Zoeken in deze blog

dinsdag 7 augustus 2018

Eglise Notre-Dame-de-l'Assomption te Saint-Geniès (Dordogne 24)

Eglise Notre-Dame-de-l'Assomption 
te Saint-Geniès

Geschiedenis.
Toen de kerk van Saint-Geniès in 1168 in de documenten verscheen, was zij reeds toegewijd aan de heilige Maagd en hing zij af van Saint-Amand-de-Coly.  In 1283 was zij voorzien van 2 bedienaars.  De begevers waren er de bisschop voor de priester en de abt van Saint-Amand-de-Coly voor de priorij die verbonden was aan de kerk.  De abt van Saint-Amand sprak de hoge en lage rechtspraak uit op het grondgebied van de parochie.
In 1570 verklaarde Jean de Gontaut in zijn testament om opgebaard te worden in  de kerk van Saint-Geniès als heer van de plaats.  De Gontaut bezaten er de heerlijkheid sedert het huwelijk van Richard de Gontaut, als kapitein van Montignac onder koning Karel VI van Frankrijk, met de erfgename van Salignac.  Hetzelfde document vermeldt dat er zich te Saint-Geniès, een geruïneerd hospitaal bevond en dat Jean de Gontaut verlangde dat zijn erfgenamen dit restaureerden.  De familie de Gontaut deelden de heerlijkheid van Saint-Geniès met een andere familie, de Lassalle, en het grondgebied van de parochie bestond uit nog een andere heerlijkheid, deze van Peluezy.   Deze feodale situatie had enkele gevolgen voor de structuur van de kerk vooral voor de verdeling van de opbrengsten tussen de priorij en de pastoor.  Deze werden in 1772 samengevoegd ondanks de tegenkanting van de bewoners.
In 1883 was de afhankelijkheid van Saint-Amand nog slechts een vage herinnering en de priester verklaarde in een onderzoek dat zijn kerk had afgehangen van een monnikenklooster.  Hij liet meer de noodzaak blijken om de kerk te vergroten.  Hij stelde voor om de gevelmuur te laten afbreken en de kerk met 10 tot 12 voet verder uit te breiden, en een zijdeur te laten doorbreken om de grote verwarring tijdens de vieringen te voorkomen.
De verlangde veranderingen werden niet gerealiseerd maar in 1872 werden grote werken ondernomen om het gebouw meer ruimte en licht te verschaffen welke tot dan als somber en vochtig werd beschouwd.  Men bracht 3 vensters aan in het koor waarvan enkel een venster in de as bestond en als model diende voor de overige, het timpaan van het portaal werd vervangen door een opvulling van een versierde steen met een venster en men hernam eveneens de basis van de klokkentoren om een tribune te installeren.
De eerste werkcampagne werd van 1901 tot 1906 vervolgd met een tweede restauratie geleid door Démery, een architect van Périgueux.  Het project voorzag de aanleg van een sacristie en een venster in het zuiden, een bijzetting van een schrijn in het noorden en de overwelving van het schip.  Oorspronkelijk werd een tongewelf voorzien maar uiteindelijk voorzag men er een overwelving met ribben.  Tenslotte verving men de gedeelten van de gootklos van het koor en men herdeed de binnenste staat van de kerk.
De apsis van de kerk werd op 18 september 1925 geklasseerd als historisch Monument.  Op 23 augustus 1943 werd deze klassering uitgebreid tot de rest van de kerk.
In de jaren 1960 waren de ingestorte daken het voorwerp van een mooie restauratie.
De kerk van Saint-Géniès lijkt nu merkwaardig genoeg ingesloten.  De ophoging van de weg van de 19de eeuw is hiervoor verantwoordelijk.  In de nabijheid verheft zich een klein, versterkt kasteel dat in de 19de eeuw herwerkt werd.  Men weet niet meer of het gaat om het kasteel van de heerlijkheid van Saint-Geniès waarvan de oorspronkelijke plaats zich ten zuidoosten van de kerk bevindt waar zich nu de ruïnes bevinden van het middeleeuwse kasteel van de 12de eeuw.



Beschrijving.
Het gebouw stelt zich samen uit een schip en een koor van het polygonale plan aan de buitenzijde en halfrond aan de binnenzijde, overwelfd in halfkoepel en voorafgegaan van een travee met tongewelf waarin zich ten noorden een eerste kapel opent.   Het schip, nu overwelfd met 2 kruisgewelven, stelt zich samen uit 2 traveeën waarin zich 4 kapellen openen.  Eén wordt in het noorden overwelfd met ribben, de 3 andere in een gebroken tongewelf.  Tussen de 2 noordelijke traveeën werd een preekstoel uitgewerkt in de dikte van de pijler die de kapellen scheidt.  Voorafgaand aan het schip vormt een zware, vierkante klokkentoren, de narthex.
Het geheel is overdekt met grote, platte schaliën en opgericht in een homogeen metselverband; met maatstenen aan de hoeken, de steunberen en de omkadering van de vensters; vierkante breukstenen en aanzetten voor het metselverband van de aankleding van de muren.  Steengroeven bestonden te Saint-Geniès tot in de 19de eeuw.  Het zijn hier stenen van Saint-Geniès en van Breyedelle die men heeft gebruikt tijdens de restauraties.  Ondanks deze zichtbare homogeniteit van het metselwerk, wat de studie van Saint-Geniès en andere gebouwen in de regio bemoeilijkt, onderscheidt men toch verschillende campagnes.



Het koor schijnt te dateren van de Romaanse periode, zowel door zijn structuur als door zijn decor.  De boogreeks die de apsis versiert, rust op de tussenliggende, sterk aangetaste massieve kapitelen op zuilen met basissen die gevormd zijn met 2 voetringen van ongeveer gelijke dikte en gescheiden door een hollijst.  De 4 achterste zuilen rusten op een gemetselde zitbank.  De 2 zuilen die de triomfboog ondersteunen, rusten op de bevloering.  De vensters die de apsis verlichten zijn modern met uitzondering van de middelste.  Een kleine, moderne ingang is in het zuiden doorbroken bij het begin van de 20ste eeuw.  Op een steen van de vierde aanzet van de pijler waaraan de zuidelijke zuilen zijn toegevoegd, bemerkt men een kenteken van de steenhouwer in L, eveneens zichtbaar op de buitenste hoekverbindingen van het kooreinde.








In de rechte travee, aan de noordelijke zijde, opent zich langs een grote, gebroken boog, een kleine kapel overwelfd met ribben die terugvallen op de sluitstenen.
In de eerste travee van het schip, met een recente overkluizing, openen zich 2 kapellen.  Deze in het zuiden is lichtjes uitstekend op de binnenzijde van de muur van het schip, en een waterlijst corrigeert daarboven de gootmuur.  Een nis voorbestemd voor een beeld is uitgewerkt in de oostelijke terugval van de triomfboog.  Een kleine venster in gebroken boog verlicht deze kapel.  In het noorden opent zich eveneens een andere kapel langs een grote gebroken boog.
Tussen deze kapel en deze die zich opent ten noorden van de tweede travee bevindt zich de preekstoel in de dikte van de muur.
De volgende kapel is overwelfd met een gebroken boog.  Een dichtgestopte deur opende zich in het noorden en gaf waarschijnlijk een directe toegang tot het kasteel.  Een identieke kapel opent zich in het zuiden.





In de noordwestelijke hoek van de travee onder de klokkentoren houdt een klein torentje, genomen in de dikte van de muur, de wenteltrap in van de klokkentoren.
Aan de buitenzijde zijn de 5 wanden van de apsis bekroond door een boogreeks die rust op de gebeeldhouwde modillons.  De vorm in lichte hoefijzerboog van sommige bogen staat een precieze en onbetwistbare toenadering toe met de vergelijkbare boogreeks zichtbaar onder het portaal van de kathedraal van Sarlat.  Deze vorm bekomen door de schuine profilering van de dekstukken van de modillons en het gebruik van brede draagstenen, verminderen met 3 elementen het metselverband van iedere boog en de stijl van de gezichten die de modillons vormen.  Hier blijft de bestemming van de boogreeks en de rol van de muur die ze draagt, in het duister.  De boogreeks ondersteunt een half tongewelf dat zich steunt op de zuidelijke flank van het torenportaal en alles laat vermoeden dat dit dateert van een vroegere periode. De ankerstenen van de apsis dragen verschillende tekens van de steenhouwers met een L en een T.









De zuidelijke verheffing van het gebouw is gekenmerkt door verschillende breuklijnen; de ene door de toevoeging van 2 kapellen, de andere door de toevoeging aan de eindmuur van de eerste kapel en van de zuidoostelijke steunbeer van de klokkentoren.


Aan de westelijke verheffing opent zich het portaal.  De opvulling van het timpaan is modern, maar het lijstwerk van de voetmuren dateert van het einde van de 14de, begin 15de eeuw. 


De Romaanse kerk schijnt opgericht te zijn op een homogene manier.  Zij hield een rechthoekig schip in van 25 meter lang en 11 meter breed evenals een halfrond koor binnenin, met 5 wanden aan de buitenzijde.  Deze elementen zouden dateren van de tweede helft van de 12de eeuw. 
Op dit eenvoudig en traditioneel gebouw werden kapellen ingevoegd, waarschijnlijk van de plaatselijke heren voor 3 onder hen en een belangrijk klokkentoren-portaal.  De eerste kapel opent zich in het koor en zou dateren van het einde van de 13de eeuw.  De tweede kapel draagt de wapens van de Carbonnières die pas heer werden van Pelvezy na 1424.  Zij is waarschijnlijk enige tijd na het klokkentoren-portaal aangebracht op het einde van de 15de eeuw.  De 3 andere, bescheiden kapellen schijnen van een latere periode te dateren.

Bronnen.
- Jean Secret in Périgord roman; Editions de Zodique; la Nuit des Temps 27; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre qui Vire 1979.
- Jean Secret in Itinéraires romans en Périgord; Editions Zodiaque, "Les travaux des mois" 16, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1977.
 - Jean Secret in Promenades en Périgord roman; Editions Zodiaque, Itinéraires culturels, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 2002.
- Philippe Araguas in Congrès Archéologique de France, 187ième session 1979; Saint-Geniès p 18 à 24; Paris 1982.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: