorstaan.  Deze is ontlast gebleven van het gewicht van zijn kapconstructie welke na verschillende hernemingen tijdens de Honderdjarige Oorlog en in 1787 was ingestort.  De grote gebroken bogen grenzen aan de kromming van de pendentieven die 14 tot 18 aanzetten bevatten en terugvallen op de pijlers met scherpe hoeken.




De apsis en de straalkapellen zijn vergelijkbaar in plan en verheffing.  Zij zijn overwelfd in halfkoepel.  Hun bogen zijn onversierd of herdaan geweest waarbij verschillende een versiering met voetringen hebben en terugvallen op de colonnetten.  De zuidelijke kapel bewaart het grafmonument van een abt onder een grafnis in rondboog.  De kapitelen zijn gedrongen en massief.  Zij zijn gebeeldhouwd met slanke en lange figuren.  De engel van de Aankondiging en deze die naar God kijkt die het hoofd van de mens bewerkt, zijn met uitzonderlijke mooie delen gedaan.  De uitgestrekte, harmonieus ontplooide vleugels zijn gebeeldhouwd met een uiterste verfijning.






Een discrete invloed uit de Limousin openbaart zich hier langs de decoratieve voetringen van de bogen.  Het gedeelte met de koepel is volledig onder invloed van de Périgord.

Bronnen.
- Jean Secret in Perigord Roman; Editions Zodiaque, "La Nuit des Temps" 27, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1979.
 - Jean Secret in Itinéraires romans en Périgord; Editions Zodiaque, "Les travaux des mois" 16, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1977.
 - Jean Secret in Promenades en Périgord roman; Editions Zodiaque, Itinéraires culturels, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 2002.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: