Eglise Notre-Dame-de-l'Assomption
te Thiviers
Beschrijving.
De kerk Notre-Dame is van het kruisvormige plan. Zij was aanvankelijk overwelfd met koepels die na geruïneerd te zijn, vervangen werden door ribgewelven.
Een rechte travee, overwelfd met een tongewelf, gaat het schip vooraf en draagt de sokkel van de klokkentoren. Deze werd misvormd tijdens een moderne periode. Het schip houdt een korte travee in, overwelfd met ribgewelven en vervolgens een vierkante travee overwelfd met ribben in stervorm welke in 1515 een koepel verving. Verschraald met gebroken steunbogen dragen de gootmuren van het schip een triforium aan de binnenzijde doorlopend over de pijlers die de terugval van de gordelbogen ontvangen.
De kruising van het transept was eveneens overwelfd met een koepel die door de zichtbare overhelling van de steunpijlers geruïneerd werd. In 1511 heeft men deze vervangen door een gewelf van ribben in stervorm. De grote gebroken bogen vallen terug op 8 zuilen met steunmuren met hierboven de kapitelen. De kruisbeuken die aanvankelijk overwelfd waren met een tongewelf zijn vervangen door ribben. Een soort van trapeziumvormige absidiolen openen zich op de kruisbeuken. Waarschijnlijk zijn deze voorafgegaan door oude, afgeronde absidiolen. Hun ingang in rondboog valt terug op de zuilen met gebeeldhouwde kapitelen van monsters die mensenhoofden opslokken. De ruitvormige dekstukken zetten zich verder in een band op de zijmuren.
Het koor waarvan het platte kooreinde een afgeronde apsis heeft opgevolgd, is overwelfd met ribben die in het westen terugvallen op de zuilen die de oudere zuilen met gebeeldhouwde kapitelen verlengen. In het oosten laat de terugval zich gelden op de hoekzuilen met gebeeldhouwde kapitelen van maskers en leliebloemen. De gootmuren zijn versierd met gebroken steunbogen. Het kooreinde dat aan de buitenzijde afgerond is, wordt doorbroken meteen hoge Gotische boog in de as en omringd met een voetlijst die terugvalt op de colonnetten van dezelfde diameter.
Het geheel van het gebouw is herhaaldelijk bijgewerkt. Zijn voornaamste interesse huist in de kwaliteit van de kapitelen van het transept, de triomfboog en het koor.
Deze van het koor zijn van een heel primitieve maar pittoreske uitvoering. Later heeft men deze kapitelen van de 11de eeuw vervangen tijdens een bijwerking van het koor in de 12de eeuw. Het naburige kasteel van Veaucourt bezit nog een Romaans kapiteel welk toebehoorde aan het koor. Deze welke zich nog op hun plaats bevinden in het koor stellen achtereenvolgens voor; een neergehurkte man met zijn voeten op de astragaal en zijn handen onder zijn dijen stekend om een pijnappel vast te grijpen met hierbij een arend die hierin pikt; een bespottelijk masker; een derde figuur als een soort van danseres met balletrokje naast een leeuw die met zijn klauwen een been grijpt en tenslotte 3 personages die 2 per 2 aan hun puntvormige baard trekken.
De 8 kapitelen van de kruising van het transept zijn nog interessanter. Hun heldere en zeer hoge kapiteellichamen zijn met vaardigheid gebeeldhouwd tussen een torische astragaal en een dekstuk versierd met dammotief, met elegante palmetten of honinggraten.
Deze van de zuidwestelijke pijler zijn gebeeldhouwd met aan de ene zijde rankenversiering en gebladerte en aan de andere zijde met tov elkaar gestelde viervoeters met monsterlijke hoofden voor 2 lichamen en dragend op hun achterdeel kleine, menselijke personages met verheven handen die een oefening van acrobatie schijnen te doen.
Aan de noordwestelijke pijler vertoont één van de 2 kapitelen aan zijn hoeken 2 enorme monstermuilen met scherpe hoektanden. Zij slokken personages op waarvan het gezicht reeds verdwenen is en die zich vasthouden met de armen aan de takken van een centrale boom welke zich beëindigd in de oren van de monsters. Deze personages zijn gekleed met een soort van jacquet met gordels met een zware cirkelvormige gesp.
De andere stelt eveneens 2 monstermuilen voor die personages opslokken maar deze keer is het lichaam reeds doorgeslikt en enkel de gezichten rijzen op uit de muil van de monsters. Deze monsters zijn ingeschreven in de rankenversiering versierd met hechtranken waaraan de armen van de opgeslokte personages zich vasthouden. Deze personages hebben serene gezichten die geen enkele angst weergeven. In deze verslindende monsters met enorme hoektanden ziet men geen dieren die vrijstelling geven aan een duivelse straf maar de gulzigaards die eten en hun prooi teruggeven zoals met de walvis van Jonas als een soort van mirakel die de bevrijding van de mens door God symboliseert.
Ten noordoosten van de kruising van het transept figureert één van de kapitelen 2 rechtstaande personages die een derde hard toetakelen door hem aan de haren en de hals te trekken. De rechtse draagt een soort van schop doorboord met een cirkelvormig gat. Het andere kapiteel herbergt aan de hoeken tov elkaar gestelde leeuwen die in bladstengels bijten en omringd zijn met een rozen met 6 blaadjes.
Ten zuidoosten van de kruising figureert het kapiteel van de triomfboog aan de hoeken, bollige bomen. Aan de voorzijde logeert tussen hen een leeuw die door Samson wordt bedwongen. Hij zit wijdbeens op het roofdier waarvan hij de kaken uit elkaar trekt. Op de zijkanten verheffen personages de armen en dragen een kroon.
Op het laatste kapiteel vertoont de voorzijde een rechtstaande Christus met verheven armen die in zijn linkerarm een hostie vasthoudt en rechts de sleutels aan Petrus doorgeeft. Links verschijnt Magdalena die een vaas met parfum draagt. Zij heeft een gelijkmatig gezicht met gevlochten haren. Zij draagt een rok met parallelle, horizontale plooien en onderaan afgezet met een zoom versierd met zaagtanding. De gezichten zijn heel fijn getrokken. Het geheel is doordrongen met een grote waardigheid en een soort van discrete spiritualiteit.
Bronnen.
- Jean Secret in Périgord roman; Editions de Zodique; la Nuit des Temps 27; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre qui Vire 1979.
- Jean Secret in Itinéraires romans en Périgord; Editions Zodiaque, "Les travaux des mois" 16, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1977.
- Jean Secret in Promenades en Périgord roman; Editions Zodiaque, Itinéraires culturels, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 2002.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten